MILJOENEN VOGELS I HALEN HET NIET Vlooientheater is dood door gebrek aan „artiesten" Vogelbescherming in Nederland vijfenzeventig jaar UTRECHT Het wordt lente. Binnenkort begint weer de gro te trek van miljarden vogels, die zich begeven van Afrika en Zuid-Europa naar hun broed plaatsen in het noorden. Maar miljoenen zullen deze plaatsen nooit bereiken. Alleen al in Ita lië worden per jaar meer dan 200 miljoen vogels, waaronder 80 miljoen kleine zangvogels een prooi der jagers. De 'afge matte vogels worden met mo torboten op de Middellandse Zee tegemoet gevaren en neer geschoten. Naast de 2 miljoen legale jagers verrichten nog j eens zo'n 400.000 vogelvangers hun moordend werk met vang-, slag- en klapnetten. Zo gaat het ook, zij het in iets j mindere mate, in Frankrijk, Spanje en Noord-Afrika. In Bel- gië zijn de in het wild levende vogels door de wet beschermd. Het was een Koninklijk Besluit van .20 juli 1972, uitgevaardigd onder de toenmalige minister Leo Tindemans. Maar in het j; volgend kabinet werd door zijn opvolger Albert Lavens de deur weer op een kier gezet; hij gaf toestemming om gedurende het jaar 1973 120.000 vogels te van gen voor de kweek en de be voorrading van kooivogelhou-' ders. In Nederland staan we er veel beter voor. Alle in het wild le vende vogelsoorten staan onder wettelijke bescherming, dankzij de inspanningen van de dit jaar 75 jaar bestaande Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels. Direkt na de oprichting op 1 januari 1899 is men gaan strijden voor „Het behoud van de in het wild levende vogels teneinde deze in hun grootst mogelijke soortenrijkdom te handhaven". Want 75 jaar gele den was het in ons land nog zo, dat miljoenen vogels werden ge dood ten behoeve van de con sumptie, maar vooral voor het opsieren van dameskleding. He le japonnen werden bekleed met vogelveren, de hoeden werden ermee opgesierd, zelfs met hele vleugels en vogelkopjes. Vandaar dat in de eerste jaar gangen van de Verening te lezen staat dat de leden zich verbon den om „Geen hoeden voor zich of hun gezin te kopen of te dragen, die met opgezette vogels of gedeelten daarvan versierd zijn, of zich andere daarmee versierde voorwerpen te ver schaffen" en „het aanleggen van verzamelingen van vogelnesten, eieren en dergelijke zaken, be nevens het gebruik van lijs-, ters, vinken en leeuwerikken voor de tafel, tegen te gaan". De eerste vogelwet werd uitgevaar digd in 1912 en de tweede, meer waterdichte, volgde in 1936. Met deze laatste wet wordt tot op heden gewerkt, maar een nieuw wetsontwerp komt binnenkort op tafel. Een mindersierende eigenschap van Nederland is, dat het wordt geacht het grootste internationa le centrum van de verhandeling van vogels te zijn. Het gaat dan niet alleen om vinken of sijzen, maar men heeft het zelfs zover gebracht, dat in bijvoorbeeld Australië de prachtigste exoten worden gevangen, die op de Ne derlandse markt tienduizenden guldens per stuk opbrengen. Onlangs nog is een wouw gear resteerd, die Australische vogels had gevangen, verdoofd en ver te behalen door akties als het uitgeven van stickers aan va kantiegangers die richtng Italië gaan. Men wil het inrichten van reservaten gaan bevorderen en een nationale inzamelingsaktie gaan houden om de Italiaanse vogelbeschermers middelen te verschaffen zoals educatieve mi lieufilms. „En we zullen niet stoppen voordat die massale vo- gelmoord is afgelopen" zegt de heer De Bruin met klem. Dat de jeugd zich steeds meer milieubewust toont blijkt uit het initiatief van de leerlingen van de Amersfoortse Scholenge meenschap „De Schothorst". Via een briefwisseling met zo veel mogelijk Italiaanse scholie ren willen zij proberen de Ita liaanse jeugd op andere eetge