Ik voel
me nooit
zo thuis
in het
burge
meesters
clubje
1
?<?y
Leiden werd
centrum van
Rijnland onder
bescherming
van de Burcht
ie
ïn
Bollenexporteur Piet
Westerheek hoogste
gezagsdrager van
Sassenheim maar:
Collegium Musicum
gooit hoge ogen
met gedurfd concert
I PAGINA 5
LEIDSE COURANT
ZATERDAG 11 MEI 1974
Ills
>111
breekt
ronde
aan. Phi-
s moeten
van de
te ver-
Philidor
zeker
1 of
'edstrijd
jd van
Aan 6-4
oeg om
ca-
schaak-
zowel
zouden
:ou zijn
1
eerste
verlies
dhaafde
klassen
bij
1 komt
start,
:rokken
:rde en
Leidse
1 en
lidor 2
)e uit-
r pro-
onbe-
eneens
1.
haar
zeker
18 tot
ocos
„Kik-
grote
ag 23
en
tallen
v.Me
iburg
emse
cos-
Iter-
SASSENHEIM Bollenexporteur Piet,,Wat de burgemeester zei daar waren we
Westerbeek had weieens meer voor bur- het altijd mee eens", is de simpele ver-
gemeester gespeeld, maar 1 januari dit klaring die Piet Westerbeek geeft voor
jaar werd het menens toen burgemeester de luttele keren dat hij als wethouder de
J. Baron van Knobelsdorff, na dertien lippen van elkaar haalde.
Sassenheimse jaren, werd benoemd tot
dijkgraaf van Rijnland. Westerbeek, totAls loco-burgemeester echter kom je in
dan toe slechts stand-in tijdens de vakan- een ander wereldje. Dat ondervond ook
ties van de burgemeester, werd opeens deze geliefde 55-jarige Sassenheimer, die
de hoogste gezagsdrager van Sassenheim. op 18-jarige leeftijd zijn studie op de
In één klap draaiden de schijnwerpers Middelbare Tuinbouwschool in Lisse af-
naar de immer vriendelijke wethouder rondde en sedertdien een loopbaan in de
die al negen jaar als vrij rustige linker- bollen verkoos. Hoe hij het loco-schap
hand van de burgemeester, de raad ver- beleeft en hoe hij zich voelt tussen zijn
tegenwoordigde. „collega's" staat in onderstaand artikel.
"Nee, een echte burgemeester
ben ik niet. Daar ben ik ook
niet goed genoeg voor. Te wei
nig kennis van concrete zaken.
Dat hebben die anderen wel.
Daarom voel ik me ook nooit zo
thuis in dat burgemeestersclub
je. Tijdens een vergadering
gaat dat nog wel. Dan kan ik
ook mijn zegje wel doen. Maar
ais het laatste agendapunt er
door is dan is het voor mij afge
lopen. Dan zie ik al die ander»
burgemeesters bij elkaar staan
en dan denk ik „Nu 4 moet je
wegwezen, Piet. Hier hoor jij
niet thuis. Deze mensen hebben
hun eigen leven. Daar pas jij
,Het wil niet zeggen dat de an
dere burgemeesters me niet mo
gen. Integendeel. Ze knikken al
tijd vriendelijk naar me en vra
gen ook van alles. Hoe het met
me gaat en of ik in Sassenheim
de boot nog een beetje kan af
houden. Ze bejegenen me op
een plezierige manier. Daar ben
ik dankbaar voor."
,Ze kunnen me ook links laten
liggen, maar daar is geen spra
ke van. Dat was wel een gerust
stelling voor me in het begin. Ei
genlijk had ik niets anders moe
ten verwachten. Toch zijn ze
anders en ik houd daar reke
ning mee. Er zit iets scheef als
je tussen hen en mij geen ver
schil ziet. Want een bepaalde
afstand is er wel zeker. Ik ben
maar een gewone bollenboer.
Op mijn achttiende ging ik van
school. Alleen het diploma van
de Middelbare Tuinbouwschool
heb ik. Die anderen hebben dik
wijls gestudeerd."
„Tegen mij mogen ze gewoon
„Westerbeek" zeggen maar ik
zal altijd groeten met „dag,
burgemeester." Die andere ech
te burgemeesters praten soms
ook zo makkelijk. Niet dat ze
altijd iets te vertellen hebben.
