de eerste mens op de maan Sedert Apollovluchten lijkt maan steeds minder dochter van Moeder Aarde Waar bleven de mannen van Apollo 11? VIJF JAAR GELEDEN LUISTERDE EN KEEK DE HELE WERELD NAAR Voor het Apollo-programma in 1969 van start ging gaven astro nomische waarnemingen vanaf de aarde en met satellieten slechts een globaal beeld van het maanoppervlak. Er ont stonden speculaties over het ontstaan van de maan. Deze speculaties gaven in feite ech ter geen enkel reëel beeld, om dat men niet beschikte over gegevens omtrent de scheikun dige en geologische samenstel ling van de maanbodem. De sterkste telescopen konden deze essentiële gegevens niet ver strekken. Pas na de vluchten van de Apollo-missies beschik ten de onderzoekers over funda menteel materiaal om tot een inzicht te komen over het ont staan van de maan. De eerste mens zet voet op de maan. Neil Armstrong stapt voorzichtig van de trap van het maanlandingsvoertuig op de maan. Het is maar een kleine stap voor een mens, maar een grote sprong voor de mensheid. Met deze inmiddels wereldbe roemd geworden woorden duidde Neil Armstrong, vandaag vijf jaar geleden aan, in de nacht van 20 op 21 juli 1969 om 3.58 uur Ned. tijd, dat een droom van duizen den jaren werkelijkheid was geworden. De mens had voet op de maan gezet. Vanaf de schepping had dezelfde mens vanaf de aarde naar de maan gekeken. Hij was echter nog niet in geslaagd om er te landen. Wel had hij de maan van korte afstand kunnen bekijken. Dat was in de Kerstnacht van 1968 toen Frank Borman, James Lovell en William Anders in lyri sche bewoordingen het maanoppervlak beschreven vanuit hun Apollo-8 op een hoogte van 100 kilometer boven de maan. Ook de plaats waar de eerste mens zou landen, de Zee der Stilte, werd door Bor man beschreven: Het ziet er goed ui1Vlak en met weinig kraters. De onmogelijke missie naar de maan, bleek na de geslaag de vlucht van de Apollo-8, wel mogelijk Nauwelijks zeven maanden na de Kerst- vlucht van de Apollo-8, op zondag 20 juli, luisterden miljoenen mensen ademloos naar de metaalachtig klinkende stem van Neil Armstrong, die als commandant van de Apollo-11, zijn maanlandingsvoertuig vrijwel smetteloos deed landen in de Zee der Stilte (Mare Tranquillitatis). Een over belaste computer had bijna voor een mis lukking van deze maanreis gezorgd. De adem van de vluchtleiders in Houston stok te. Enkele seconden later meldde Arm strong koel en zakelijk: Houston, hier de basis Tranqui litatis. De Eagle is geland. De opluchting in de wereld werd onmiddel- 'lijk vertolkt door de verkeersleiding: Be grepen Tranquillitatis. Je bent geland. Al les is veilig. Wij herademen. Erg bedankt. Het is 20 juli 1969, 20.18 uur wereldtijd, 21.18 uur Nederlandse tijd. De eerste mens op de maan. Een historisch moment. Zeven uur later stapte Neil Armstrong (38 jr.), de rfian die wegens zijn emotieloze houding gedurende de gehele maanexpedi- tie de eerste menselijke robot werd ge noemd, uit het maanlandingsvoertuig op de maanbodem en laat de wereld weten: That's one small step for a man, one giant for mankind. Kort hierop volgde Aldrin. Beide maanrei- zigers wandelden iets meer dan twee uur op de maanoppervlakte, maakten foto's, verzamelden maanstenen en plaatsten we tenschappelijke instrumenten op de maan. De voorbereidingen voor de Amerikaanse maanreizen begonnen in mei 1961, nadat de Verenigde Staten geschokt waren door het bericht dat op 12 april van hetzelfde jaar de 27-jarige majoor van de Russische