Van
wasbaas
tot
cowboy
Levenvullend Pipo-avontuur eindigt
voortijdig voor Paul Broekarts
ZEG MAAR DAG
MET JE HANDJE
TEGEN DE
WELVAART
EEN BESTSELLER
WERD EEN DRAMA
1
g n theorie zag het er allemaal prima uit: Inge zou onderweg op haar accordeon boerse verzen uit de vaderlandse liederenbundel spelen en Paul Broekarts
n I zou haar daarbij begeleiden op zijn viool. Achteraf mogen ze er nu beiden naar fluiten.
juicht de plannen van zijn ondernemende zoon Paul
dan ook van harte toe. „Laten ze maar genieten,
zolang het kan", schijnt hij gezegd te hebben, „pa
let wel op de wassalon".
Vurig span
Paul heeft inmiddels ook in Zoetermeer een vurig
span Poolse ruinen op de kop getikt: de 6-jarige
schimmel Siwy en de 4-jarige kastanjebruine Vos.
die samen de Pipo-caravaan naar de verlossende
''•inder zullen trekken. Aanvankelijk stond naast
Siwy een andere gecastreerde volbloed uit de Oost-
bloklanden, maar die is mot één been m het prikkel
draad verward geraakt en loopt nu in de steun.
Moeder Broekarts heeft daarop voorgesteld paarden
en wagen op de trein te zetten en het span zelf
per luxe wagen na te reizen. Haar zoon heeft dit
plan verworpen, „want het gaat ons niet om een
luxueus vakantietripje. Dan had ik beter gelijk een
Rolls Royce met slaapstoelen kunnen kopen. Wat
wij willen is het 'avontuur. We hebben inmiddels
al zoveel pech gehad, dal ons bijna niks meer kan
gebeuren Ik ben alle sloperijen in Zuid-Holland
afgeweest om tweedehands remmen voor de wagen
te vinden. Want wat er onder zat deugde voor geen
cent. Nu is alles prima voor elkaar. De wagen
hebben we in de oorspronkelijke kleuren overge-
verfd en ook van binnen ziet de zaak er pico hello
uit Let op mijn woorden: dit wordt het mooiste
jaar van ons leven. Als we eenmaal in Saint Trope/
zijn hangen we een bord buiten met „Oudhollandse
zigeunerwagen. Twee franken per rit Als Inge dan
in do keuken gevoelige liederen op de accordeon
speelt, moet je zien, wat er gebeurt. De Amerikaan
se toeristen zullen niet weten, wat ze zien. Die willen
dan allemaal de sensatie van zo'n ritje meemaken".
„Jammer van dat Volcndammer-pak" zegt Inge
zacht, „als we dat hadden, was de zaak helemaal
rond". „Het is jammer", geeft Broekarts toe, „maar
het belangrijkste is, dat we uit die stinkstad komen.
Ik ga morgen gelijk oefenen met de paarden en
als het even lukt zijn we zondag weg".
Twee blijmoedige zwervers in spé wuiven ons bij
het afscheid na „Zeg maar „bah" tegen de wel
vaart", vertellen hun handen.
Zaterdagavond belt Paul Broekarts nog even op.
Hij is net uit Frankrijk terug en heeft een deel van
het parcours geïnspecteerd. Er zitten enkele verra
derlijke cols van de tweede categorie'tussen en ook
het vlakke land is hem bitter tegengevallen. Hij
begint nu te begrijpen, waarom Frankrijk het land
van Marianne wordt genoemd.
Zijn I'ipo-wagen heeft hij ten verkoop aangeboden,
want het risico van een vrije val in een landelijk
ravijn durft hij niet aan. „Ik kan nou wel ijzers
met rubberbeslag onder de paarden zetten, maar
als dat gevaarte van duizend kilo op een helling
gaat glijden, is r toch echt geen Paul Broekarts
meer, die h«-t zaakje tegenhoudt. Ik bedank feeste
lijk voor de eer."
Hij denkt nu aan n Ierse huifkar zonder ijskast
en warm en koud stromend water. „Maar overal
in Frankrijk zijn beken waar je je in kunt wassen",
/egt hij vertwijfeld, „en zo'n huifkar is in feite ook
echter. Vind ik persoonlijk tenminste. Een huifkar
i nog primitief Dat is pas je ware avontuur".
Deze winter heeft hij in zijn avonduren gestudeerd
voor verzekering agent.
Op het Haagse financieringskantoor is de plaats van
Inge voorlopig vacant
Dag vogels. Dag bloemen. Dag lieve, lieve mensen.
