Slopen?
Nee»
stutten!
Pastoor Jan Dellemijn vecht voor
behoud van zijn kerkje aan de rivier
slopen?
„een
monument,
waarin
mensen
honderd
jaar
gebeden
hebben,
gooi je
niet
tegen
de vlakte!"
ro 884212
Een zomerdag in 't Loo, dorp aan de rivier.
De IJssel stroomt hier traag door oneindig
laagland; weilanden trillen in de hitte, koeien
hebben onder de knotwilgen de schaduw opge
zocht, die lang niet voldoende is om hun
oeverloze loomheid te verdrijven. De melk in
hun laag hangende uiers is allang hangop
geworden en de verbijsterend domme blik,
waarmee ze staren naar niets doet de bange
vraag rijzen, waarom voor buitenlandse toeris
ten juist dit dier het symbool is van het
gelukzalig leven in de lage landen.
Het kerkje van 't Loo verkeert nu nog in deplorabele staat. Er is geen geld voor leien en de pilaren hebben schurft. ..Mijn
kerk is ook de enige plaats in Nederland", zegt Jan Dellemijn, „waar het ook zomers sneeuwt. Als het koor te hard uithaalt
komt de kalk vanzelf naar beneden".
slijten. Ik herinner me nog de dag, dat ik hier
kwam. Ik had de bisschop om een volwaardige
parochie gewaagd. Ik was als kapelaan in Utrecht
en Arnhem gewend om de zaken groots aan te
"pakken. Ik runde een filmliga met twee en een half
duizend jongeren en ik had op de weekends 16
•zalen, waar de jeugd kon dansen. En dan ineens
word je weggeduwd in een dorp, waar de mensen
„hoi" tegen je zeggen en hun hand niet verder
brengen dan hun broekriem. Toen ik in 't Loo
kwam haalden de inkomsten van de kerk nog niet
de dertien mille. Ik durfde onder de mis niet eens
het licht aan te doen. Ik had geen geld om voldoen
de kaarsen en hosties te kopen. En zelf woQnde ik
in een krot, waar op elke etage een teil stond om
de regen op te vangen. Ik heb de eerste weken alle
markten afgestroopt om lampetkannen te kopen,
want er was in dat enorme huis zegge en schrijve
één kraan. En als je je preek schreef, kropen de
muizen over je typemachine. Je hoefde niet eens
achter ze aan om ze dood te trappen. Ze bleven
er gewoon voor zitten.
Ik heb eerst dat huis opgeknapt, want ook een
celibatair wil een leven, dat ergens op lijkt Versta
me asjeblieft goed. Ik ben beslist geen tobberige
vrijgezel. Ik heb indertijd een flink cadeau moeten
geven om mijn ideaal te verwezenlijken, maar daar
heb ik dan ook een mieters leven voor teruggekre
gen. Als jongen vond ik het priesterschap het
mooiste, wat je kon bereiken en ik onderschrijf die
mening nog steeds. Wat dat betreft ben ik misschien
wat gelukkiger dan vele collega's, die het celibaat
als een loden last voelen. Je kijkt om je heen en
ziet te vaak strakke, stramme gezichten in de
pastories. Dan vraag ik me af: „Hoe kunnen die
mensen hun taak goed vervullen? Want als je geen
vrede met jezelf hebt, kun je er toch godsonmogelijk
van uitdelen aan anderen". Die priesters gaan de
schuld aan hun omgeving geven, vragen de bisschop
om een nieuwe standplaats, maar vergeten dat ze
in de verhuiswagen ook zichzelf meenemen".
Museum
In de schemerige kamers van zijn gerestaureerde
woning, waarvan de voordeur blijvend gebarrica
deerd is door een roestend hek met hangslot (bezoe
kers moeten zich aan de zijkant van het huis
vervoegen bij de 78-jarige ex-moeder overste Egber-
ta) staan langs de wanden beelden, maskers, krui
ken en speren, waarmee hij in de loop der jaren
een uniek privé-museum van kunst uit Nieuw-Gui-
nea heeft opgebouwd. Het was aanvankelijk mijn
bedoeling om dingen uit de Middeleeuwen te verza
melen, maar dat ging me te langzaam. Een beetje
waardevol kruisbeeld kostte toen al een vermogen
en je zag je hobby maar niet groeien".
