Fie
Carelsen
„HET LIGT
AAN JEZELF
OF DE
HERFST
VAN JE LEVEN
EEN HEL
OF
EEN HEMEL
WORDT..."
DeKiagens-
waardige
vrouw?
Kom nou
tooh
jongens!"
Den Haag - De 84e verjaardag van oud-actrice Fie
Carelsen ligt volgens de kalender alweer enkele
weken achter haar constant kaarsrechte rug - eens
koningin, altijd koningin, noblesse oblige - maar
het betekent niet, dat de feestelijke entourage in
haar Haagse driekamer-woning inmiddels weer
plaats heeft gemaakt voor de dingen van een
doordeweekse werkdag. De salon lijkt ook op deze
middag een binnenzee vol bloemen - baccararozen
op de ronde tafel, planten op het tapijt en op de
vensterbank en orchideeën op de antieke kasten.
„Lieve jongen", zegt ze, „ik weet, dat orchideeën
niet te betalen zijn. Maar ik heb ze toch gekregen.
Het zijn er zoveel, dat je het idee krijgt, dat het
om paardebloemen gaat".
En dan te bedenken, dat ik mijn verjaardag niet
wilde vieren. Wat is er voor feestelijks aan.
een oude vrouw, die 16 jaar geleden afscheid heeft
genomen van het toneel? Toen ik in 1958 afscheid
nam stond ik aan de top. En misschien had ik nog
,wat ja'ren kunnen meedraaien. Maar toch voelde ik
toen. dat het beter was om op te stappen. Je hebt
heerlijk gewerkt en de kans gekregen om de prach
tigste rollen te spelen. Ik heb ook nooit het bange
gevoel gehad, dat het bergafwaarts met me ging.
Maar een mens kan nu eenmaal niet eeuwig aan
de gang blijven. /Hes verandert, alles vernieuwt
zich. Er komt domweg een moment, dat je jezelf
overleefd hebt.
•Ik wil nu best bekennen, dat ik na mijn afscheid
een moeilijke tijd heb doorgemaakt. Ineens mis je
alles, wat je leven rijk en zinvol heeft gemaakt. Je
verlangt in het begin toch weer naar die sfeer van
het theater. Elke avond om kwart over acht denk
je: „nu gaat het doek op. Nu gloeien de schijnwer
pers aan". In gedachten sta je toch weer in je
kleedkamer en wacht je op het teken, dat je op
.tnoet komen.
prive-engel
Gelukkig heb ik een privé-engel, die de overgang
wat makkelijker heeft gemaakt. Ik heb geen uitge
sproken geloof, ga ook niet naar een kerk. Maar
die engel zorgde er voor, dat mijn weg terug
voorgoed werd afgesneden. Ik brak prompt mijn
heup en wist: „nu is het echt voorbij Fie. Eindelijk
mag je opgelucht adem halen".
Als je zo hardhandig op jezelf wordt teruggewor
pen, is het een kwestie van zorgvuldig invullen om
toch nog wat van je leven te maken. Er worden
kranten volgeschreven over de eenzaamheid van
oude mensen. Iedereen heeft medelijden met de
bejaarden, die geen duidelijke taak meer hebben
in het arbeidsproces.
Ik doe daar niet aan mee. Want ik geloof nog steeds
heilig, dat het aan jezelf ligt of die herfst van je
leven een hel of een hemel wordt. Er zijn nog altijd
fijne boeken, die je niet gelezen hebt of wilt herle
zen, er is nog altijd een telefoon, die je als een
red lijn kunt uitgooien naar vrienden en dierbare
kennissen. Ik kom er rond voor uit, dat ik een
vlijtige gebruikster ben van die schitterende uitvin
ding van de heer Bell. En dat dateert niet eens van
de laatste 16 jaar. Ik heb mijn leven lang getelefo
neerd en ben opgebeld. Elke zaterdag heb ik een
oude vriendin uit Amsterdam aan de lijn. Ze zit
in hetzelfde schuitje als ik. Ook oud en ogenschijn
lijk eenzaam. Maar mijn hemel, wat hebben wij
Fie Carelsen, een levende legende in de Haagse toneeldreven, nam in 1958 op'glorieuze wijze afscheid van haar dierbare Haaase Cn.
medie. "Misschien had ik nog jaren mee kunnen draaien", zegt ze nu,"maar gelukkig had ik een prive-engel, die er voor zorgde,
dat ik mijn heup brak".
elkaar nog een hoop interessants te vertellen. Elke*
zondag is het mijn beurt en bel ik haar. Soms voor
een gesprek van een kwartier. Vaker duurt het uren.
