Men vraagt, maar oom Frans kan zijn draai niet meer vinden I Nederlands oudste piatenprogramma „Men vraagt en wij draaien" verdween met Veronica in de Noordzeegolven t fï M j, V Amsterdam In het keurig gewitte trapportaal van zijn Amsterdamse étagewoning betuigt oom Frans tot voor kort via Radio Veronica te beluisteren gelijk uitvoerig zijn spijt over onze komst. Een warme, meelevende hand kan er nog wel af, maar de scepsis van Frans Nienhuys over het fenomeen journalist blijft daarna fier overeind. „Ik had u eigenlijk af willen bellen", deelt hij goudeerlijk mee, „want ik heb een beetje mijn buik vol van de pers, begrijpt U? Dat is beslist niet persoonlijk bedoeld hoor. U bent waarschijnlijk een beste, brave man, die geen vlieg kwaad doet. Maar hoe weet ik dat? Die jongeman van Accent zag er ook keurig uit. Heel beleefd en aangenaam. We hebben samen nog een glaasje gedronken en toen hij wegging wenste hij me zelfs het allerbeste voor de rest van mijn leven. Kunst tegenover een man van 69, zult u zeggen. Maar het gaat om het gebaar. Toch schrijft hij dat afschuwelijke verhaal, waaruit ik naar voren kom als een sentimentele grijsaard, die koppie krauw speelt met zijn teerbeminde vrouw en leeft in een soort ouwe mannen-reservaat, waar hij de lammen troost. Hij noemt me de zieleherder der zielepoten en de vertrooster der verdrukten. Akkoord, het allitereert geweldig en de jongeman zal die woorden zeker uiterst voldaan hebben opgeschreven. Maar het jammere is wel, dat het LEUGENS zijn. Kijk, ik sta niet onverschillig tegenover het leed van mijn medemensen. Ik ben weliswaar niet aangeslo ten bij een kerkgenootschap, maar ik probeer wel als een goede christen te leven. Maar in die 39 jaar heb ik nooit meer dan één zielig geval per keer in mijn verzoekplatenprogramma „Men vraagt en wij draaien" behandeld. Misschien waren het er soms twee. Ik wil daar achteraf niet over gaan twisten. Je krijgt nu eenmaal soms brieven onder ogen, waarvan je denkt: als ik die niet snel afhan del, hoeft het al niet meer. Maar dan nog blijft het unfair om te schrijven over „ome Frans, die een aanslag pleegde op de traanklieren van zijn overge voelige luistervrienden". Alsof ik nooit vrolijke plaatjes gedraaid heb. Nooit Gilbert O'Sullivan of Vera Lynn, die ik zelf zo bewonder. Of een fijne jodelmelodie of een meeslepend operette-fragment. Juiste dosering De waarheid is, dat ik juist altijd heb gestreefd naar een verantwoorde dosering. Hoe verklaart u het anders', dat ik het zolang heb volgehouden? Ik had nota bene het oudste verzoekplatenprogramma van Nederland. Noem mij één collega, die me kan nazeggen, dat hij één en hetzelfde pogramma 39 jaar heeft gehad. Denk maar niet verder na: die is er niet. Volgend jaar zou ik mijn jubileum hebben gevierd en Dick Dubois had al beloofd, dat hij er een geweldig feest van zou maken. Carré werd afge- „Je moet een keiharde zijn ais het leed van de mensen je onberoerd laat" huurd en alle grote artiesten zouden daar tot diep in de nacht optreden. Dat was natuurlijk een heer lijk moment in mijn leven geweest Maar helaas. Het heeft weer niet zo mogen zijn. De zoveelste klap in mijn leven, die ik overigens manmoedig verwerk. Ook dat leer je. Toen de Vara me in 1954 aan de kant zette kwam het voor mij als een donderslag bij heldere hemel. Ik trad als conferencier in Veen- dam op en in de pauze kwam de zaalhouder naar me toe en die zei: „waarom houdt u met dat programma op? Dat is toch populair". Ik zeg: „mijn beste brave man, ik weet van niks. We gaan rustig verder". Maar die avond stond het wel zwart op wit in de Veendammer Courant. Later hoorde ik, dat ze bij de Vara geredeneerd hadden: „beter ophouden op het hoogtepunt dan op het moment, dat het al aan het doodbloeden is". Van doodbloe den was overigens geen sprake, want