LEO THURING
foto's Milan Konvalinka
DEN HAAG Het zag er in theorie voor de
23-jarige Paul Broekarts („als je mijn naam niet
meer weet, denk je maar aan „pantalon-dokter")
j erg feestelijk uit. Een toekomst zonder ellebogen
werk om meer poen, een leven als God in Fran
krijk, hoog op de bok achter de paarden door
korenvelden trekken een verse grasspriet tussen
de lippen en de Heer dankend voor de papavers
en de paardebloemen en het wilde fluitekruid
onderweg.
Zo ongeveer had Broekarts zich het scenario van
I zijn verdere bestaan voorgesteld. Hij had een druk-
beklante wassalon in een sjieke Haagse wijk en
waande zich lange tijd de koning van het biologisch
heel-all. Op zijn twintigste verjaardag had hij de
nering van zijn vader overgenomen en al gauw
I bleek, dat hij een geboren wasverdeler was, die
•opgewekt de dames adviseerde, hoe ze het bonte
goed en de synthetische vezels oogstrelend schoon
I uit zijn machinepark terug konden krijgen. Zelf
j stond hij elke achturige werkdag achter de mangel
om tegen kleine vergoeding de plooien in het leven
der buurtbewoners glad te strijken.
De jonge. Broekarts was een populaire verschijning
op het Alphons Diepenbrockhof, die met kwinkslag
en knisperende kout zijn clientèle om de vinger
I wond. „D'r hing in mijn wassalon altijd een toffe,
gezellige sfeer", deelt hij mee met de olijke blik van
een jeugdherbergvader. die drommels goed weet.
hoe je het rondtrekkende volkje blijmoedig de
piepers voor de voedzame avondpot kunt laten
jassen. „Het is de persoonlijke benadering die het
hem doet", meent Broëkarts. „de mannen zitten op
het ministerie referendarisjes te spelen, maar hun
vrouwen blijven moederziel alleen achter in die
keurige flat. Voor zulke mensen was mijn salon net
een sociëteit. Je hoort er de laatste roddels, je lacht
wat met elkaar en als je weggaat, kun je er weer
voor dagen tegen".
Vaarwel welvaart
In de buurt bij de zee wekte het dan ook grote
verwondering, toen bekend werd, dat de jonge
Broekarts de wassalon had teruggegeven aan zijn
vader en serieus van plan was de welvaart vaarwel
te zeggen. Inderdaad verkocht hij even later zijn
hippe sportwagen en deelde hij zijn vrienden mee.
dat het slempen in horeca gelegenheden met nacht
vergunning voortaan door hem vermeden zou wor
den. „Ik heb altijd de pest gehad aan jachten en
jagen, zegt hij. „ik hoef niet zo nodig een stcreo-in-
stallatie van een paar mille te hebben. Op een oude
koffergrammofoon klinkt Chopin veel romanti
scher. Als je om je heen kijkt zie je alleen nog
mensen met leverkwalen en marvagersziekten. Die
moeten zo nodig op hun tenen lopen voor hun
Kaag-kruiser en voor dat zwembad in de tuin. Nou,
daar heeft Paul dan toevallig geen trek in
Ik heb altijd gedroomd van een rustig leven. Met
een landrover door Afrika karren: dat leek me het
einde. Ik reed deze lente met Inge op de paarden
over het strand bij Wassenaar en dacht: dit zou
eigenlijk niet op mogen houden. En dat heb ik ook
legen haar gezegd: „waarom gaan we eigenlijk terug
naar huis'' Waarom rijden we niet door naar de
horizon9" Ze vond het niet eens zo'n gek idee".
Het grote plan
Op die dag werd HET GROTE PLAN geboren. Paul
zou zijn wassalon onder dankzegging aan het gez.ins-
De 80. jaar oude Pipo-wagen, waarin Paul Broe
karts en zijn Inge de wurgende welvaart zouden
ontvluchten was een droom op wielen. Ramen
met geslepen glas, ijskastje aan boord en warm
en koud stromend water. Jammer van die cols
in Frankrijk.
hoofd teruggeven en de 20-jarige Inge legde haar
functie op een Haags financieringskantoorneer. Sa
men zouden ze vervolgens daar heentrekken, waar-
ze de „wijde wereld" vermoedden. Uit de dichtbun
del van Bertus Aafjes hadden ze inmiddels begre
pen, dat een voettocht een uiterst omslachtige me
thode was om de horizon te bereiken en daarom
kocht Broekarts van zijn spaarcenten in Brabant
een tachtig jaar oude zigeunerwagen, die hij op 26
maart 1074 met een vriend over de snelwegen en
door de Maastunnel naar Den Haag bracht. „Met
zo'n kar kun je niet harder dan zestien kilometer
per uur. En het is dan ook bij de wet verboden
om er mee op een autoweg te verschijnen. Maar
gelukkig heeft mijn vriend lang haar en een zonne
bril en de agenten in de Porsches veronderstelden
waarschijnlijk, dat we echte zigeuners waren en
dachten: voordat we last met die knapen krijgen,
knijpen we gezellig de oogjes toe.