woonten te brengen. Zij hebben alle Nederlandse scholen ver zocht aan deze aktie mee te doen. Adres: p/a Scholenge meenschap „De Schothorst", Keerkring 22, Amersfoort. Ter gelegenheid van het jubi leum zijn door de Vogelbescher ming een reeks aktiviteiten ge pland. Zoals de uitgave van het jubileumboek „Vogels leren kennen" en het „Handvest Vo gelbescherming". Ook is de ge legenheid aangegrepen om een „Alarmfonds Vogelbescher ming" in te stellen, dat is be doeld om in gevallen waar vo gels in nood dreigen te raken onmiddellijk financiële hulp te kunnen bieden. Het speciale gi ronummer 75575 en bij alle ban ken in het hele land kan gebruik gemaakt worden van het speica- le banknummer 434. LONNEKE VAN KOOT Wat eens levende zanglijs ters waren, ligt nu voor con sumptie in de Belgische eta lages. stopt in haar panties. Zo werd zij uit het vliegtuig gehaald. Het betrof vogels die per stuk 50.000 gulden opleveren. Er zijn dan ook velen, die door deze handel miljonair zijn geworden. Al is het dan allemaal goed geregeld in Nederland, toch is er nog een bedreigde vogelsoort die niet onder de Vogelwet, maar onder de Jachtwet valt. Het betreft de steltlopers zoals de watersnip en het bokje. Van deze vogels zijn er nog maar zo weinig in Nederland, dat de heer C. de Bruin, direkteur van de Vogelbescherming van me ning is dat de jacht op deze vogels zo snel mogelijk verbo den moet worden. Jacht op an dere diersoorten vindt de heer De Bruin terecht, omdat dit een •onderdeel vormt van het na tuurbeheer. De jubilerende Vereniging tot Bescherming van Vogels heeft in die 75 jaar nog veel meer tot stand gebracht. Zo werd in de twintiger jaren het bewaken van belangrijke broed-, rust-, en fou- rageerterreinen onder handen genomen. Momenteel staan vele duizenden hectaren onder bewa king van de Vogelbescherming. Ook kreeg de Vereniging enkele reservaten in eigendom: ,,'t Stoar" op Texel, 70. ha. in het ,,Reef"-gebied bij Westzaan, de Acfcerdïjkse "Plassen onder Pijnacker en „Het Liesveld" te Groot Ammers. Daarnaast is men sinds vijf jaar bezig met een experiment om ooievaars te kweken. Dit ge beurt in de Alblasserwaard. Vijftig ooievaars zijn hier bijeen gebracht en men ziet vol interes se uit naar de eerste broedresul- taten die, naar men hoopt, dit In Alblasserwaard probeert men het aantal ooievaars in Nederland weer te vergroten. jaar kunnen worden verwacht. Het is trouwens wel nodig dat Nederland er wat ooievaars bij krijgt. Waren er in 1939 nog 321 paren die hoog op de schoorste nen hun nesten bouwden en 850 jongen uitbroedden, nu hebben wij in ons land nog slechts 3 paren. De grootste bedreiging wordt in Nederland niet meer gevormd door de jacht. Tegenwoordig is de bedreiging veel meer gelegen in de aantasting van hun bioto pen (hun broedterreinen, rust en overwinteringsgebieden). De aantasting wordt niet alleen ver oorzaakt door ruimtelijke ont wikkelingen, zoals uitbreiding van woongebieden, industriali satie, havenontwikkeling, tot standkoming van voorzieningen voor intensieve rekreatie of aan leg van wegen, maar evenzeer door herstruktuering van land bouwgebieden en andere ont wikkelingen in het agrarisch grondgebruik. Opruiming van singels en heg gen, verlaging van de water stand in drassige gebieden en regulering van beken leiden al lemaal tot achteruitgang van het biotoop van vele vogelsoorten. Bovendien is daar dan nog de vervuiling en vergiftiging van het milieu. De giftige bestrij dingsmiddelen, het lozen van giftige stoffen en olie in het oppervlaktewater hebben voor vele vogelsoorten rampzalige ge volgen gehad. De Vogelwet is niet het instrument om deze aantasting doelmatig te beant woorden. Bij het maken van plannen zal danig rekening moeten