pollux gaat in eigen romantiek ten onder OUD-STUURMAN HANDELSREIZIGER IN GEMEENTEWAPENS VOOR BEROEPS ZEEMAN IS ZEILEND LEVEN AL LANG VOORBIJ Amsterdam Op de Kam- perbrug in Amsterdam, met ruim zicht op de Sint Nicolaaskerk en de Schreierstoren, het Scheep vaarthuis en 's Lands Zee magazijn, staat men mid den in een maritieme we reld waar ondanks de over macht van geasfalteerde snelwegen, hoge spoordij ken en duistere viaducten nog een snufje zilt te rui ken valt, al komt het dan van ver. De grote blikvan ger, daar in het Oosterdok, is de Pollux, een stalen bark met drie lange, ranke masten en vierkant gebras te ra's - "in de laag" ge meerd, dat wil zeggen met het achterschip naar de ka de gekeerd en vóór gehou den door zware kettingen op een dukdalf. Aan boord van *t roman tisch ogende schip is de Lagere Zeevaartschool ge vestigd. Hij bestaat 125 jaar, maar de viering van het lustrum verliep enigs- Niet omdat de Pollux een geheim heeft - de diepgang bedraagt slechts 66 centi meter, hetgeen de bark to taal ongeschikt maakt voor de vaart - want dat is zo geweest vanaf 1941 toen hij als zesde drijvende onder komen voor de zeevaart school van stapel liep. Wel omdat de belangstel ling voor het eerlijke zee manschap in Nederland, al le nautische traditie en nos talgie ten spijt, lelijk tanen de is. Directeur-commandeur Klaas van den Berg: "we hebben op het ogenblik 37 leerlingen, dat is de helft minder dan we hier zouden kunnen bergen. Waaraan het ligt, weten we niet, maar de Hollandse jongen wil kennelijk niet meer het zeegat uit. Misschien komt het omdat de koopvaardij te weinig propaganda maakt voor zichzelf. Men is conservatief. Men timmert niet graag aan de weg. En dat is jammer, want de vraag naar matrozen - zelf spreek ik liever over scheepsgezellen - is vol doende. We hebben geen enkele moeite met de plaat sing van onze afgestudeer de leerlingen". Er is nog een zaak die di recteur-commandeur Klaas van den Berg in dit jubel jaar verdriet. De Pollux mag dan een laatste vleugje zijn van het fata morgana der havengezichten zoals de uit de Gouden Eeuw zee-, schilders, die zo fraai wis ten te portretteren, maar voor romantiek en heim wee koop je niets in dit gehaaste tijdsgewicht van supertankers en container» schepen. Klaas van den Berg: "wat heb ik aan die masten en ra'seigenlijk zouden we een schip moe ten hebben met moderne masten en laadbomen. Het kunnen omgaan met allerlei werktuigen en hulp middelen als stoomlieren, ankerspil, stoomstuurgerei, patentloden, sleeplog en nog veel nieuwere snufjes heeft in de loop der jaren de kennis van de tuigage van allerlei zeilschepen ver drongen. Onze leerlingen krijgen nog wel les in prak tische vakken als zeil- naaien, plattings slaan, splitsen en knopen, het be klimmen van het staande want en het werken op de paarden onder de ra's wordt nog wel beoefend om de jongens te wennen aan arbeid in hoge masten en aan zware spieren en laad bomen, maar van veel gro ter belang is het om de leerlingen te trainen in mo derne technische ontwikke lingen in het gebruik van allerlei werktuigen en ap paratuur op het gebied van de navigatie, de voortstu wing en de veiligheid waar van we vroeger nooit had den kunnen dromen. En wat dat betreft is het op de Pollux griezelig behel pen. We hebben op het leer- program de vakken scheepsbouw en machine kamer. Maar op de hele Pollux zijn geen machine kamer en geen bewegende werktuigen te vinden. We onderwijzen de theorie van het laden en lossen en van het optuigen van de laadbo men. Maar we kunnen de betrokken werktuigen niet tonen. Man - wat