Auto,
moordenaar
van
vogels en
klein wild
*1* 1y i A i 41 A A
foto's en tekst:
Jaap Rozema
VOGELS... PAS OP!
Onze snelverkeerwegen lijken soms op een griezelig en triest
tapijt van platgercden vogels en kleine zoogdieren. Een
den, mussen, merels, lijsters en meeuwen zijn vaak het
slachtoffer van onze gemotoriseerde snelheid. Ontelbare
aantallen fazanten, egels, konijnen, hazen en ratten sneu
velen na een harde confrontatie met de mens op wielen.
Hoe groot de invloed van deze slachting op onze wildstand
is, valt nog moeilijk te zeggen. Sommige deskundigen
spreken van een bedreiging voor meerdere soorten, ande
ren zien het minder somber. Onderzoeken wijzen uit dat
ongeveer een kwart van de niet natuurlijk gestorven
dieren slachtoffer is geworden van het verkeer. De andere
doodsoorzaken zijn onder meer vergiftiging en milieuver
storing. De gevaarlijkste en verraderlijkste tijd voor het
wild is de schemering.
Bovendien heeft bijna elke automobilist in de avond— en
de ochtenduren veel haast en zijn de wegen voller. Bij
de grote trek, wanneer de vogels enorme afstanden in
grote groepen afleggen, volgen ze vaak de door ons
aangelegde routes zoals dammen en dijken (waar wegen
overheen liggen) en bruggen. Soms worden daar in een
paar vroege ochtenduren honderden vogels aangereden.
Beruchte voorbeelden zijn de Zeelandbrug en de Haring-
.vlietdam. Tevens vliegen de vogels zich vaak tegen de
auto te pletter bij laaghangende nevel en mist. De Brielse-
dam was vroeger ook een bron van ellende, maar sinds
het verkeer boven langs gaat, vallen er weinig slachtoffer
tjes.
IVaterhoentjes en meerkoeten wagen daar nog veelvuldig
hun nek. In gebieden met veel struikgewas en dicht bij
de mensen, in of bij de bebouwde kom, kruisen zangvogels
met ware doodsverachting de wegen. Jonge eenjarige
vogels, die net zelfstandig kunnen vliegen, fladderen
speels en argeloos over het asfalt. Ook jonge fazanten,
vaak in gevangenschap opgegroeid, vinden voortijdig een
einde in het verkeer. Bij koud en regenachtig weer vliegen
de insekten, prooi van de zwaluwen, erg laag. Menig
laagscherende zwaluw is dan het haasje. Op de Maasvlak
te sneuvelen verder veel meeuwen die zich gulzig te goed
doen aan pas kapotgereden konijnen. De meeuwen zijn
te druk om het met hoge snelheid naderend gevaar op
te merken.
In de herfst geeft het door de zon beschenen wegdek nog
enige warmte in een kille omgeving. Veel dieren bivakke
ren er dan met veel plezier. Vogels zoeken bij verlies van
hun zintuigen ook vaak de weg op. Het lange brede
wegdek leent zich gemakkelijk voor oriëntatie. Vaak is
vergiftiging met bepaalde landbouwvergïgten (zoals de
HCN verbindingen) de oorzaak van het kwijtraken van
zintuigen en aangeboren schuwheid. Op wegen langs het
water, door bossen en weilanden met liooggras liggen de
meeste doodgereden vogels en ander klein wild. De egel
is relatief één van de meest door het verkeersnoodlot
getroffen zoogdieren. Als hij niet jaagt, is hij de traagheid
zelve. Voor ongeveer zestig procent wordt de egel het
slachtoffer van de „blikken tor".
Dertig procent sterft aan vergiftiging en slechts tien procent
een natuurlijke dood. Konijnen zijn groepsdieren die de
gezelligheid zoeken, zij bevinden zich soms met meerderen
op de weg. Vaak raken ze verblind en verstard in de
lichtbundels. In de herfst vinden ze het heerlijk om op
het warme wegdek te zitten. Tijdens een epidemie van
de gevreesde konijnenziekte mixomatose, die onder andere
de ogen aantast, komen ze op eikaars gepiep af en zijn
dan soms massaal op de weg te vinden. Voor de haas.
gehecht aan zijn domein, vormt het verkeer in Europoort
een echte bedreiging. Hazen zijn er bijna niet meer de
die er nog zijn worden vaak kapot gereden. Eén van de
beste en productiefste rattenvangers is de auto. Sommige
waarnemers hebben de indruk dat de dieren langzamer
hand aan het verkeersgeweld gaan wennen. Het wild, dat
de dans net ontsprongen is, kijkt in het vervolg instinct
matig beter uit.
De eerste tijd van de industrialisatie nabij Rozenburg, was
het bar en boos. Nu lijkt het aantal slachtoffertjes daar
relatief af te nemen.
Voor het groter wild, herten en reëen, plaatst men aan de
kant van de weg met redelijk succes de zogenaamde
wildspiegels. Het is een spiegel, die het licht van de
koplampen het bos inkaatst en het wild door de schri
kreactie belet om op dat moment de weg over te steken.
Nadeel van dit systeem is dat het alleen na zonsondergang
werkt.
Bij de planning van nieuwe wegen kan men rekening
houden met de wildsituatie. Door onderzoek en inventari
satie kan men een vooor het wild zo gunstig mogelijk
tracé kiezen.
Het bepalen van het uiteindelijke tracé is een afwegen van
diverse en' totaal verschillende belangen. Langs wegen
door watergebieden, bos en weilanden kunnen en worden
soms afrasteringen geplaatst. Een goede raad voor de
automobilist en dierenliefhebber is, als hij op de weg
verse lijkjes ziet liggen zijn snelheid te matigen. Ook kan
hij in die situatie zo nu en dan kort claxoneren en met
zijn koplampen flitsen