Vaak ook slaat het nergens op
wat ze zeggen. Gebruiken zo
nietszeggende clichés. Mijn stijl
is dat niet. Als ik iets zeg, dan
Piel Westerbeek: „Voor een echte burgemeester ben ik niet goed genoeg"
sta lk er ook achter. Ik raffel
niet even wat af. Voor het voor
bereiden van een toespraak trek
ik gerust een paar uur uit. Dan
denk ik eraan in mijn auto,
mijn werk en soms als ik tegen
de slaap aanleun. Ik benijd wei
eens mensen die heel makkelijk
erg zinvolle dingen kunnen zeg
gen."
„Ik heb het deze maanden druk
als een echte burgemeester. Vijf
volle werkdagen per week ben ik
eraan kwijt. Soms zit ik ook za
terdags en 's zondags te wer
ken. Zet dat er maar niet in.
Dat klinkt zo overdreven."
„Ik doe graag mijn best voor Sas
senheim. Ik mag de mensen
wel. Zij mij geloof lk ook. Al
kijken ze nu wel eens anders te
gen je op. Dan kom je ze op
straat tegen en dan zie je ze
aarzelen. Moeten ze je nu met
burgemeester aanspreken of ge
woon met Plet Westerbeek. Dan
maken ze al bij voorbaat excu
ses. Dat vind ik flauwekul. Ik
ben toch ook een gewone Sas
senheimer".
„Neem nu de aubade op koningin
nedag dit jaar. Daar stond ik
dan met mijn ambtsketen in de
plaats van de koningin. Nee,
niet bovenop het bordes maar
gewoon beneden. Ik voel me het
plezierigst als ik net boven de
kinderen kan uitkijken. Hoger
hoeft voor mij niet.
Als ik dan al die Sassenheimers
voor me zie staan dan krijg ik
het warm van binnen. Die ver
bondenheid met het koningshuis
dat doet me goed. Dan sta ik te
genieten."
„Soms is het ook wel eens
lijk om loco-burgemeest .e
zijn. Vooral als het gaat om het
weigeren van een vergunning.
Dan word ik wel eens door een
bekende op de schouder getikt
en dan zeggen ze ..Hé, Piet, wat
ga je me nu maken. Ik ken je
nu ai jaren en nu krijg ik geen
vergunning. Hoe zit dat? In
zo'n geval kan lk ook hard zijn.
Dan vertel ik dat het niet an
ders kan. Dat ik wel moet. An
ders verzaak ik mijn plicht.
Nee, een burgemeester heeft het
niet makkelijk."
„Gelukkig heb ik In Sassenheim
Ijverige ambtenaren. Misschien
vormen ze wel een uitzondering.
Ze helpen me enorm. Per slot
van rekening weet ik ook niet
zoveel. Zij zorgen dan dat alles
In orde komt. Óp je ambtenaren
moet je kunen rekenen. In Sas
senheim lukt dat best."
„Misschien komt er binnenkort 'n
andere burgemeester, een echte.
Dan kan ie 't zo van me over-
nemen. Geen centje pijn."
Herman van Amsterdam
)t da
voor
LEIDEN - De Burcht is een uniek
verschijnsel in een binnenstad
als die van Leiden. Dat vooral
omdat het gebouw dankzij res
tauratiewerkzaamheden zijn
oorspronkelijke karakter heeft
I bèouden. In een van de eerste
afleveringen schreven wij, dat
er waarschijnlijk al rond het
Jaar 800 mensen woonden aan
de oever van de Rijn, waar de
twee armen van de rivier weer
in elkaar glijden. Op de lagere
school leerden we, dat het uitge
strekte rijk van Karei de Grote
na diens dood opgedeeld werd
en mede daardoor verzwakte.
Dat betekende, dat de landen
aan de Noordzee onverdedigd
lagen tegen de invallen van de
Noormannen.
Hoewel het toenmalige Leythen
niet aan de kust lag, mogen
we toch aennernen, dat de ne
derzetting regelmatig last zal
hebben gehad van de woeste
Scandinaviërs. De bewoners
zochten daarom bescherming.