je op zo'n modern schip ziet, gaat je verstand te boven, het mij ne ook. We zouden eigenlijk de beschikking moeten hebben over een hypermo dern vrachtschip en dat zit er helaas niet in. Er is een voudig geen geld voor. Ons internaat wordt door de overheid niet als integre rend deel van het onder wijs gezien. Om de oplei ding te kunnen bekostigen, moeten we nog altijd voor namelijk bij de rederijen' aankloppen, maar er zijn al bedrijven die het niet zo goed meer gaat." „Mijn eerste wapen werd afgekeurd. Je moet'ervarir opdoen, gewoon ondervinden. Ik had het wape gemaakt volgens de afbeelding in het boek „Nede i landse gemeentewapens" van C. Druif. Maar er w ren toch verschillen met de beschrijving en afbe< 1 ding op het wapendiploma, dat officieel wordt vö leend door de Hoge Raad in Den Haag. Je bent di wel erg gebonden. Die wapendiploma's staan gereg streerd bij de Hoge Raad. Daar worden ze in sie schrift getekend. Van elk wapen worden registe bijgehouden. Die registers raadpleeg ik als ik e wapen moet maken. Ik laat het copiëren. Maar1 moet toch altijd voorzichtig zijn, want er zijn teken gen bij van 1816, in ouderwetse stijl. Sinds die li kan een diploma opnieuw getekend zijn. Er kunnl - stijlverschillen in zitten en die worden niet genoteei Die moet ik zelf ontdekken. Daarvoor zit ik zeitf eenmaal per week in Den Haag." Twee dagen in de week reist Joop Neervoort dg het land. Nu niet meer met een wapen onder de aij maar met foto's van eerder gemaakte wapens in zi zak. „Door recommandatie krijg je geen opdrachtej De ene burgemeester ziet het wapen bij de andéi hangen, maar om een opdracht te krijgen, moet er zelf op af gaan. Dan is het wel een voordeel a de burgemeester bij een collega een wapen gezl heeft; dat gebeurt nogals eens met die samenwerk gen." In het westen reageerde men tamelijk 'negatief op l komst. Vaak zitten de gemeenten krap. „Herald is iets uit de oude doos. Het is niet meer dan l sluitpost. In grotere gemeenten krijg je moeilij] burgemeester zelf te pakken. Je wordt afgescl door een ambtenaar. Er zijn gemeenten waar ik geen goud terugkom", zegt Joop Neervoort, kleinere gemeenten verleenden toch opdrachten, is het verder gegaan en Neervoort begint nu gj te zitten. Het meest verbazende was voor de oud-zeemai hij dit talent bij zichzelf ontdekte. Het was verborgen gebleven. „Het verraste me dat ik het ko' In het begin ging ik met lood in de schoenen na; een gemeentehuis. Nu stap ik er frank en vrij af. Met boeken vol bewijzen, dat ik het kan." En is ervan overtuigd dat vele mensen, net als hl verborgen talenten hebben. JOH. M. PAMEIJE Inderdaad is de lagere zee vaartschool 125 jaar gele den niet op initiatief van de overheid opgericht, maar op dat van enkele particu lieren, te weten de heren bestuurderen van de Ne derlandse Zeil- en Roei Vereniging in Amsterdam. De vraag naar matrozen was groot in die dagen, want na de Napoleontische bezetting had de koopvaar dij een onvoorstelbare bloei beleefd. Een top in aantal zeilschepen werd bereikt in 1859. Er voeren toen niet minder dan 2400 fregatten, barken, brikken, schoeners en schoenerbrikken, koffen en galjoten onder Neder landse vlag. Berichten uit die tijd wijzen uit dat het bemannen van de vloot grote zorgen gaf. Vakbekwame Nederlandse matrozen waren schaars. Om de monsterrollen com pleet te krijgen, moest men vaak onbetrouwbare en on gedisciplineerde buitenlan ders in dienst nemen die de zeemanskunst niet verston- JOOP NEERVOORT: MAN MET VERBORGEN TALENT IJMUIDEN Als handelsreiziger in gemeentewape nen is Joop Neervoort waarschijnlijk