luchtmacht, Joeri Gagarin, met zijn ruim-- teschip Vostok I een ruimtevlucht van 108 minuten had gemaakt waarbij een maxi mum hoogte van 370 kilometer boven de aarde werd bereikt. Eind mei 1961 ver klaarde president Kennedy dat de Verenig de Staten de uitdaging van de Russen hadden begrepen. Voor het Congres zei de Amerikaanse president: Voor het eind van dit decennium zal een Amerikaan voet op de maan zetten. Toen Kennedy dit zei had slechts een Amerikaan Alan Shepard, als reactie op het Russische succes, op 5 mei 1961 een korte ruimtesprong gemaakt. Zijn vlucht van 15 minuten bracht hem niet verder dan een hoogte van 150 kilometer boven de aarde. De Amerikanen verhoogden hun krachts inspanningen. Zes vluchten in het raam van het Mercury programma dat van 1961 tot 1963 duurde, bewezen dat een mens een ruimtereis kon overleven. Tien Gemini- vluchten, in 1965 en 1966, toonden aan dat een mens in de ruimte kon werken, koppe lingen met andere ruimtevoertuigen tot stand kon brengen en langdurig in de ruimte kon verblijven. Elke vlucht bouwde voort op de ervaring en kennis opgedaan met een vorige vlucht. Het Amerikaanse bureau voor lucht- en ruimtevaart, de NA SA, en de Amerikaanse lucht- en ruimte vaart industrieën leerden hoe ze ruimte- vluchten moesten organiseren, welke appa ratuur en materialen moesten worden toe gepast, en welke maatregelen getroffen dienden te worden om een ruimtereis goed te laten verlopen. De prijs was echter hoog: het Mercury project kostte ruim 1,5 miljard gulden, het Gemini project vier miljard gulden en het Apollo-project, gericht op maanlandingen 65 miljard gulden. Drie Amerikaanse astronauten, Virgil Grisson, Edward White en Roger Chaffee kwamen tijdens hun opleiding om het leven. Ze werden levend verbrand toen in januari 1967, een maand voor de lancering van de Apollo capsule 204, tijdens een oefening brand uitbrak. Deze ramp betekende een stagnatie van twee jaar in het Apolloprogramma. In oktober 1968 werd de eerste Apollo vlucht gemaakt. Walter Schirra, Don Eisele en Walter Cunningham maakten met Apollo-7 een vlucht van tien dagen om de In december 1968 volgde de eerste reis naar de maan met de Apollo-8. De koppe ling van het maanlandingsvoertuig met de Apollo-capsule werd getest in twee vlucht en, één om de aarde en één rond de maan. Alles verliep perfekt. Het sein om de eerste mens op de maan te laten landen stond op groen. NATIONAAL DOEL Op 16 juli 1969 werd de Apollo-11 met aan boord Neil Armstrong,Edwin Aldrin en Michael Collins, gelanceerd voor zijn his torische vlucht. Vier dagen later bereikte de Apollo-11, die de roepnaam Columbia had gekregen, de maan. Armstrong en Aldrin stapten het maanlandingsvoertuig de Eagle, binnen. Collins werd alleen achtergelaten in Columbia. De Eagle heeft vleugels, meldde Armstrong. Hij begon de twee uren durende landing naar de maan voor zijn historisch ver blijf van 21 uur en 36 minuten op dit hemellichaam. Op 21 juli president Kennedy 18.53 uur Ned. tijd stegen Armstrong en Aldrin op van de maan. Nadat de Eagle gekoppeld was aan de Columbia vloog de Apollo-11 terug naar de aarde, waar hij op 24 juli landde in de Indische Oceaan. Het nationale doel, dat president Kennedy in 1961 had aangekondigd was bereikt. De eerste maanlanding was een feit. Een lang gekoesterde wens was in vervulling gegaan. Hiermee was het maanonder- zoek niet geëindigd, maar pas begonnen. Er volgden nog zes maanvluchteq. Eén vlucht, de Apollo-13 (april 1970) mislukte toen