Namens het bisdom stroopt hij ook een deel van
de Nederlandse kerkprovincie af om waardevolle
kunst te herontdekken of te redden. „Als je belt
zegt zo'n huishoudster steevast: „het heeft geen zin
om te komen, want er is hier niks te halen". Dan
denk ik: „Je hebt niet goed gekeken moeder, want
als ik straks onder een misdienaarstoogje dat stoffi
ge kruis zie liggen, heb ik wel mooi een vondst
.gedaan, die tienduizenden guldens waard is".
In zijn eigen kerk zal hij een dergelijke ontdekking
nooit doen en daar heeft hij vrede mee. Het gebouw
heeft indertijd 20 mille gekost en geld voor opsmuk
was er niet. Daarom zeggen de mensen nu ook:
„Waarom restaureren Dellemijn? God is toch dood.
Ik ben het uiteraard niet met ze eens, maar ik kan
.alleen maar antwoorden: „Dit is een monument uit
de tijd, dat hij nog springlevend was. Hier hebben
mensen honderd jaar lang gebeden, gehoopt, ver
langd, beloofd. Hier rondom dit altaar ligt het geluk
en het verdriet van tienduizenden. Dat gooi je niet
zo maar tegen de vlakte".
Weggestopt
Zijn eigen tuin grenst aan het kerkhof, waar de
graven tot vlak voor de kerkpoort staan. „Een
prachtige plaats voor de doden", meent Dellemijn,
"meestal worden ze weggestopt achter hoge bomen.
Want we mogen er vooral niet aan herinnerd wor
den, dat we ook nog eens dood kunnen gaan. Maar
•hier in het Loo liggen ze loge, hier hebben ze d»
In z'n tuin staat onder een lindeboom een
1400 jaar oude spaanse steen, die eens als
zerk zal dienen voor zijn graf voor de
kerkpoort van 't Loo. ..Een mens kan niet
tijdig genoeg zijn inkopen.doen voor het
hiernamaals", meent Dellemijn.
erewacht betrokken en horen ze nog bij de gemeen-
Voor zichzelf heeft hij al een plaats op het oog,
waar hij eens in de aarde onder zijn Spaanse steen
de dag des oordeels zal afwachten. Aan de ene kant
van de steen is een dorstend hert gebeiteld. Aan
de andere kant staan vier harten. Drie symboliseren
geloof, hoop en liefde. „En dat vierde is het hart
van Jan Dellemijn. Dat hoort hier thuis. Ik hoop,
dat demensen na mijn leven er even blijven staan
en dan denken: „Ach ja, dat is die gekke steen van
die gekke pastoor. Zijn naam zijn we kwijt, maar
de kerk staat er nog".
In de koele tuin naast de kerk, waar op hete
zomerdagen de mis in de open lucht wordt opgedra
gen zegt hij: „Ik ben er van overtuigd, dat de
mensen uit eigen beweging weer op de knieën gaan.
Ze breken nu de kerken af, maar op de puinhopen
groeien alweer zwammen, die het nieuwe leven
aankondigen. We hebben het volk door ons eigen
ongeloof de kerk uitgejaagd. We hebben maar ge
praat over horizontaal geloof en verticaal geloof.
Maar we vergaten om te bidden. We vertikten het
om de hemel te vertrouwen.
De boeren hier zeggen: „Als het goed met je gaat
-moet je het loven. Ik heb alle reden om dit leven
te loven. Ik weet namelijk zeker, dat God niet dood
En met Jan Dellemijn gaat het trouwens ook niet
slecht".
LEO THURING
foto's: MILAN KONVALINKA.
kerkrestauratie:
Het dorp zelf heeft nauwelijks een hart geen
fotogeniek marktplein met raadhuis, geen omvang
rijk godshuis, dat stram en grijs als een kloek een
te klein nest bebroedt. De huizen verdrinken in het
groen, de heggen verbergen de arbeid om het
dagelijks brood en zelfs de cafees van Hugen
Teuntje "Berentsen en Mom zijn drenkplaatsen, die
met eenvormige gevels incognito aan het dorpsleven
deelnemen.
