£eidóe<3outti/nt HIJ BLIJFT EEH DAG LAHGER LEVEND BEGRAVEH LIGGEH OMDAT HIJ DE FAHFAAR ERBIJ WIL HEBBEN „MILJAAR ROT BEEST, KOM HIER DAN GRIJP IK U..." 25 MEI 197| en de deze in- wer- de ideeërt geopperd i oogpunt in blijven l dezelfde -zakje op wel prak- 1? Onder do testte gekozen ra^ao om erstellend /assen en verd ver- half jaar et zijn, is met het lieuwe jas Idels zijn lant mis- 'eest - de ndig mo- ln de omgeving maken grote borden de passanten attent op het dappere avontuur van Louis. Louis Luypaerts, de koene gepensioneerde mijnwer ker, die zichzelf in het be lang der wetenschap ver oordeeld heeft tot' een ver blijf van 86 dagen onder de grond. spaan u jt verbeteren van een wereldrecord gaat rozen. Louis Luypaerts („als ge 67, Ine naam slecht schrijft, dan is hij las- f, hè") is in zijn kist twee meter onder cketservicé. grond in een hevig gevecht gewikkeld rwoudsesingei tt een vlieg, die zijn wereldrecorddro- Cobeistr. ei. pn wj| verstoren. Het hevige gerommel uw kamers j gestommel, dat uit de aarde opstijgt, a^*rver" «rot het luidruchtige bewijs, dat de man 71M1786Peri* p zich levend liet begraven nog volop leven is: „Nondedju, sakkerre nondedju. c'karaat ^pan-1 zit een v,'e£ in mijne kist. Miljaar rot I Oudshoorn, lest, kom hier dan grijp ik u. Ja, ik zijn den- ie vlieg aan het vangen. Een minuutje ero zilmeta iduld, dan heb ik tijd voor u. Eerst de <oor 109. mairjeg, want daar zijn ik nondedjuus ^raad op. Ja, daar heb ik ze. Dju, daar z IQ e gepensioneerde mijnwerker Louis Luy- |erts (43) nam op 13 april om tien uur >Cien [avonds in het Belgische plaatsje Hechtel kier de opgewekte klanken van de plaat- 'garanile8^ ..fanfaar" zijn intrek in een houten deiijk Stanley Bt, die met een takel in een twee meter hij zich mag tooien met de trotse titel „wereldrecordhouder levend begraven zijn". Oorspronkelijk lag het in de bedoe ling. dat zijn ondergronds verblijf 85 dagen zou duren, maar er is een dag aan vastge- plakt omdat de „fanfaar" op de 85ste dag in het buitenland zit. „De muziekmaat schappij van Hechtel moet een concours spelen in Holland", zegt een van de leden van de fanfare, die dag en nacht waken over het wel en wee -van hun inmiddels beroemde plaatsgenoot. „Louis blijft een dag langer liggen, omdat hij de fanfaar er bij wil hebben als hij weer boven de grond komt. Hij is er met muziek in gegaan en hij wil er ook met muziek uitgaan". De plaats, waar Louis zijn recordpoging' onderneemt, is een grote witte loods, waar in normaal kalkoenen zijn gehuisvest. Voor deze gelegenheid is het kalkoenen bedrijf omgetoverd tot een vermaakcentrum van grote allure, waar menige uitbater van danszalen of tentoonstellingsruimtes ja loers op zou zijn. In het midden van de grote ruimte, die volstaat met tafeltjes en stoelen, is een grote „toog" geïnstalleerd, geflankeerd door een lange tafel, waarop de plaatselijke specialiteit, hot dogs, wordt bereid. Tegenover de uitgifteplaats van drank en spijs is een podium, waar in de weekends de favoriete dansorkesten uit de streek, veelal bestaande uit een echtpaar, waarvan de vrouw het slagwerk voor haar rekening neemt en de man de trekzak bespeelt, de feestvreugde compleet maken. Het element cultuur is achter in de feest zaal vertegenwoordigd, waar een plaatse lijk zeer geprezen en geroemd kunstschil-. der zijn werken heeft uitgestald. Het zijn zeer realistisch geverfde portretten en landschapjes in wonderlijk slecht gekozen pasteltinten. Achter de feestzaal ligt in' een ruimte, die normaal dienst lijkt te doen als „materiaal kot", het heiligste der heilige, waar Louis zijn uithoudingsslag levert. Het betreden van dat met zilverpapier behangen taber nakel is slechts mogelijk na het betalen van de veertig franc „inkom". In het