een dag na de lancering een zuur stoftank explodeerde. De bemanning wist na vijf enerverende dagen veilig terug te keren. In december 1972 eindigden de maan- vluchten met de missie van de Apollo-17. De twaalf Amerikanen die voet op de maan zetten en totaal 166 uren op het maanoppervlak bleven, brachten ruim 385 kilo bodemmonsters en maange- steenten mee. Zestig wetenschappelijke instrumenten werden op de maan'gein- stalleerd. De meeste instrumenten func tioneren nog en zenden dagelijks honder den gegevens naar de aarde. Het zal nog minstens tien jaar duren voordat alle gegevens zijn verwerkt en geanalyseerd. Maar dan zal mogelijk de mens op een ander hemellichaam zijn geland. Zijn eerste woorden zullen dan ook historie zijn, zoals de woorden van Neil Arm- strr--'- «~>r pathetisch en overdre- Galilëi had reeds vastgesteld dat de naar de aarde gerichte zijde v^n de maan bestond uit berg achtige gebieden die hij aan duidde als terra en uit vlakke gebieden die hij zeëen (maren) noemde. Hij ontdekte ook dat de zeeen donkerder waren dan het bergachtig gebied. Later stelden onderzoekers vast dat in Door Anthony J. Calio. Direc teur van het Wetenschappelijk onderzoek centrum van de NA SA in Lyndon B. Johnson Space Center. de zeeën kraters voorkwamen die bestonden uit massa's lava. Over het ontstaan van deze kra ters waren twee theorieën: Een groep geleerden nam aan dat de kraters ontstaan waren door vulkanische activiteiten, ande ren meenden dat de inslag van meteorieten oorzaak was van het ontstaan van de kraters. De onderzoekingen in het raam van het Apollo-project wezen uit dat het maanoppervlak zowel door vulkanische activiteit als door inslag van meteorieten werd vervormd. Ook kwam nu vast te staan dat de vorming van de zeeën op de maan 3,2 tot 3,8 miljard jaar geleden had plaatsgevonden. Dit is men te weten gekomen na onderzoek van maanmonsters die door de Apollo-11, 12, 15 en 17 en door het Russische ruim teschip Loena-16 naar de aarde zijn meegenomen. Omdat deze gesteenten uit de zeeën over bij na het gehele maanoppervlak voorkomen, wordt afgeleid dat de vorming van 90% van de kraters 4 miljard jaar geleden, of nog eerder, tot stand kwam. De oceanen op de aarde zijn jonger dan 300 miljoen jaar. Rotsen op aarde, ouder dan 3 miljard jaar zijn niet bekend. Onderzoekingen van de maan monsters, verzameld in het bergachtiggebied, hebben uitge wezen dat er op de maan veel brecciën (een soort gesteente) voorkomen met een gemiddelde ouderdom van 4 miljard jaar. Er zijn sterke aanwijzingen dat' er binnen in de maan gesteenten bestaan die ouder zijn dan 4,6 miljard jaar. Michael Collins Edwin Aldrin De drie ruimtevaarders die met de Apollo 11 de historische vlucht naar de maan maakten zijn in de vergetelheid verdwenen. Neil Armstrong, commandant van de Apollo-11 is nu hoogleraar op de universiteit van Cincinnati. Na de maanlanding in juli 1969 was hij anderhalf jaar hoofd van het NA SA-bureau voor ruimte-onder zoek in Washington. Edwin Aldrin woont in Califor- nië. In 1971 verliet hijgde NASA om directeur te worden van het bureaü voor ruimte-onderzoek van de Amerikaanse luchtmacht. Een jaar later nam hij ontslag. Michael Collins, bestuurder van de Apollo-11, de man die in Co lumbia achterbleef toen Arm strong en Aldrin op de maan landden, verliet in 1971 het korps van Amerikaanse ruimtevaar ders. Hij is nu directeur van het Nationaal lucht- en ruimtevaart museum, verbonden aan het Smithsonian Instituut in Was hington. fNeil