Een droom
De wagen zelf was een droom. Ietwat gebladderd
en nauwelijks voorzien van deugdelijk remwerk,
maar het kneuterig interieur kon zó dienen als
décor voor een nieuwe Pipo-film. In de schuifdeuren
tussen de salon en de keuken zat geslepen glas en
ook de ramen waren door een meester-snijder voor
zien van krullen en tierelantijnen.
„Misschien is die wagen uit de film „Help, de dokter
verzuipt" een fractie mooier", geeft Broekarts met
intense tegenzin toe, „maar deze is ook geweldig
Moet je je even voorstellen, hoe Inge en ik daarmee
straks door Frankrijk sloffen. We hebben geen
haast. Niks moet. als we maar tegen de winter aan
de Rivièra zijn. En onderweg pakken we elk karwei
tje aan om aan het nodige geld te komen. De twee-
paarden eten zo'n twaalf kilo voer per dag en dat
komt neer op een uitgaaf van zeven gulden. Daar
komt dan nog ons eigen eten bij. Zeg een tientje
per dag. dan moeten we dus voor twintig gulden
per dag kunnen rondkomen.
We nemen ook zadels mee en als we 's avonds in
een dorpje komen span ik de paarden uit en ga
ik in galop op de schimmel naar de groenteboer
en de bakker. Joepiejee: van wasbaas tot cowboy.
AJs dat geen bestseller wordt weet ik het niet meer".
Plan de campagne
In zijn Pipo-wagen. die hij achter de wassalon op
het parkeerterrein heeft gezet ontvouwt Broekarts
op een warme juli-dag zijn plan de campaj^ie
franeaise. Inge, die alles mee heeft voor een puntgu-
veMamalou-creatie, neemt haar accordeon mee en
Paul brengt een viool en een gitaar in. Na enkele
oefeningen is hij nu reeds in het stadium van „Jan,
daar ligt een kip in het water", maar hij heeft er
zelf alle hoop op, dat zijn muzikale kennis in de
loop der weken nog aangrijpend zal toenemen. In
elk geval ziet hij de soirees in landelijke Franse
café's als één der financiële pijlers, waarop hun
zwerversbestaan zal rusten. Daarnaast zullen ze zich
tijdens de tocht als losse krachten verhuren aan
restaurants, waar bordenwassers gevraagd worden
en aan wijnboeren, die tussen hun ranken uitkijken
naar enthousiaste druivenplukkers. „En als er ge
dorst moet worden, zullen we ook die klus er bij
pakken", ventileert Broekarts zuchtend, „we moeten
alleen oppassen, dat die Franse boer niet gaat
denken, dat we échte zigeuners zijn. Want dan schiet
hij ons al van zijn erf, voordat we hem om een
baantje hebben kunnen vragen".
„Het is jammer, dat we geen Volendammer pakken
hebben", zegt Inge dromerig, „dat zou helemaal hc-t
einde zijn. Ik met een kanten huik op „daar bij
die molen" spelen en jij met de visserspet rondgaan
en geld ophalen. Dat zouden die Fransen prachtig
„Verduiveld, dat we daar nou niet aan gedacht
hebben", roept Broekarts, „nou hebben we wel een
ijskast en warm en koud stromend water. Maar we
hadden inderdaad beter twee Volendammer broe
ken kunnen kopen."
Schuimende pils
Hij staart uit het salonraam en wuift naar zijn
vader, die op het balkon boven de wassalon een
schuimende pils heft. Broekarts senior is inmiddels
75 jaar, maar de slijtplekken op zijn martiale, bruin
verbrande tors zijn tot nog toe miniem Toch heeft
hij het leven niet cadeau gekregen: hij was achter
eenvolgens slager, bakker, schoenmaker, directeur
van een bejaarden-pension, houder van een wassa
lon en oprichter van een sauna, annex sportschool.
Tussen die bedrijven door heeft hij zich ook inten
sief bezig gehouden met al het goede der aarde,
dat maar even de schijn had onroerend te zijn. Hij
Zo hadden Inge en Paul het zich voorgesteld op de bok van hun Pipo-wagen dwars door Frankrijk
naar de zon. Verse grasspriet in de mond. Vergeet het maar.