mid- •den steekt een houten schachtje omhoog, waardoor men de koene Louis kan aan schouwen. Voor de minder uit de kluiten gewassen bezoekers is er boven het schachtje een spiegel opgehangen, waarin men eveneens het fenomeen kan ontwaren. Deze spiegel verschaft Louis bovendien de mogelijkheid zijn publiek van boven te bestuderen. „Ik zie gelijk, of ge een schoon hemd aan hebt en of dat ge uwe nek gewassen hebt", verraadt hij. Louis is op het idee gekomen het wereldre cord, dat met 78 dagen op naam staat van een „Engelander", te verbeteren, toen hij nachtwaker was in de mijn. „Als nachtwa ker zijt ge de hele tijd alleen met uzelf. Dan gaat ge prakkizeren om de tijd vol te krijgen en zo komt ge wel op eigenaardi ge gedachten". Louis protesteert heftig, als een van de bezoekers de euvele moed heeft te opperen, dat het toch maar gek is, wat hij doet. „Wat is gek? Achter een voetbal aanrennen is toch ook heel gek. als ge het goed bekijkt Als ge zo denkt, moet ge ook niet meer naar de televisie kijken of naar de film gaan. Dat is toch helemaal te gek, dat er mensen zo meeleven met wat er in de film gebeurt. Ge weet toch, dat het allemaal niet echt is. Dan is dit heel wat beter, want dit is allemaal echt. Ik heb hier twee kubieke meter zand op mijne kist liggen". De kist, waarin Louis voor drie maanden zijn intrek heeft genomen, is twee meter lang, 85 centimeter breed en met aftrek van de matras en de plank, waarop hij zich heeft uitgestrekt, 65 centimeter hoog. Ruimte genoeg vindt hij zelf. In zijn onder aardse kerker heeft Louis de beschikking over een telefoon, waarmee hij stad en land afbelt. Via deze telefoon verleent hij ook medewerking aan een radioprogram ma op Hilversum III, waarin hij op de hem bekende filosofische manier de vragen van de luisteraars beantwoordt. Behalve met telefoneren vult hij zijn tijd met het bijhou den van een dagboek. „Dat dagboek ga ik straks, als ik er weer uit ben, uitgeven. Daar zal heel veel belangstelling voor zijn, want het is een moeilijk leven wat ik hier heb, niet? Ge moet u kunnen concentreren op dat wat ge aan het doen zijt Kijk, ik zit hier opgesloten en daar moogt ge niet aan denken. Want dan gaat ge twijfelen. Maar momenten van twijfel heb ik nog niet gehad. Dat komt, omdat ik me helemaal concentreer op het moment. Ik weet van de andere dagen, dat ik hier gezeten heb helemaal niets meer. Die heb ik helemaal weggewerkt uit mijn verstand. Ik peins er ook niet over wat nog komen gaat. Dat kunt ge niet doen. Dat ga ik allemaal in mijn boek zetten. Ook wie er allemaal geweest is en met wie ik gepraat heb. Gij gaat er ook in komen, denkt daar goed aan. Er komen ook veel foto's in, want er komen hier zeer veel fotografen". Waarna hij de fotograaf vraagt even de gemaakte foto's op te sturen, zodat hij ook van die zorg weer af is. Door de recordpoging van Louis Luypaerts is Hechtel, 'n onbetekenend boerendorpje zo'n 20 kilometer van Hasselt, een bede vaartsplaats geworden. Niet alleen duizen den Belgen verdringen zich wekelijks aan de begraafplaats, maar er komen ook bus sen „Hollanders en zelfs Zjapanczen, Enge landers en Amerikanen". Volgens Louis zijn ze allemaal erg ingenomen met zijn actie. „Ze vinden het allemaal goed. Hier in het dorp, in België, in Nederland en ook in de ganse wereld. Natuurlijk zal er links en rechts nog wel ene jaloerse mens zijn, maar dat moet ook. Want als iedere mens moest zeggen, dat het goed is, dan is het geen succes. Ge moet ook kritiek hebben. Zie maar naar Eddy Merckx. Dat is toch ene hele grote in de sport, maar die krijgt ook kritiek. Dat moet zo". De verzorging van Louis is in handen van vier leden van de „fanfaar", die elkaar voortdurend aflossen. Zij zorgen voor de aan- en afvoer van goederen