ik had een ontzettend trouwe aanhang. Maar die argumenten van de Vara vond ik toch wel redelijk. Dat is ook een karaktertrek van me. Ik verplaats me makkelijk in de gevoeiens van anderen. In een krant stond daarna, dat Nienhuys bij zijn afscheid een gouden vulpen had gekregen. Ook een kleine leugen om bestwil, want in feite kreeg ik een enveloppe met drie tientjes erin. Maar Coen Serré vond dat bedragje zo'n afgang voor de Vara, dat hij me had gevraagd: „mag ik zeggen, dat de omroepvereniging Voor Arbeiders Radio Amateurs een gouden vulpen heeft geschonken". Ik vond dat verzoek te zielig om er „neen" op te zeggen". Ome Frans Nienhuys, door trouwe luisteraars bij voorkeur „oom Frans" genoemd en door de taaie kern van fans ook wel liefdevol aangesproken met „ome Frans", gaat ons veerkrachtig vooruit naar de huis kamer, waar zijn roestbruin verbrande vrouw Lilly reeds wacht met de per telefoon in het vooruitzicht gestelde koffie. In de kringen van trouwe luisteraars wordt ze bij voorkeur „tante Lilly" genoemd en de taaie kern van fans spreekt haar ook graag aan met „lieve tante Lilly". In deze uren van kommer en ellende is ze eveneens bedroefd, maar geenszins gebroken. Ze voelt het schrijnend onrecht, dat haar man is aangedaan, maar welgemutst blijft ze hopen op betere tijden. De derde huisgenoot, de peper en zoutkleurige foxterrier Robbie verwerkt het leed zichtbaar moeilijker en waart grommend rond tus sen stoelpoten en broekspijpen. De journalist van Accent schreef over hem, dat Robbie bij zijn bin nenkomst schril keffend wat ongecontroleerde, zij het venijnige schijnaanvallen op zijn pantalon uit voerde en hem enkele minuten wantrouwend beloer de. „Robbie heeft nog niet door, dat Accent goed volk is", veronderstelde hij in zijn artikel. Frans Nienhuys vult met spijt aan: „Ik had het achteraf niet erg gevonden, als Robbie het zitvlak uit de broek van die jongen had gescheurd. Ik heb de lelijkste passages in zijn artikel met mijn ball point onderstreept en u kunt nu zelf als vakgenoot oordelen. Meneer schrijft, dat we krulletjesbehang hebben en lampekappen overal en canapeetjes. Dat ruikt naar een zeurderige, zure opa in zijn bovenwo- ninkje. Weer een leugen Nu heeft u zelf ogen om te zien. Is dit krulletjesbe hang? Nee. Dit is een keurig s^mi-modern streepje, dat er pas een half jaar op zit. En waar zag meneer al die lampekappen? Telt u even mee: dat is er één boven de schoorsteen en dan nog één bij het raam. Daar houdt het mee op. Blijft de vraag: wat had die jongen er mee voor om zulke vervelende dingen te schrijven? Hij laat me in de eerste regel van zijn verhaal drie maal achter elkaar „verdomme" zeg gen. Door mij, die nooit vloekt. Die de rust en de kalmte zelve is. En dan laat hij er op volgen, dat de zachtaardige trooster des vaderlands uit zijn zorgvuldig ingestudeerde rol is gevallen. WEER EEN LEUGEN. Want ik heb nooit een rol gespeeld. Ik heb altijd geprobeerd om uit mijn hart te spreken. De band, die ik met mijn publiek had was niet het gevolg van vals opgewekt sentirpent. De mensen voelden, dat ik geen lesje van een papiertje opdreunde, dat ik geen plaatjes voor de poen draaide. Geld kwam bij mij altijd op de tweede plaats. Ik vond het belangrijker om de mensen wat morele steun te geven. Kijk mijn correspondentie er maar op na. Dat is geen geheim. Daar lees je hoe eenzaam en ellendig mensen zich kunnen voelen. Een Trijntje Verkleef uit Zwolle ligt al tientallen jaren in een bed vóór haar slaapkamerraam. Ze is 35 keer geopereerd en zal nooit meer kunnen lopen. Nooit meer een fijne wandeling maken. Dat zijn harde feiten. Als zo'n vrouw haar naam door de radio hoort en je zegt wat lieve woorden tegen haar, is dat niet sentimenteel. Ik draai het om: je moet een keiharde zijn, als het leed van zo'n mens je