De best verdedigbare plaats in 't
I kale polderlandschap was de
punt van het Rijneland. De Lei-
denaars wiierpen, daar een heu
vel op die zij xi het rond omga-
ven met houten palen.
I Op deze wijze moeten we ons het
ontstaan van de Burcht voor-
I stellen. Dat het gebouw deze
j eerste vorm reeds voor het jaar
1000 gehad moet hebben is des
te waarschijnlijker omdat dit
soort ronde vluchtheuvels veel
voorkomen in Engeland en N->r-
mandië, waar de Noormannen
zich in die tijd nog meer lieten
zien dan hier.
j Ook nadat de dreiging van' de
Noormannen verdwenen was,
bleef een toevluohtsoord voor
het verder zo kwetsbare Leiden
1 van groot belang. In de 11e en
12e eeuw beleefde Holland een
roerige tijd, doordat de graven
in deze landstreek vooral via
strijd hun gebied en macht uit-
I breidden. Deze graven gaven de
I Burcht in de 11e eeuw haar hui-
I dige vorm. Men gebruikte toen
I tufsteen als bouwmateriaal. Na
dat de vest'ng veel geledrn had
van het strijdgeweld (Jacoba
I van Beieren werd er in 1203 be-
I legerd), werd zij enkele jaren
l later opnieuw opgetrokken, nu
niet steviger baksteen. In die
tijd liep er ook een gracht van
de Oude naar de Nieuwe Rijn,
zodat de Burcht op een eiland
stond. Deze Burchtgracht is in
1670 gedeeltelijk gedempt. Het
laatste deel verdween in 1917.
De graven van Holland hebben de
Burcht al gauw in leen gegeven
aan een burggraaf (of kaste-
lein). Deze man had bepaalde
•achten in de stad en misschien
bief hij een tol op de passeren
de handelsschepen.
Onder de bescherming van de
Burcht had zich op de lin
ker Rijnoever intussen name
lijk een levendig handelscen
trum ontwikkeld. De huidige
straatnamen op die plaats zijn
daar nog een stille getuige van:
Vismarkf, Botermarkt, Aal
markt, Boommarkt. Deze na
men geven aan dat Leiden toen l
al 't centrum van Rijnland was,
waar zeer uiteenlopende takken
van het econmisch leven hun
vruchten kwijt konden: de
(zee)visserij en de landbouw,
ki.e waren werden op een vaste
p.aats gemarkt. De toename
van de handel in de loop den
H—«1BH
tijd vereiste soms wel een ver
groting van de marktplaats. Zo
moesten in 1575 enkele huizen
achter het stadhuis het ontgeld
den ten gunste van de vismarkt.
Het handel drijven werd daar
zo aangenaam mogelijk gemaakt
o.a. door het plaatsen van ban
ken, stallen en boompjes, die de
vis beschermden tegen de al te
felle zon. Een belangrijke ver
betering was ook de aanvoer
van schoon water, dat via een
werd gehaald. De huidige fon
tein daar werd daartoe in 1693
geplaatst.
Deze tekening geeft nog duidelijk
de oude functie van het Waag-
hoofd in de Rijn weer: schepen
liggen aangemeerd, op het hoofd
„die Craen", waarmee de sche
pen gelost werden. De naam
Craensteeg werd in die tijd ook
wel gebru kt voor de huidige
Mandenmakersteeg, zo genoemd
omdat er veelambachtslieden
met dat beroep in de steeg
den.
Deze fontein gaf in de middeleeu'
wen vers water vanu t de Burcht
ten behoeve van de handel. Hij
siert nog steeds do Vismarfet.
(Foto onder).
Waag. Als onderdeel van een
reglementering van de handel
werden de goederen in dat - aan
vankelijk houten - gebouw o.a
gewogen (waag komt van we
gen). Op het in de Rijn uitste
kende hoofd stond een kraan, die
zware goederen (houten palen)
uit het water haalde. Dit hout
mocht niet langer dan drie da
gen in het water liggen, omdat
het de oorzaak was van vuilop-
eenboping in de Rijn.