Armstrong Dank zij de vele maanmonsters die de astronauten meebrachten weten wij nu veel meer over het ontstaan van dit hemellichaam. Op de foto neemt Apollo-15 astro naut James Irwin een monster van de maan op enkele meters diepte. Uranium In het algemeen is men het er over eens dat de donkere zeege bieden (maren) rusten op enorme massa's lava. Bijna alle kraters schijnen door de inslag van me teorieten te zijn ontstaan. Na de vlucht van de Apollo-17 in decem ber 1972 werd geconcludeerd dat de vulkanische activiteiten in het bergachtig gebied tijdens de laat ste 3 miljard jaar zeer beperkt is geweest. Apollo-experimenten om te on derzoeken of de maan „levend" of „dood" is, hebben uitgewezen dat dit hemellichaam in vergelij king met de aarde seismografisch erg kalm is. Er is echter wel sprake van kleine bevingen, ver moedelijk veroorzaakt door stro mingen circa 800 kilometer onder het maanoppervlak. Beneden 1000 kilometer is de maaan ge deeltelijk versmolten. Uit experimenten die met instru menten op de maan worden geno men is nu reeds vastgesteld dat in het gebied van de zeeën con centraties van aluminium voorko men die driemaal lager zijn dan de voorkomens in het bergachtig gebied. Ook zijn er grote hoeveel heden magnesium, ijzer en tita nium in het gebied van de zeeën aangetroffen. Het gebied van de krater Copernicus blijkt opmer kelijk rijk te zijn aan radio-actie ve elementen. In een strook die loopt vanaf het noorden van de krater Fra Mauro naar het ter rein waar de Apollo-15 is geland, werden uranium en thorium voorkomens aangetroffen, twin tigmaal groter dan elders op de De verschillen tussen maange- steenten en aardse gesteenten zijn zo groot dat de maan andere chemische eigenschappen moet hebben dan de aarde. Het wordt dan ook steeds meer onwaar schijnlijk geacht dat de maan zich van de aarde heeft afgeschei- Ondanks de grote vooruitgang in de kennis van de maan is haar oorsprong en vorming tot op de dag van vandaag nog onbekend. Kennis Een schatkamer aan hulpbronnen is van de maan meegenomen: bij na 385 kilo maanmateriaal, waar van pas 10% nauwkeurig is on derzocht. Voorts leverden de zes Apollo-vluchten 33.000 maanfo to's en 20.000 spoelen magneti sche band met geofysische gege vens. Vier jaar maanonderzoek heeft onze kennis van de eigen schappen van de maan aanmer- j kelijk doen toenemen. Grote hoe veelheden hulpmiddelen werden verzameld die kunnen worden ge- bruikt voor een analyse van de tot nog toe verkregen gegevens. In de laatste tien jaar hebben twee belangrijke revoluties plaatsgevonden in de planetaire wetenschap. Er is een revolutie geweest in de kennis van de aar- de toen ontdekkingen werden ge- daan over de bewegingen van i continenten en het ontstaan van de zeebodem. Het Apollo-pro- gramma heeft geleid tot een revo lutie die ertoe bijdroeg dat men voor het eerst meer kennis en inzicht kreeg in een ander hemel lichaam. Kennis die werd verkre- gen via de ontwikkeling van nieu we onderzoekmethoden. Het Apollo-programma hield vier jaar de geleerden in spanning. De lessen die we van Apollo hebben geleerd zullen de wetenschap er toe brengen de technieken en me thoden die werden toegepast om de geschiedenis van de aarde te leren kennen, drastisch te her zien. Misschien dat wij nog meer fundamentele gegevens kunnen verkrijgen over het ontstaan van de aarde en de rijkdommen aan grondstoffen die er nog verbor gen liggen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1974 | | pagina 14