onver schillig laat. Lijf en leden Thuis met roestbruin verbrande echtgenote Lilly en peper- en zoutkleurige foxterrier Robbie. hond kan wandelen in het park en op het Zand- voortse strand mag genieten van de zon. En als ik daarna in de studio mijn programma opnam dacht ik echt niet: even een uurtje snotteren en dan heb ik het weer verdiend. Dan probeerde ik wel degelijk een klankbord te zijn voor al die vergeten mensen, die wachten op een opbeurend woord. Ik liep soms uren in deze kamer te dubben over de manier, waarop ik het zou gaan zeggen. En als het dan eindelijk op papier stond ging ik er soms mee naar mijn vrouw. Vrouwen voelen de dingen toch weer anders aan dan een man. „Lilly, luister eens", zei ik dan, „heb ik het zo goed gezegd". Meestal hoefde ik er niks aan te veranderen. Ik weet heel goed, dat er vele artiesten in Nederland beter zijn dan Nienhuys. Ik wil me niet eens vergelijken met een Sonneveld, een Kan en een Hermans. Ik heb al die jaren wel leuk gewerkt, fijne tournees gemaakt, altijd mijn brood verdiend. Maar een groot artiest is Nienhuys niet. En toch heb ik wat bereikt Ik heb wat betekend voor vele mensen, die anders nooit aan bod zouden zijn gekomen. Als je de honderden ontroerende brieven leest, weet je, dat je niet voor niets geleefd hebt Droefheid En dan komt er een weekbladjournalist, die op unfaire manier munt slaat uit je droefheid. Een droefneid, die toch zo begrijpelijk is. Ik heb 14 jaar „men vraagt en wij draaien" voor Veronica mogen maken. Ik heb er altijd heerlijk gewerkt, het was één grote Buil Verwey-familie. Natuurlijk was Vero nica een commerciële onderneming, maar dan wel één met een groot hart Ze hebben miljoenen ver diend en miljoenen weggegeven. Ik vond het onvermijdelijk, dat de uitzendingen gestaakt moesten worden. Veronica was nu eenmaal een piraat en wet blijft wet. Maar als er een mogelijkheid zou zijn, dat Veronica een zendmachti ging krijgt zou ik de eerste zijn, die weer mee doet. Ik voel me verbonden aan die omroep, ik wil solidair blijven. Ze hebben trouwens al tegen me gezegd: „als we weer beginnen is oom Frans er bij". Stervensuur Kun je je nu voorstellen hoe ik me voelde, toen ik zaterdag met mijn oor tegen de transistorradio de laatste klanken van Veronica opving? Dat is een rot gevoel. Ik heb niet gehuild. Toen niet Maar ik was wel aangeslagen. Ik had verwacht, dat we met alle medewerkers samen dat stervensuur zouden beleven, maar Rob Oud vond het beter, dat ieder het op zijn eigen wijze zou verwerken. Ik heb dat moment beleefd in onze Amsterdamse artiestenso ciëteit temidden van mijn ouwe vrienden. Dick Wama was er bij en Henk Neef, de oude kapelmees ter van Cinema Royal. Die naam zal je niks meer zeggen, maar toch is hij eens op handen gedragen. Ja, wie was er nog meer bij: Peter Albers. Zegt die naam je nogwat? Nee, het is ook allemaal zo lang geleden. Ik ken ze wel en ik denk aan gelukki ge tijden. Er was ook nog een beroemd goochelduo. Wat zeg je Lilly? Je hebt gelijk, die namen zeggen meneer niks meer. Maar ik was blij, dat ze er waren toen het doek viel over veertien jaar lief en leed. De zondag erna stond de telefoon niet stil. Ik had de stop er tot tien uur uitgetrokken, omdat we wilden uitslapen. Maar daarna was het een heksen ketel. Ik ben gebeld door wildvreemde mensen, die me bedankten en huilden en vroegen, of er nou echt niks aan gedaan kon worden. Er was een vrouw bij die zei: „u kent me niet en ik heb nooit een plaatje aangevraagd. Daarna begon ze pardoes te huilen". Nu is het niet meer ome Frans die huilt, maar zijn het de luisteraars. Die deelneming vind ik schattig. Volmaakt karakter Nienhuijs diept een grauwe map op met brieven en kaarten. Hij leest wat regels voor en schudt zijn hoofd. „Ik luister altijd naar u op zondagochtend en het valt mij