een eenling. Anderhalf jaar geleden maakte hij een fantasiewa pen op fluweel, nam dit onder zijn arm en reed op goed geluk een paar gemeentehuizen af. Het was een wat onbehouwen gezicht, met zo'n groot ding onder je arm bij dc burgemeester binnen stappen. Als je al zover kwam. Want soms ontving de secretaris hem en vaak kwam hij niet verder dan een ambtenaar. I Maar de burgemeester van Wieringermeer bekeek zijn fantasiewapen met oprechte belangstelling, j Nu zegt Neerlands enige wapenkunstenaar: „Wierin-, germeer is mijn eerste opdrachtje geweest." Het is nu anderhalf jaar later. In veel raadhuizen, vooral in Overijssel, zijn* gemeentewapens aangebracht, die in zijn ateliertje zijn gemaakt. Joop Neervoort begint reputatie te krijgen. Vlak achter de duinen aan de zuidkant van IJmuiden en goeddeels beschermd voor de gele smook van de Hoogovens, woont hij met vrouw en kind in een keurig rijtje. Het schuurtje daarachter bevat de schappen met mozaïeksteentjes in vele kleuren en maten, scheen. L ren vol. Verscheidene potjes, gereed schappen, -ar-gen rleutels, hamers, een stel latten en niet te vergeten enkele mozaïeken van bijbelse voor- Joop Neervoort bij het eerste gemeentewapen, dat hij mocht ontwerpen en werd afgekeurd, omdat het in details van de beschrijving verschilde. stellingen en heraldische wapenen, getuigenis afleg gend van zijn onmiskenbare kunde. Toch is het eigenlijk vreemd. Joop Neervoort begon niet als kunstenaar. Jarenlang zwalkte hij als koop- vaardijstuurman over de zeven zeeën. Nu alweer negen jaar geleden verkoos hij de vaste wal omwille van zijn vrouw. Hij werd bedrijfsleider in een visver- werkende industrie. In zijn vrije tijd oefende hij zijn hobby uit: de genealogie, de stamboomkunde en de daaruit voortvloeiende familiewapens, die hem naar de heraldiek voerden. Bovendien tekende hij aardig en hij begon mozaïeken te maken. Dit combinerende kwam hij tot het maken van wapens in mozaïek. „Toen ik het een beetje in de vingers had, ben ik iets gaan doen dat verkoopbaar moest zijn. Eerst salontafeltjes, bijzettafeltjes met mozaiekbladen. Die werden erg duur en ik kon niet op tegen het fabrieks werk, dat veel goedkoper was. Dan zoek je andere wegen. Al zoekende ben ik op gemeentewapens te recht gekomen." In die periode ging de voormalige kocpvaardijstuur- man de boer op met een fantasiewaptn onder de arm, hopend op stromen orders van cr.thcusiasie burge meesters. Na enige moeite ving mj zijr. eerste op dracht in Wieringermeer. eeuwig aan het Oosterdok. den.' Tot groot verdriet van reders en kapiteins behoor-, den desertie, muiterij en vechtpartijen tot de orde van de dag. Onder deze omstandighe den kwamen de plannen voor de stichting van een instituut voor de opleiding van matrozen gemakkelijk tot rijping. Een schoolschip moest het worden, inclusief internaat, waar jongens de best denkbare training zou den krijgen voor het prakti sche werk aan boord van zeeschepen. De heren bestuurderen ca moufleerden hun eigenbe lang met een sociaal tintje. Bij voorkeur zouden arme jongens worden opgeno men "die anders wel ten laste van de weldadigheid zouden zijn gekomen of tot derzelver eigen bederf zou den zijn opgegroeid". Rapalje, kortom, waaraan veel te vormen viel. Zo stonden lezen en schrijven - veel jongens tussen 13 en 16 waren deze kunst niet machtig - op het lesrooster, en kregen orde en netheid, onderhoud van eigen kle ding, stiptheid en gehoor zaamheid grote aandacht. De dag begon 's zomers om vijf uur en 's winters om zeven uur in de ochtend. Dan ging het fluitje voor "overal" en een kwartier