't Loo behoort bestuurlijk' bij Duiven, dat enkele
kilometers oostwaarts aan de kronkelweg langzaam
uitdijt tot een smakeloze stad met nieuwbouwwijken
vol doorzonkamers en voortuinen, die te klein zijn
voor een krap éénpersoons bloembed. Maar bij elke
verkiezing maken de 950 inwoners van 't Loo
overduidelijk, dat zij zich blijven beschouwen als
koekoeken onder de duiven. De meeste stemmen
gaan dan naar de Lijst Gemeentebelangen, die
daarop een afvaardiging van stugge, zwijgzame
mannen naar de raadszaal stuurt. Na eeuwen heer
schappij van Duitse leenheren op hun erven voelen
de burgers van 't Loo zich nog steeds autonoom.
Een bewijs daarvan is hun bloeiend verenigingsle
ven: de drumband „Prinses Beatrix" met majoret
tes, een carnavalsvereniging met dansmariekes, de
schutterij „Willem Teil", de fanfare „Excelsior", de
handbalclub en de voetbalvereniging SV Loo, die
met messcherpe passes is .doorgedrongen tot de
Eerste klas van de Gelderse Voetbal Bond. Daar
naast houdt het dorp moeiteloos vier koren in stand,
waarvan het mannenkoor elke zondag de wisselende
gregoriaanse gezangen tijdens de hoogmis voor zijn
rekening neemt. „Ze zingen inderdaad te hard",
geeft pastoor Jan Dellemijn graag toe, „want als
het eenmaal borrelt in die buiken komen de klanken
vanzelf als trompetstoten over hun lippen. Ik heb
ze al diverse keren tot matiging aangespoord. En
voor zo'n onverzettelijk geloof moet zelfs Perosi
wijken".
Trouwe kudde
Pastoor Dellemijn is in 't Loo de milde zieleherder
van een trouwe kudde. Van de 900 katholieken in
het dorp practiseert zeventig procent, maar ook de
rest, die op menige zondag de pint boven de paro
chie verkiest, komt op kerkelijke hoogtijdagen naar
de kerk om de lof van de Heer te zingen. 4
„Dit is een gemeenschap van gesloten, maar gou
deerlijke mensen", zegt Dellemijn, „en als hier
iemand praat, is het altijd over een ander, nooit
over zichzelf. "Dat zijn ze niet gewend. Ze hebben
geleerd om te luisteren en te gehoorzamen. Je merkt
het zelfs aan de wijze, waarop ze groeten. De hand
gaat nooit hoger dan de broekriem. Er is geen
enkele aanleiding om uitbundig te zwaaien. Alleen
even de pink omhoog en binnensmonds „hoi" roe-,
pen. Dat vinden ze al rijkelijk overdreven".
De kerk, waar Dellemijn de dienst uitmaakt, is één
van de tientallen neo-gotische bouwsels, waarmee
'architect Alphons Tepe in de vorige eeuw de Neder
landen heeft gestoffeerd. Hij was een tijdgenoot van
Cuypers, die naast barokke stations en musea ook
menig Godshuis op zijn tekentafel gestalte gaf.
Persoonlijk geeft Dellemijn de voorkeur aan Tepe,
wiens aanpak hij bescheidener en fijnzinniger vindt.
Bij Cuypers kon het nooit op. Die tierelantijnde.
maar door en bakte de meest barokkt bouwsels.
Tepe daarentegen was al dik tevreden, wanneer zijn-
kerkje doezelig in het groen kwam te staan. Je kunt
'van de kerken van Tepe nooit zeggen: „Wat doet
-die reus daar tussen de dwergen". Ze harmoniëren
'met het landschap en vormen daarin een weldadig'
'rustpunt.