worden gehouden met de natuur en de bestaansmoge lijkheden van vogels en andere diersoorten. Maar in de komende 25 jaar zullen de aktiviteiten van de Vo gelbescherming zich voorname lijk richten op het buitenland. In samenwerking met de Die renbescherming, het Wereld Na tuur Fonds, de Stichting Mon diaal Alternatief en de Neder landse afdeling van de Interna tionale Raad voor Vogelbescher ming zullen er diverse akties worden ontplooid. Dit kan ook weer in samenwerking met alle natuurbeschermingsorganisaties in Noord-West Europa. Indivi duele akties, zoals het verzame len van handtekeningen, adres sen aan regeringen, ministers, senaatsleden en de Raad van Europa hebben tot op heden niets uitgehaald. Vandaar deze bundeling van krachten om de schrikbarende afslachtingen te bestrijden. De aktie: „Stop mas sale vogelmoord" hoopt succes Henry Dillen geeft graag 25,- voor een mensenvlo DEN BOSCH - Het vlooien theater is een stukje nostalgie naar het verleden geworden. De oh's en ah's van de drom toe schouwers rond de betrekkelijk kleine kermistafel als de „gou den" koets, door zes rode sprin gertjes getrokken, begon te rij den of als een popperig kleine ballerina pirouetteerde, klinken al sinds 1967 niet meer op de Nederlandse kermissen. Reden: er zijn geen artiesten meer, waaronder dan te verstaan valt: mensenvlooien. Henry Dillen in Den Bosch, die het laatste vlooientheater in Ne derland exploiteerde - een zaak van grootvader op vader op zoon - vertelt het me wat treu rig. „Meneer, ik wil er zo weer mee beginnen. Maar per seizoen heb ik zo'n 300 mensenvlooien nodig - neen, geen honde- of kattevlooien, want daar heb ik niets aan - en hoe kom ik daar aan. Ik heb in verscheidene Ne derlandse en ook Belgische kranten advertenties gezet en ik krijg er incidenteel wel een aan bod op, maar veel en veel te weinig. En je kunt toch niet zeggen dat ik niet goed betaal: Vijfentwintig gulden voor een vlo is een redelijk bedrag." Hij leunt wat naar achter in zijn stoel. De kleurentelevisie achter hem krijst een popprogramma uit. „Ja, er is wel wat veranderd. Vroeger had ik zo mijn vaste leveranciers. Om de paar dagen haalde ik ze op tegen een knaak per stuk. Je hebt er een paar honderd per seizoen nodig. Kijk, ze kunnen normaal wel een paar jaar mee, maar ze moeten onnatuurlijke arbeid verrichten. De pootjes slijten door het trek ken van de karretjes. En dan kun je ze niet meer gebruiken. Neen, we hebben ze nooit laten overwinteren." Kermisachtig verspringen de ge- De piepkleine karretjes, die door de vlooien getrokken worden. kleurde lampjes op de t.v. Een nieuwe groep zet oorverdovend in. Dillen met stemverheffing: „Mijn grootvader is er mee be gonnen, in Parijs. Die kon nooit afscheid nemen van zijn vlooien. Na het seizoen zette hij de beste in een pot op de schoorsteen. Hij huilde als er een dood ging. Mijn vader was harder." Een doordringend gegil van de kleinsten, die niet naar bed wil len kapt zijn betoog af. „Ja, ik heb van mijn zestiende jaar af met het vlooientheater gestaan. Soms een hard vak. Je bent gebonden, je moet achter de tafel je voorstelling geven. Als een ander na de sluiting van de kermis een biertje gaat drin ken, moet jij je mouw opstropen om je vlooien te eten te geven, 's Morgens, 's middags en 's avonds moeten ze bloed hebben, anders gaan ze dood. In 1967 waren er geen vlooien meer te krijgen en het bezoek liep ook terug. De Oudere generatie had het allemaal wel gezien. Nou staan we alleen nog met een kindermolen op de kermis. Maar er is toen wel weer vraag naar het oude vermaak geko men. Daarom dacht ik. laten we de zaak maar weer eens oppak ken. En nou komt het probleem hoe ik aan die beestjes moet komen." Ik ga verzitten en voel