Vanaf dit marktcentrum liep er
een reeks steegjes naar de
hoofdstraat van Leiden, waar
de kooplieden woonden. Nu zijn
daar nog van over Kabeljauw-
steeg. Vrouwensteeg, Mandema-
kersteeg, Maarsmcnsteeg, Ko
renbrugsteeg, Chooilammer-
steeg en Mosterdsteeg. Waarom
de eerstgenoemde zo heet is
niet geheel duidelijk, omdat de
vismarkt aan de andere kant
van de toenmalige stad lag. Wel
ls bekend, dat de Kabeljauw-
steeg in die tijd ook Borresteeg
of Bornsteeg heette
(born=bron). In de Middeleeu
wen was het vaak zo, dat een
straat die van een water de
stad inliep watersteeg werd ge
noemd of een naam kreeg die
met water te maken had: Wed-
desteeg (wedde is doorwaadba
re plaats).
De Korenbrugstceg loopt naar de
Korenbeursbrug, waar vanaf
1443 het koren verhandeld werd.
Daarom werd de brug Brood-
brug genoemd (later ook St.
Cornelisbrug).
De Choorlammersteeg heeft al
véle namen gehad: Coer Lam-
mensteeg, Kors Lammensteeg,
Keurlammerstraat co Cors Jan
Nannenzsteeg. De naam is
waarschijnlijk niet afkomstig
van „koor", „lammen" of
„keur". Een kerk stond er na
melijk niet in de buurt, de lam-
menmarkt werd elders gehou
den en van ee«i keur is ook
niets bekend. De laatste variant
is meer reëel: een man met die
naam zal toen wel een stempel
gedrukt hebben op het leven in
die steeg.
Roen v. d- Geest
Dirigent André Kaart zal zijn handen vol hebben
Leiden - Collegium Musicum, het studentcnorkest met koor, gooit
onder leiding van André Kaart weer „hoge ogen" met een ge
durfd en aantrekkelijk programma voor hun concert op vrijdag
17 mei in de Lutherse kerk aan de Hooglandse Kerkgracht.
Instrumentaal drie solisten: Margriet Wortelboer (fluit), Willem
Bijleveld (viool) en Marianne van Leeuwen (elavecimbel) in
het Tripleconcert voor fluit, viool en elavecimbel met orkest van
J.S. Bach. Voor het koor twee uitermate moeilijke werken: van
Francis Poulenc (1899-1963), de jong:.te van de Groupo des six,
de uit 1936 daterende Litanies Ia Vierge noirc" voor vrouwen
koor, of, zoals de componist heeft aangegeven, voor kinderkoor'
en orkest. Collegium Musicum heeft voor vrouwenkoor gekozen.
En dan van Antonio Vivaldi (1678-1741) het Gloria in D gr.t. voor 3
solisten: sopraan I en II, en alt, met koor en orkest. Het heeft
12 delen, waarvan sommige heel kort, zoels bijvoorbeeld het
vierde deel: „Gratias agimus tibi", dat slechls enkele maten
Wat vooral het strijkorkest aan techniek zal moeten opbrengen, is
niet mis. De Vivaldi-allegri hebben een zeer hoog tempo en de
dirigent zal hieraan alleen al zijn handen vol hebben om zijn
mensen gelijk te houden.
Merkwaardig is, dat slechts In drie delen het gebruik van blaasin
strumenten is voorgeschreven, een hobo en een trompet, nl. in
het eerste (Gloria), het elfde (Quoniam tu solus Sanctus) en het
twaalfde (Cum sancto spiritu). In het zesde deel, een sopraanso
lo (Domine Deus) mag als obligaat-instrument een keuze worden
gemaakt uit hobo of viool. In dit deel een typisch Italiaans trek
je met het wiegende Siciliana-karakter in twaalf-achtste maat.
De octaafsprongen gevolgd door het vlugge passage-werk van
het Gloria vindt men in het voorlaatste deel nog een keer ver
kort terug.
Of de schoonheid var. "t werk helemaal uit de verf zal komen,
hangt af van het itii p:, dat Collegium Musicum zich kan ver
oorloven, van de trefzekerheid van het koor, en vooral van het
stemmenevenwicht, want men zul veel ragfijn raderwerk in deze
partituur kunnen beluisteren. Wij hepen daarom van harte, dat
koor en orkest zich in hun besit vorm zullen presenteren.