„Dat is ook de reden waarom ik nu als een leeuw
vecht voor het behoud van onze kerk in 't Loo. Het
bisdom heeft uitgerekend, dat een verantwoorde
restauratie drie ton kost, maar ik kan het met mijn
eigen mensen voor een ton doen. Natuurlijk is het
uitgesloten, dat die 900 parochianen zo'n fortuin bij
elkaar spijkeren en daarom ben ik de boer opge
gaan. Ik preek elke zondag ergens in het land en
via een advertentiecampagne probeer ikhet ontbre
kende kapitaal bij elkaar te krijgen. Ik adverteer
me suf, schreeuw het uit in de damesbladen, in de
kranten. „Slopen? Nee, stutten!". Dat kost handen
vol geld, maar het komt terug. We zitten nu aan
de vijftig mille en ik ben er zeker van, dat we het
honderd-jarig bestaan van onze kerk volgend jaar
in een stralend neo-gotisch gebouw kunnen vieren.
Het moet weer worden, zoals Tepe het bedoeld
heeft. Geen steriel zwembad, geen vergaderzaal,
maar een echt huis van God, waar je nog kunt
knielen.
Natuurlijk gok je ook een keer mis. Ik ben nu
eenmaal geen geboren koopman. Ik dacht bijvoor
beeld, dat het geweldig was om tijdens de Wereld
kampioenschappen voetbal op de sportpagina te.
komen. Ik stond met mijn advertentie pal naast de
kop van Michels, maar de mensen zaten zo gefasci
neerd naar het Nederlands elftal te kijken, dat ze
vergaten om dat girootje voor mijn kerkje uit te
schrijven. Ik ben er mooi yoor een paar mille
ingestonken.
Ik heb ook al één weigering te pakken. Een christe
lijk damesblad belde me op en zei, dat de adverten
tie niet kon worden opgenomen. Ik vroeg die man
waarom dan wel en hij zei: „Dat is een principe,
eerwaarde. Evenmin als we een advertentie van een
blote vrouwenborst opnemen, evenmin maken we
propaganda voor een katholieke kerk". Ik heb die
brave man geantwoord: „Evenmin als een vrouw
er niks aan kan doen, dat ze borsten heeft, evenmin
kunnen wij het helpen, dat we katholiek zijn". Hij
kon begrip opbrengen voor mijn standpunt, maar
die advertentie stuurde hij wel terug".
Moeders mooiste
Dellemijn is overigens de eerste, die toegeeft, dat
er op dit ondermaanse belangrijker zaken zijn dan
het behoud van zijn kerkje. „Waar maakt die man
zich nou druk over?", wordt er geroepen. „Wat heeft
die kerk dan voor waarde? Is hij mooi?". „Niet
eens", moet ik dan bekennen. Hij is wel lief, maar
moeders mooiste is hij beslist niet. En daarbij
verkeert hij ook nog in deplorabele staat. Er is geen
geld voor nieuwe leien en de pilaren hebben schurft
Mijn kerk is ook de enige plaats in Nederland, waar
het midden in de zomer nog sneeuwt. Als het koor
even te fors uithaalt, in een mis van Perosi komt*
de kalk naar beneden".
Hij wijst door de hor in de serredeur naar een grijze
steen, die achterin de tuin onder een lindeboom half
door het gras overwoekerd is. „Dat is mijn graf
zerk", legt hij glimlachend uit, „die heb ik vast uit
voorzorg in een Spaans klooster op de kop getikt.
Een mens kan niet tijdig genoeg zijn inkopen doen
voor het hiernamaals. Ik ben nu 55 en theoretisch
kan ik dus nog wel even mee. Maar het bisdom
heeft me indertijd wel deze post gegeven, omdat
ik was afgeschreven. Ik had net een hersenoperatie
achter de rug en men vond het beter, om me een
parochie te geven, waar. ik rustig mijn dagen kon
Pastoor Jan Dellemijn, tafelheer in zijn
privè-museum met kunstschatten uit
Nieuw-Guinea. ,,Als je het goed hebt, moet
je het loven", zeggen de boeren hier, „ik
heb daar alle reden toe".
In een landelijke adverten
tie-campagne vraagt pas
toor Dellemijn de finan
ciële steun van Neder
land. Zijn gironummer
884212 moet het funda
ment leveren, waarop hij
de neo-gothiek van hon
derd jaar terug weer doet
herleven.
De doden van 't Loo liggen loge voor het kerkje van Alphons Tepe. ..Hier horen ze nog
bij de gemeenschap. Hier zijn ze niet weggestopt achter hoge bomen".