door middel van emmertjes, die net in de schacht pas sen. Twee keer per dag komt de dokter, die Louis helemaal onderzoekt. Hij heeft daartoe zijn stethoscoop met een meter of twee laten verlengen. Het meten van de bloeddruk en de temperatuur doet Louis zelf beneden in de kist Na het onderzoek schrijft de dokter zijn bevindingen op een. stuk papier, dat naast de schacht hangt. Op dit staatje is afleesbaar, dat het hu meur van Louis dagelijks „opperbest" is, de eetlust „uitstekend" en „alles o.k.". Zijn goede gezondheidstoestand is volgens Louis te danken aan de vele beweging, die hij iedere dag heeft „In het begin ben ik wat afgevallen, maar nu zit ik weer op mijn gewicht Dat komt, omdat ik nogal veel beweeg. Ik plomp en stamp met mijne ellebogen. Nee, ik ben niet kapot te krij gen. Dat is echt Luypaerdenvolk, hè". De recordpoging van Louis moet gezien worden in het licht van hogere belangen. De vraag, of hij het doet om er financieel beter van te worden (veertig franc inkom is tenslotte niet niks), wijst hij met veront waardiging van de hand. De opbrengst is niet voor hem, maar voor „de verenigingen en goede werken". De „fanfaar", waarvan Louis zegt erelid te zijn en geen „spelend lid", schijnt de voornaamste begunstigde te zijn. Voor Louis zelf zijn er slechts de premies, die enkele plaatselijke winkeliers en andere neringdoenden hebben uitge loofd, de opbrengst van het boek en de recette van de film. die waarschijnlijk zal worden gemaakt. „Ik doe het in het belang van de wetenschap", zegt Louis, terwijl hij een sigaret opsteekt „Die kunnen daar veel nut uit halen. Het gaat om het uithou dingsvermogen van de mens. Er komen steeds studenten en geleerden hier. De Universiteit van Brussel is hier geweest met een professor en een Hollandse profes sor uit Amsterdam is ook al geweest. Verder doe ik het ook om Hechtel beroemd te maken. Hechtel wordt nu bekend en dat is normaal". Dat Louis er zelf ook beroemd door is geworden beschouwt hij als een niet on aangename bijkomstigheid. „Wij zijn altijd stille mensen geweest. We hebben altijd hard gewerkt. Dan is het wel plezant, dat nu iedereen „Louis" tegen mij roept. Zoiets 'hebt ge er natuurlijk bij. Het is ook zo, dat ik nog nooit de gelegenheid heb gehad om zo voel te klappen als nu. De mensen komen allemaal bij me en ze horen me graag. Ik zeg ook alles wat ik denk, want het is zo dat ge niet kunt misklnppen, als ge een eerlijke zaak doet". Inmiddels is ook de vrouw van Louis Luypaerts bij de begraafplaats van haar man gearriveerd. Op de vraag of ze niet bang is, dat haar man wat overkomt, omdat de huidige wereldrecordhouder zijn avontuur met blindheid moest bekopen, antwoordt ze: „Mijne Louis wat overko men? Gij zijt niet wijs. Ziet eens hoe goed hij 'er uit ziet. Het is nogal ene sterke, weet ge". Louis vult vanuit zijn graftombe het antwoord van zijn vrouw aan met: „Waar om denkt ge nou, dat mij wat zal overko men? De kans is net zo klein als bij u. Gij kunt toch ook op uwe zetel een hartin farct krijgen. Trouwens, als er Iets met me is, dan kunnen ze me in een kwartiertje weer boven halen". Louis' vrouw vindt het allemaal prachtig wat haar man doet. Aan zijn recordpoging ziet ze maar één schaduwzijde: „Ik zie hem wel alle dagen, maar ik kan er niet bij, hè". Louis tilt daur echter rfiet zo zwaar aan: „Het is bij ons gelijk als bij de duiven. Het weduwnaarsspel, weet ge. Ge moet de duiven van tijd tot tijd uiteen zetten, hè. Dan gaat het allemaal wat beter. Maar als ik er uitkom, dan gaan we wel onmiddel lijk weer op huwelijksreis". JAN NIES FOTO'S: MT AN KONVALINKA het materiaa.. t vertelt de bezoekers hoeveel dagen Louis er al op heeft zitten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1974 | | pagina 13