Natuurlijk komen de dodemansverhalen ip onze
conversatie steeds vaker voor. Je komt er als 84-jari-
ge gewoon niet onderuit. Gelukkig heb ik de laatste
weken een oplossing voor dat probleem gevonden.
Om die telefoongesprekken niet te laten verzanden
in een klagelijke condoleance, begin ik gelijk met
de ontslapenen. Dat hebben we dan gehad en
daarna kunnen we ons weer tot het leven bepalen.
mooie momenten
Elke zondag wordt er door mij ook gebeld met Paul
Steenbergen. Klokslag elf uur gaat bij hem de
telefoon over en is Fie aan de lijn. Ook dat zijn
mooie momenten in elke week. Je hebt zoveel samen
meegemaakt, zoveel grandioze dingen mogen doen.
Denk dus niet, dat we ooit met de mond vol tanden
staan. Ik vind het zelfs jammer, als hij op zondag
.een matinee heeft, want dan kan ons gesprek maar
kort duren.
Waar we het over hebben? Mag het bijvoorbeeld
over de Haagse Comedie gaan? In Den Haag wordt
nu opeens geroepen, dat het slecht gaat met dit
gezelschap. De ouderen stappen op en zoeken
elders hun heil. Maar wat is daar eigenlijk op tegen?
Het is jaren goed gegaan, maar er komt een tijd
dat de kapitein op de brug de koers van het schip
wil verleggen. En dat is zijn goed recht. Toen in
1918 Eduard Verkade de leiding overnam van het
gezelschap, waar ik werkte, gooide hij ook alle
vastgeroeste tradities over boord. Ik was 28, maar
toch gaf hij me in Hamlet de hoofdrol van de
koningin. En Albert van Dalsum, die twee jaar
ouder was kreeg de tweede hoofdrol. Moet'ije je
voorstellen, wat dat betekende bij een gezelschap,
waar keien als Rika Hopper en Theo Mann Bouw
meester al jaren de lakens uitdeelden.
'Neem me niet kwalijk. In 1959 heeft geen actrice
of acteur „schande" geroepen, toen ze in de rijen
van de ambtenaren werden ingelijfd. Dat betekende
immers je salaris op tijd. regelmatige verhogingen
en een aantrekkelijk pensioentje op je ouwe dag.
Er is bij het gesubsidieerde toneel geen acteur meer,
die met angst en vreze de dag van morgen behoeft
af te wachten. Ben je mal: of hij nu wel iets
presteert of helemaal niks, zijn salaris gaat toch wel
omhoog. Zo kan het gebeuren, dat de eerste de beste
juffrouw na zeven jaar toneelspelen momenteel
'meer verdient dan ik op het moment, toen ik als
topactrice afscheid nam. Ik gun het die juffrouwen
van harte. Maar dan wel flink zijn en de konsekwen-
ties van het ambtenarenbeleid accepteren.
Waarom kan Paul Steenbergen bijvoorbeeld geen
vast contract meer krijgen? Daar wordt vreselijk
over gejammerd. Maar Paul is wel 65 en volgens
'goed ambtenarengebruik nu een gepensioneerde
acteur. Er is overigens geen vuiltje aan de lucht
Als hij wil, kan hij drie gastrollen per jaar bij de
Haagse Comedie spelen. Paul heeft er wel voor
gezorgd, dat hij voorlopig nog onmisbaar en onver
vangbaar is. Maakt het dan wat uit, of je vast bij
een gezelschap zit of niet?