kriebel opkomen. „Meneer, ik zal het u vertellen. Er zijn hier in Holland nog zo veel vlooien dat je ze op elkaar gestapeld nog niet in een contai ner van twee ton zou kunnen opbergen. Het kardinale punt is dat, toen de mensen nog tachtig gulden schoon hadden, ze graag een paar knaken bijverdienden met aan mij hun vlooien te ver kopen. Nou zijn ze zelfs voor vijfentwintig gulden niet meer te porren, ook al hebben ze vlooien. Dan heb je nog wel eens van die lolbroeken die met een hondevlo aan komen dra gen, maar daar heb ik niks aan. Het moeten mensenvlooien zijn. Dierenvlooien zijn veel zwakker, veel teerder van huid. Als je een dierenvlo tussen duim en wijs vinger pakt is-ie dood." Een knijpend gebaar benadrukt deze stelling. „Een mensenvlo is veel taaier. En dat moet ook. Je moet ze kunnen aanpakken om ze te kunnen inspannen en te voe- Hij stroopt ter illustratie zijn mouw op. „Een heleboel mensen denken dat je ze wel bloed uit een flesje kunt laten drinken. Vergeet het maar, ze moeten warm. vers mensenbloed. Een vlo drinkt het bloed niet op. Hij maakt een wondje, spuit daar dan iets in, wat de rode bloedlichaampjes scheidt van de witte. Hij neemt alleen de rode. Daarom is zelf kweken voor ons ook niet moge lijk. Zo'n vlo is een raar beest. Neem nou alleen het feit dat de mannetjes zo onnoemelijk klein zijn, dat je ze met het blote oog nauwelijks kunt zien. Ze hangen onderaan het lichaam van de vrouwtjesvlo." Zijn gedachten gaan duidelijk naar vrouwenemancipatie, als we de misprijzende trek op zijn gezicht goed verstaan. „Het trainen, dat is weer een onderwerp apart. De aanlooppe riode is het moeilijkst, daarna wordt het makkelijker. Neem nou de gouden koets, die wordt getrokken door zes vlooien. Als je er nou een wilde bij hebt, zo een die nog springt in plaats van loopt, dan zet je hem met vijf goede ervoor. Dan leert-iet het vanzelf. Maar die alleen lo pen voor een karretje, of de danseresjes, of de jongleurs, die moeten goed gedresseerd zijn. Hoe ik dat doe ga ik niet vertel len. Ik wil wel zeggen dat ik gebruik maak van de natuurlij ke eigenschappen van het beest je." vroeger zijn De leveranciers v er niet meer? „Nou, ik had een vaste in Am sterdam. Die is verhuisd, daar hoor ik niks meer van. Ik had er ook een in Den Haag. een alleenwonende man. Die is nou getrouwd met een verpleegster. Nou, dan weet je 't wel. Die ging eens een keertje schoonmaak houden. Weg vlooien. Nou heb ik goede hoop op een die ze voor mij in Portugal wil halen. Daar zijn nog streken waar het sterft van de mensenvlooien. En ik kan er heel wat gebruiken. Een procent of dertig kan ik meteen wel afschrijven, die mislukken. Het inspannen is al een heel pro bleem, met zo'n dun zilver draadje om zo'n klein nekje. Het zit wel eens te strak. Je knypt er ook wel eens een dood. Dat inspannen gaat zo: dat zil verdraadje gaat met een lusje om het halsje. Nou ja, dat noe men we zo, want een vlo heeft eigenlijk geen halsje, maar er is een scheiding tussen kop en lijf en daar gaat dat lusje omheen. Dat draadje gaat er nooit vanaf. Ook niet bij het voeren. Ik moet die vlooien wel voor de wagen tjes vandaan halen want anders drukken die te veel op de beest jes. Als er per ongeluk een poo tje dubbel zou zitten de hele nacht zouden ze de volgende dag niet kunnen lopen." De kriebel nam toe. Ik begon me af te vragen of er voor mij straks soms vijfentwintig gul den te verdienen was. „Ja, we zijn altijd erg zuinig op onze vlooien geweest. We had den er altijd een soort liefde voor. Niet dat we het nou zo verschrikkelijk vonden als er een dood was, maar toch. Ze hebben bij mij ook allemaal na- GERARD CRONE

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1974 | | pagina 17