daarna moesten "alle kooij- en verschanst worden" - "Waarna de jongelingen zich zullen wasschen en kammen....het één en ander zal binnen een half uur na het opstaan moeten afgelo pen zijn". Vervolgens was een half uur bestemd voor gebed en voorlezing uit een godsdienstig boek, en kwam de schafttijd die ook niet langer dan een half uur mocht duren. Voor het eten kwamen de bakszeun- tjes en de bakmeesters in aktie, de zeuntjes voor het sjouwen en schoonmaken van kommaliewant, de baksmeesters voor het ver delen van vlees en spek en het toezien op behoorlijk eetgedrag. Noch ver toonde het opgediende menu veel fantasie. Zondag: vlees, aardappelen, groente. Maandag: bruine bonen met spek. Dinsdag: vlees, aardappelen, groente. Woensdag: rijst met rot- mok. Donderdag: kapucij ners met spek. Vrijdag: stokvis, aardappelen, groente. Zaterdag: snert met kluiven. In de acht maanden van de opleiding kwamen de jongens gemid deld twaalf kilo aan en werden ze zes centimeter langer, dat wel. De rest van de streng ge reglementeerde dag werd gevuld met lessen in lezen en schrijven, onderricht in godsvruchtigheid, plunje wassen, dek schrobben, zwabberen, poetsen, tuig onderhouden, schilderen, het omgaan met wapenen en meer van dergelijke za ken die op de woelige ba ren van pas komen. Om zeven uur 's avonds pas was het leerprogramma achter de rug - behalve dan voor de leerlingen die 's- nachts wacht moesten lo pen. Een verslag uit die tijd:" streng maar recht vaardig is het principe aan boord. Vlug en in de pun tjes worden de opgedragen karweitjes uitgevoerd en vooral de zindelijkheid wordt door de' scheepslei- ding streng in ere gehou den. Als 's morgens een van de jongens met vuile oren op de inspectie verschijnt, wordt hij dik in de groene zeep gezet en moet de zon daar aldus ingevet een kwartier op de boegspriet staan. De eerste maal is altijd de laatste". Dat is in de loop van 125 jaar allemaal langzaam, maar drastisch veranderd. Directeur-commandeur Klaas van den Berg: „Ik hou me verre van alle fran je die de afstand tussen leerlingen en leraren onno dig groot maakt. Zaken als salueren en wachtlopen aan de valreep zijn uit de tijd dat gebeurt trouwens in de praktijk van de han delsvaart ook niet meer. Wel proberen we op de Pol lux de samenleving aan boord zoveel mogelijk te benaderen. We bootsen het regiem zo natuurgetrouw mogelijk na. Verdeeld over vijf dagen hebben we veer tig. 's Avonds moeten de tig. S Avonds moeten de jongens op het schip blij ven." Ook het leerprogramma is vergeleken bij vroeger diepgaand gewijzigd. Klaas van den Berg: "Tenslotte ziet de zeevaart van van daag er ook wel even an ders uit. Als de jongens hier aan boord komen, heb ben ze in de eerste plaats al een behoorlijke oplei ding. De helft heeft een aantal jaren LTS gehad. Er komen er van de MAVO en Directeur- commandant t«j n Wo P/-i 7_ Sloepstrijken onderleiding van comman dant Klaas v.d. Berg. een enkeling heeft een paar jaar op de HAVO gezeten. Vroeger bepaalde men zich ei .oe de jongens een hele boel vaardigheden bij te brengen. De matroos was toen de duvelstoejager, het manusje van alles. Tegen woordig is er veel meer ruimte voor beroepsgerich te theorie die aansluit bij de praktijk. De matroos is een gekwalificeerd vakman die kan lassen en monte ren, maar dje ook wiskun de kent, aardrijkskunde en zelfs maatschappijleer. Voorts besteden we veel aandacht aan zwemmen en gymnastiek. De pikbroek van vroeger is dood. In- plaats daarvan is de scheepsgezel gekomen. PIET SNOEREN I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1974 | | pagina 14