Met Ko van Dijk ligt het anders. Ko is ook oen
begenadigd talent, maar ik krijg wel de indruk, dat
hij bepaalde dingen niet helemaal begrijpt. Ko is
een oertalent met alle voor- en nadelen van dien.
En dan krijg je die opgewonden verhalen in de-
krant Dat hij door de directie van de Haagse
Comedie ontslagen zou zijn. Ja ik weet het, lieve
jongen. Hij heeft mij er ook over opgebeld. Maar
'het is alleen niet waar, wat ie beweert. Ko had
inderdaad een contract tot 1975, maar hij kwam wel
zelf met de mededeling, dat hij een vrije produktid
van Cyrano de Bergerac ging regisseren. Of dat
goed was? Ja, dat was oké.
Daarna vraagt hij aan directeur Carl van der Plas,
of er in februari 1975 een rol voor hem is. Dat-
konden ze op dat moment niet zeggen, want het
speelplan voor het volgend seizoen is nog niet
bepaald.
Prompt neemt Ko een serie rollen in de televisiepro-
duktie van „Een citroentje met suiker" aan en
vertelt hij ook nog en passant, dat hij niet alleen
de regie van Cyrano doet, maar ook nog een rol
in het stuk opneemt. Nota bene een bijrol, die hij
zeker geweigerd zou hebben, als de Haagse Comedie
hem die had aangeboden. De grote Ko speelt geen
tweedeplans-rollen. En terecht.
Is het dan zo verwonderlijk, dat de directie van de
Haagse Comedie zegt: „Misschien is het nu tijd om
"Jongens doe me een plezier en pak de sherry en de glazen. En schenk ook wat voor mij in. Ik heb net een duplicaat gekregen van een voorstu
die, die Isaac Israels indertijd van mij heeft gemaakt. Is het geen plaatje. Het originele schilderij heb ik ook. Ik heb het alleen even uitgeleend
voor een tentoonstglling over het werk van Israels, die begin mei in het Zeister-slot wordt gehouden".
'het'lopende contract nog eens te herzien". Per slot'
van rekening staat hij bij het gezelschap voor 60.000
gulden op de pay-rol.
Het ligt dus duidelijk aan Ko, dat hij het niet
begrepen heeft. Ik vind dat jammer, want een
prachtig gezelschap als de Haagse Comedie wordt,
door zulke onware publicaties in discrediet ge
bracht".
klaagmuur
Ik kom zelf al jaren mijn huis niet meer uit Want
de engel heeft inmiddels ook gezorgd, dat ik mijn
tweede heup brak. Ik weet ook nauwelijks meer,
hoe Den Haag er nu uitziet. Ik heb van horen
zeggen, dat de Plaats veranderd is. Ik hoop, dat
ze er wat moois vap gemaakt hebben.
Ik probeer wel bi] te blijven. Ik was vroeger al de
„Klaagmuur" van het gezelschap. Ik kreeg onophou
delijk jongere collega's bij me, die met moeilijkhe
den zaten. Dan waren ze weer eens reddeloos'
verliefd op een man met vijf kinderen en vroegen
ze mij, of ze daar goed aan deden.
Dat soort gesprekken voer ik nog steeds. Ik probeer
'te luisteren, ik lees en telefoneer. En als ik op de
televisie Pleuni Touw in „De stille kracht" een'
prachtige creatie zie weggeven, bel ik haar op om
dat te zeggen. Ik had haar willen verrassen, maar
helaas kreeg ik meneer Hugo Metsers aan de lijn,
die wilde weten, met wie hij sprak. Ik maakte hem
duidelijk, dat ik dit als een verrassing voor Pleuni
Touw wilde bewaren. „Zeg maar, dat een vrouw
van 84 de behoefte voelt om haar te feliciteren",
'zei ik.
Helaas bleef hij onaangenaam doen en weigerde hij
mij door te verbinden. Toen ben ik even goed
kwaad geworden. „Jongeman", zei ik, „dat je nu
toevallig een behoorlijke rol in je leven hebt ge
speeld, geeft je nog niet het recht om mij zo te
'behandelen. Je spreekt met Fie Carelsen, een vrouw
van 84, die toevallig genoten heeft van het spel van
Pleuni Touw. En dat wil ik haar persoonlijk zeg
gen".
