„Veenhuizen" wordt geschiedenis WMM RIJKSWERKINRICHTING WORDT ALS STRAF AFGESCHAFT Kombineren blijft de mode. En de benen mogen weer gezien worden. sas— SMsSSr^ S%ISSSC;g£ §§sg~£Z Ü1P= PAGINA 6 LEIDSE COURANT DONDERDAG 14 MAART 1974 Het Drentse Veenhuizen is een dorp, dat allesbehalve waard is om in de VW-fblders vermeld te worden. Aan de ene kant van de weg een kanaal, aan de andere kant bordjes met „verboden toegang". Regelmatig opduikende marechaussee vraagt naar het doel van je komst in het geval je de bordjes met de provocerende tekst hebt genegeerd. Bijna altijd volgt het: ,,Dan moet u verdwijnen" soms vergezeld van een proces-verbaal. Veenhuizen is een dorp, waarin justitie nogal wat geïnvesteerd heeft, het is een „gevangenissen-dorp". „Pas op of je gaat naar Veenhuizen" was een vroeger gezegde, waarmee wanhopige vaders en moeders trachtten onwillige knapen in het rechte spoor te houden. Wanneer Veenhuizen in die context genoemd werd, werd het Veenhuizen-van-de-rij ks- werkinrichting (RWI) bedoeld. Met name in de ellendige dertiger jaren waren de gebouwen Norgerhaven en Esserheem overbevolkt door bedelaars, ladlopers of mensen, die er simpelweg niet in slaagden de kost te verdienen. Dit Veenhuizen gaat verdwijnen, omdat binnen afzienbare tijd RWI als straf geschrapt zal worden als zijnde niet passend voor deze tijd. Terwijl de gevangenissen die er gevestigd zijn gemoderniseerd worden, zal een ruim 100 jaar oud onderdeel van het penitentiaire pakket dat Justitie tot haar beschikking heeft, worden opgeheven. Er zullen weinig tranen om gelaten worden. konden wenden of keren. Vaak werd er gevochten, waarbij de „gestichtsbewoners" of „ver pleegden", zoals ze door de bur gerbevolking genoemd werden, om de dag water en brood (maximaal 28 dagen) riskeerden. Of ze probeerden kleine stukjes spek in een pannetje op de ijze ren kachel uit te bakken (spek- piepen) en daarmee de dagelijk se hap het idee van vlees mee te geven. „Want het was bijna elke dag stamppot", weet Hof zich te herinneren. „Eens in de week echter maakte de kok een extra lekker potje klaar van aardappelen met bruine bonen, overgoten met wat spekvet. Of er was snert met varkenskop pen. Maar voor de rest stamppot: de ene dag aardappelen met raapstelen, de andere keer raapstelen met aardappelen." Trouwens de voeding was gerant soeneerd. Het brood werd langs een latje afgesneden: 's mor gens twee ons, 's avonds drie ons, zonder beleg. De mensen verdienden in „de fabriek" een paar centen en daarvoor konden ze dan beleg of boter kopen. Nee, het was geen vetpot. Maar nogmaals: ze waren onder dak. want er was niet veel te versie ren door deze mensen in de maatschappij. Hier zijn ze oud Veenhuizen als opvangcentrum voor ontheemden en daklozen werd in de jaren 18231824 ge sticht door Indiëveteraan Gene raal Graaf Johannes van den Bosch, die na in 1819 op non-ac tief te zijn gesteld zich daad werkelijk ging inzetten voor de bestrijding van de sociale ellen de, waarin de Nederlandse volksklasse was gedompeld. In 1818 richtte hij samen met nog enkele particulieren de Maat schappij van weldadigheid op. Het doel was verpauperde men sen uit het westen over te bren gen naar de woeste gronden in t eigenlijk niet zeggen, voorbaat vast: zoveel maanden waren gewoon schijn- Veenhuizen." De uitslag stond bij- Rink Hof (64) die tientallen jaren als bewaker „ze noemden ons majoor" op de rijkswerk inrichting van Veenhuizen heeft rondgelopen, vertelt met graagte. Zijn verhaal gaat terug naar de crisis-jaren, een tijd vol sociale ellende en waarin de Nederlandse rechters meerma len „Veenhuizen" als vonnis uit spraken. En de verdachte was er vaak maar wat mee in z'n schik. „Veenhuizen betekende in die tijd brood op het plankje' gaat Hof verder, ,,'t Was er geen vetpot, maar je was onder dak. Vaak vroeg een verdachte als de rechter hem bijvoorbeeld tot een half jaar RWI in Veenhui zen had veroordeeld of ie er niet een paar maanden bij kon doen („dat half jaar is zo om edel achtbare"). Rond tweeduizend mannen waren in deze tijd te werk gesteld in de Rijkswerkin richting. Het waren mensen van allerlei allooi: bedelaars, landlo- Drente en Overijssel om die te ontginnen. Op deze manier zo redeneerden de toenmalige so ciale hervormers zouden deze paupers gereclasseerd kunnen worden tot bewuste en welva rende landarbeiders. Zo ont stond Veenhuizen (rond 1830 kreeg overal in West-Europa de zogenaamde „armenkolonie' veel aandacht) en al spoedig kwamen hele gezinnen daklozen naar het Drentse gehucht, waar intussen al twee gebouwen wa ren verrezen. Al even spoedig echter kwamen ook de eerste mensen, die