2S2 Louis Couperus centraal gesteld S3SB Welk boek vond u het beste?... en welk het slechtste ZO IK IETS BEN... Karei Reijnders verzamelde okkulte knipsels van Couperus DINSDAG 26 FEBRUARI 1974 LEIDSE COURANT 28 februari t/m 9 maart X CJ 28 februari t/m 9 maart De Boekenweek 1974 (van 28 februari tot en met 9 maart) wordt opgeluisterd met een aantal aktivitei- ten en gebeurtenissen, die te maken hebben met Louis Couperus (1863-1923). De Commissie voor de Propaganda van het Nederlandse Boek (de organi sator van de Boekenweek) heeft Couperus deze centrale plaats gegeven vanwege de momenteel sterk stijgende belangstelling voor het oeuvre van Couperus, waar de Commissie bij aantekent dat van veel boeiende aspecten van de persoon Coupe- Twee uitgaven ter gelegenheid van de Boekenweek willen daar iets aandoen. Het Boekenweekgeschenk (gratis in de boekhandel, bij aankoop van 10,- aan boeken tijdens de Boekenweek) gaat in op Coupe rus' belangstelling voor de wereld van het occulte. Karei Reijnders, een van de weinige grote Coupe rus-kenners, stelde dit boekje samen. „Als ik, bij voorbeeld, de geest van mijn moeder op den rand van mijn bed zag zitten" heeft hij deze bloemle zing genoemd. Een andere aantrekkelijke bloemlezing, ditmaal uit 't journalistieke werk van Couperus, werd samen gesteld door Kees Fens. „Zo ik iets ben..." staat op de voorzijde van het omslag, een zin die op de achterzijde van het boekie wordt afgemaakt: „....ben ik een Hagenaar". Men verwacht nogal wat belangstelling voor deze uitgaven. „Zo ik iets ben..." heeft een oplage van 70.000 exemplaren (prijs 2,50); „Als ik, bijvoorbeeld, mijn moeder op den rand. van het bed zag zitten" is er in maar liefst 250.000 exemplaren was het papier minder schaars geweest, dan waren er ze ker nog meer van vervaardigd. Ook Boekenbal en andere boeken-festiviteiten staan in het teken van Couperus. Een feestelijke avond vindt op 2 maart plaats in Den Haag, eerst In de Koninklijke Schouwburg de „Couperus-revue", een cabaretesk 28 februari t/m 9 maart programma onder artistieke leiding van Albert Vo gel en Luc Lutz, met medewerking van o.a. Elisa beth Andersen, Eric Schneider, Paul Steenbergen, Marijke Merckens, Olga de Haas. Daarna in de Haagse Pulchri-sociëteit het Boekenbal, met Coupe- rus-achtige versieringen en aankleding, vervaar digd door Haagse Kunstenaars, onder leiding van Hep van Delft. In diverse steden van Nederland vinden uiteenlopende manifestaties plaats tijdens de Boekenweek 1974. Aan enkele bekende Nederlanders legden wij de vraag voor: ..Welk boek van de laatste tijd vond u het beste en welk het slechtste?" Uit hun antwoorden zou in elk geval kunnen blijken dat er in ons land weinig boeken slecht gevoriden worden. Simon Carmiggelt leest geen slechte boeken, heeft hij laten weten. Wat hem zeer bezig houdt is het werk van Gerard Reve, met wie hij, zoals men weet in uitgebreide correspon dentie gewikkeld is. Een deel van deze briefwisseling (de brieven van Reve) werden ge publiceerd in „De Taal der Liefde". Reve's komende boek is al voor een deel onder ogen van Carmiggelt geweest. Het gaat „Een circusjongen" heten en de hoofdstukken die Car miggelt ervan gezien heeft, maken er voor hem al „het beste boek" van. Merijntje Jantje Ligthart uit Steenbergen krijgt opnieuw rode wangen als-ie vertelt, dat hij nog pas het meest heeft ge noten van het nieuwste Arends oog-boek van Paul Nowee, ge titeld „Kogels als losgeld". Als hij aan dit boek denkt, voelt hij opnieuw de spanning. En het slechtste boek? „Die lees ik niet", zegt hij. „Als ik er niks aan vind, leg ik 't weg en dan vergeet ik hoe het heette. Ik heb trouwens niet zoveel tijd om te lezen. Door de tv-se- rie ben ik nog