'Wat denkt zo'n jongen eigenlijk?"
In haar huis aan het Haagse Benoordenhout is een
ereplaats gereserveerd voor een portret van Isaac
Israels, dat hij in 1920 van Fie Carelsen schilderde.
Met een pittige clause, die ruim toereikend is voor
elke engelenbak zegt ze: „Israels was niet alleen een
grandioze schilder, maar ook nog onvoorstelbaar
gierig. Ik heb drie kwartier voor hem geposeerd en
toen het schilderij af was zei hij: „ik ga eerst
proberen om het voor 1500 gulden te verkopen. Lukt
dat niet, dan krijgt u het van mij! Hij wist op dat
moment, dat ik binnenkort naar een sanatorium
moest en dacht: „daar komt ze toch nooit meer
levend uit". Hij vroeg ook, hoe het schilderij moest
heten: „mevrouw Pisuisse". „een toneelspeelster" of
gewoon „Fie Carelsen". „Zet er maar „Fie Carel
sen" onder stelde ik voor, „want dat klopt in elk
geval!! Pisuisse was toen al dood. Vermoord op het
.Rembrandtplein in Amsterdam. En als actrice leef
de ik toen nog duidelijk in de schaduw van zijn
grote naam.
Op een middag ben ik in de auto gestapt en naar
zijn atelier gereden. Hij woonde bij me op de hoek
op de Koninginnegracht Ik heb het schilderij voor
zichtig opgepakt en naar de wagon gedragen. Later
is hij nog bij me thuis gekomen om het terug te
vragen. „Ik vind, dat het niet gelukt is", klaagde
hij, „je lijkt niet". „Akkoord", zei ik, „u krijgt het
terug, zodra u een nieuw schilderij van me gemaakt
hebt, dat dan wel lijkt. Wanneer schikt het u, dat
ik voor u kom poseren?"
duplicaat
Datzelfde schilderij hangt vanaf vijf mei in het
Zeisterslot, waar op die dag een overzichtstentoon
stelling van het werk van Israëls geopend wordt.
Fie Carelsen zal zich in die periode moeten behel-
'pen mot een duplicaat van een voorstudie, die de
schilder indertijd met losse pols heeft gemaakt. Het
origineel van die studie is al jaren in bezit van het
Haarlemse Frans Hals-museum, „maar ik ben er
zelf pas kortgeleden achter gekomendat hij be
stond. Jammer, dat ik niet meer in staat ben om
het origineel te bekijken".
Fie Carelsen neemt je daarna mee naar haar bou
doir, dat ze heeft ingericht als een authentieke
kleedkamer. De kaptafel staat als een massief altaar
in het midden. Daarop dozen met poeder, spiegels
en kammen. Bescheiden in de hoek een tafeltje,
waar ze 's morgens eenzaam, maar niet alleen
ontbijt. De avondmaaltijden betrekt ze doorgaans
diepgevroren van een naburige slager.
„Staat hier een beklagenswaardige vrouw?" vraagt
ze met het hoofd trots geheven naar haar audito-
.rium: een fotograaf en een journalist.
„Jongens, doe me een plezier en pak de sherry en
de glazen. En schenk ook wat voor mij in. Want
dit is opnieuw een prachtige dag".
Ze heeft voor deze gelegenheid een feestelijke japort
aangetrokken en het donkere haar zorgvuldig ge
kamd. De stok, die haar tot stut moet dienen, ligt
al uren werkeloos in een verre hoek.
„Hoe eenzaam is een mens eigenlijk", vraagt ze in
een goed getimede monoloog, „als een mens ouder
wordt heeft hij misschien kinderen. En als hij geen
kinderen meer heeft zijn er misschien kleinkinde
ren. En als die er niet zijn, zoals bij mij, zijn er
altijd nog vrienden en kennissen. En als die er ook
niet meer zijn dan is er altijd wel een buurman,
die je wilt helpen. En als die buurman er niet is,
heus geloof me, dan ligt het toch echt aan jezelf".
LEO THURING
FOTO'S MILAN KONVALINKA