op, dat u het met zo'n liefde doet. U zet uw gehele persoonlijkheid in en daardoor is het volmaakt Uw karaktertrekken zijn volmaakt Ook uw dierenliefde. Helaas mis ik bij vele jogelui de liefde voor het vak". Een glimlach waait over zijn gezicht. „Versta me goed", zegt hij, „dat zeg IK niet. Ik zeg niet, dat ik populair was en ik weet donders goed, dat ik verre van volmaakt ben. Het zijn de luisteraars, die het schrijven". Hij reikt al de volgende brief aan, waarin Therèse Driessen schrijft: „Dank, heel veel dank voor alles, wat u in de afgelopen jaren hebt gedaan ten behoeve van een betere wereld. Wij kunnen u niet missen". „Zie maar wat je er mee doet", zegt Nienhuijs, „hier zwijgt de spreker stil". Er is ook een brief van C. Modderman uit Rotter dam, die namens Marinus Tromp de dank over brengt. „Langs deze weg mijn complimenten voor de voortreffelijke speech, die u heeft gedaan ter ere van mijn grote vriend Marinus Tromp. Hij heeft ook geluisterd en had het zo niet verwacht. Hij heeft uw woorden niet zonder tranen aan kunnen horen. Ik had deze brief al eerder willen sturen, maar Frans Nienhuys, bijna veertig jaar „Men vraagt en wij draaien". vanwege mijn benauwdheden heb ik de laatste tijd nergens puf in". ■Kijk, daarom ben ik blij, dat ik dit voor mijn medemensen heb mogen doen. Ik deed één oproep en kreeg 32.681 reacties. Dan moest ik in het volgende programma zeggen: „stoppen lieve men sen", want ik kon er hooguit 90 per zondag behande len. Ik ben trouwens meer kwijtgeraakt. Ik had ook nog een rubriek in het weekblad Story en daarover schreef de bekende journalist Reekmann van „Wij komen", dat hij er wild enthousiast over was. Ook dat deed ik met mijn hart Hij eindigde zijn brief met de wens, dat ik nog lang mocht doorgaan, zodat een goede toekomst van Story gewaarborgd was. Toen had ik de ontslagbrief van hoofdredacteur Dick Hendriksen al in huis. Hij was van oordeel, dat Story aan vernieuwing toe was en daarom moest mijn rubriek sneuvelen. Later bleek, dat mijn taak was overgenomen door ene Mona Loikens. Heeft u ooit van die vrouw gehoord? Ook al niet. Merkwaardig is dat. Niemand heeft ooit van Mona Loikens gehoord en toch wordt ze in Story als de bekende schrijfster geannonceerd. Compleet met foto. Het is wel een vrouw met een uiterst zuinig mondje". Jubileum bij TROS? Ondertussen ziet het er naar uit, dat Nienhuys volgend jaar wellicht toch zijn veertigjarig radioju- bileum zal kunnen gaan vieren. Dat wordt dan wel bij de TROS, die bij monde van de heer Landré heeft laten weten „wel wat te zien in een program ma van Nienhuys, dat veel lijkt op „Men vraagt en wij draaien", maar dat niet hetzelfde mag zijn, hoewel het zich wel op oudere mensen moet rich ten". In afwachting van definitieve mededelingen heeft Nienhuys voorlopig genoeg te doen. „We wan delen uren met onze kleine Robbie en er zijn nog veel boeken, die gelezen moeten worden. Ik zal, tot ik wellicht bij de TROS aan de slag ga. mijn werk wel missen. Als het straks weer zondagmorgen negen uur is zal de stilte me benauwen. Het heeft zo moeten zijn, zal ik dan maar denken. Alles loopt in dit leven nu eenmaal anders, dan je denkt. Misschien had ik een goede toneelspeler kunnen worden. Ik heb jaren aan het grote toneel gewerkt, ik speelde De machinist in „Blanke Bal last" en kreeg prima recensies. En de grote Louis Saalborn schreef in zijn boek. dat hij het betreurde, dat Nienhuys naar de radio was gegaan, omdat uit hem één van de grootste toneelspelers had kunnen groeien. Iemand belde me op en las het voor. Ik heb het zelf nooit gelezen, want als je het eenmaal hebt gehoord ga je zo'n boek nog niet eens kopen voor die paar regels over l jezelf. Dat vind ik zonde van het geld". LEO THURING.'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1974 | | pagina 17