naar Veenhuizen werden verwezen op gezag van de strafrechter. Er kwamen moeilijkheden, niet in het minst op het stuk van financiering, in 1859 nam het rijk „Veenhuizen' over en een jaar later werd het dorp als Rijkswerkinrichting in het Wetboek van Strafrecht bij geschreven. RWI werd een straf, evenals ge vangenis en hechtenis een straf waren. Het doel van „Veenhui zen" was landlopers, dronk aards en bedelaars tot regel matige arbeid te brengen. In de praktijk kwam het er op neer dat iemand, die zonder midde len van bestaan leefde al spoe dig „rijp" geacht werd voor Veenhuizen, dat een maximale opvangcapaciteit had van 2.000 man. Een aantal dat met name in de slechte economische jaren ook gemakkelijk gehaald werd. De „gestichtsbewoners of „ver pleegden" van Veenhuizen moesten zowel op het land als in de diverse werkplaatsen wer ken. Een geliefd baantje was dat van stalknecht bij een particu liere boer. Soms liep een gedeti neerde weg, maar aldus Rink Hof „de meesten waren veel te blij dat ze er waren" Wanneer iemands „verpleegtijd" om was en hij werd met ontslag gestuurd dan gingen velen naar een arrondissement b.v. Zut- phen) waar de rechtbank royaal omsprong met Veenhuizen als straf, maximaal drie Jaar. Vaak werd „majoor" Hof dan ook be groet met de vraag: „Is mijn baantje nog vrij?" Toch kende Veenhuizen een re- gime, waarmee niet viel te spotten. De Raad van Tucht stond gauw klaar met een ver blijf in het cellengebouw „rooie pannen genaamd, waar de ge strafte om de dag water en brood voorgezet kreeg. Het re- me betekende ook elke zondag verplichte kerkgang. Twee keer schuifelden lange rijen gedeti neerden naar de Hervormde Kerk vergezeld van een direc tielid. „De dorpsbevolking van Veenhui zen heeft zich echter nooit tegen de verpleegden gekeerd", zegt Hof met stelligheid. „Men ac cepteerde ze en raakte met hen vergroeid. In de dagen dat Veenhuizen werkelijk tweedui zend verpleegden telde, zag het er hier piekfijn uit. Geen wan delpaadje was verwilderd en ook rond de boerderijen was al les opgeruimd. Dat deden de verpleegden moet u weten". Verder was bepaald dat een ge detineerde hooguit een keer per week een brief mocht ontvan gen, die vooraf gelezen werd. evenals het antwoord dat terug geschreven werd. Alcohol was er taboe. „Als ze weg gingen, kwam er een opkoner uit Assen om kleren te verkopen", zegt Hof, „wat wil je, de mensen hadden nauwelijks geld om iets fatsoenliiks te kopen" Bij het uitbreken van de tweede Wereldoorlog werd de situatie op de Rijks-Werkinrichting Veenhuizen gewijzigd. Rond 19401941 kregen ook soutej neurs RWI als bijkomende straj opgelegd. Na verloop van eeij aantal jaren steeg het aantal souteneurs dat in Veenhuizen werd ondergebracht. Terwijl het aantal landlopers en bedelaars als gevolg van betere socials opvangmogelijkheden geleidelijla aan afnam. Op dit ogenblik zit] ten er nog zeven, terwijl er, eveneens zeven souteneurs zijn opgesloten. Volgens directeur J. Nijborg van Norgerhaven (gevangenis voor langgestraften) waar tot op dit ogenblik ook de Rijkswerkin richting nog is ondergebracht) zal mettertijd op souteneur schap zeker gevangenisstraf ko men te staan, waarop de be hoefte aan een Rijks-werkinrich ting nog geringer zal worden dan ze op dit ogenblik al is (ook nu is er geen verschil in behan deling en huisvesting met ande re gestraften). Justitie hoopt de souteneurs in de toekomst een meer adequate behandeling te kunnen geven dan de Rijks werkinrichting. Terwijl de op vang van eventuele landlopers en bedelaars veel beter ge schiedt in daarvoor aangewezen tehuizen dan in de justitiële sfeer. Waarmee „Veenhuizen" dan definitief geschiedenis zal zijn geworden, hoewel het ge- vangenissencomplex blijft be staan, zelfs gemoderniseerd wordt. Klaas Goingal E Z<K/itt 2 x totalen E i;;£ZTrzsr.n 1 ij De benen zijn terug van verstopt geweest, de rok wordt weer ats een verloren zoon verwelkomd. Zo wil de mode het en zo zal 't ook gaan. In het nog steeds zeer populaire kombinatiespel krijgt de rok dan ook gelijk een hoofdrol. Speciaal voor de modebewuste vrouw selekteerde Lampe een stijlvolle kollektie van veelal eften rokken en spencers met bloem rijke blouses. Waarbij haast alles met alles kan: de kleuren, de dessins, de stoffen, stuk voor stuk houden ze prachtig rekening met elkaar. En met de vrouw. Die weer helemaal vrouw is bij Lampe. Linnen plooirok. 491- Acrilic tanktop. 26.- Tricelon blouse. 35.- Alle drie in diverse harmoniërende tinten. Mt. 38 t/m 44. M.. 36 t/m 42.49- KUssicke tricelon bloemblou, Mt. 38 t/m 44. 39-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1974 | | pagina 6