achter op school en dat moet ik inhalen". Mies Bouwman vindt het heel moeilijk om een oordeel te hebben over het beste boek, omdat zij altijd weer vindt vanwege drukke werkzaamhe den teveel boeken ongelezen te moeten laten. Maar waar zij tijd voor nam Is het boek van de Amerikaanse schrijver Nor man Mailer, die aandacht wijdde aan het verschijnsel Marylin Monroe onder de titel „Marylin". Dit boek sprak haar erg aan, omdat de figuur van Marylin haar boeit. Slechte boeken leest zij niet, wel heel gemakkelijke, van die lichte werkjes die niets voor stellen maar waarop je lekker in slaap valt. Als titel in dit verband noemt zij bijv. Eiger- killer, waarover geen kwaad woord, juist omdat zij er zo gemakkelijk bij in slaap valt. Wat moeten ze nou weer van me, moet Piet Keizer hebben gedacht toen hij vlak voor de training over zijn leeshonger werd ondervraagd. „Dat weet ik zo niet", zei hij gemelijk, met de toon van iemand die op het punt staat goeiendag te wensen en op te hangen. „De tectives, science fiction en dat soort dingen", meldde hij uit de trainer/coachkamer. „Ik heb nu niet zo veel tijd meer om te lezen". Maar na enig aandringen: „Simba's sterven niet. Van Wim Hornman. Dat vond ik erg goed". Een compliment voor Keizer, om titel en auteur in één adem te noemen, .pakte verkeerd uit. „U hoort zeker tot de mensen die denken dat voetballers dom zijn", zei hij, zo mogelijk nog gemelijker. Maup Caranza, te allen tijde in bespreking, liet via zijn secre taris weten uitsluitend ter ont spanning te lezen. Een van de laatste boeken die de Amster damse maarschalk in onroe rende goederen zich kon herin neren als een best werk was „Geheim dossier Odessa". „Slechte boeken leest hij niet", aldus de secretaris. „Wanneer een boek hem na een paar bladzijden niet bevalt, doet hij het weg". Sylvia de Leur: ,,Ëh....slechte lees ik niet. Het beste vind ik nog steeds van Gerard van 't Reve; heel fijne boeken. Wat was ook nog maar weer het laatste... De Vrienden. Dat was het beste. En Simon Carmiggelt, Elke ochtend opstaan. Dat vond ik ontzettend leuk.. Maar verder lees ik de laatste tijd voorna melijk scripten.. O ja. Super star van Viva viel.me erg te gen. Er staat in, dat het een schokkend en opwindend ver slag zou zijn van de Ameri kaanse sex en cultuur, maar dat vind ik helemaal niet. „Meneer, goeiemlddag". „Simba's sterven niet" Is een vroeg werk van de heer Horn man, die daarvoor naar de voormalige Congo ging en zich thans verheugd toonde popu lair schrijver van Piet Keizer te zijn. Mgr. Simonis, de bisschop van Rotterdam: „Ik lees zelden ro mans, maar heb pas „Eliza beth" van Maria Rosseels ge lezen. Dat vond ik geweldig mooi. Op theologisch gebied was ik onder de indruk van Walter Smith' Ik maak alles nieuw. Ik heb ook pas „De be heerste kerk" van Walter God- dijn gelezen. Dat is geschreven vanuit een bepaalde visie waar je andere visies tegenover kunt stellen; dat maakt zo'n boek toch interessant". Jasperina de Jong maakt er geen geheim van, dat zij „ver liefd" is op de Franse schrij ver Marcel Proust, vooral om de wijze waarop hij de roerse len van zijn personages ont leedt. Zijn drie boeken in Ne derlandse vertaling, resp. Combray, De liefde van Swann en In de schaduw van de bloeiende meisjes heeft zij als het ware verslonden. Zij wacht nu op nieuwe vertalingen, want is het Frans onvoldoende meester om Proust op al zijn wegen te kunnen volgen. Zij moet daarentegen niets hebben van Willem Frederik Hermans. Zij las diens Engelbewaarder en kreeg het zo koud van de kille stijl ,dat zij dit bock niet uit heeft kunnen lezen. Wie zou Louis Couperus toch zijn? Wie zou die Louis Couperus toch zijn? Hoe meer je van hem leest, hoe minder dui delijk het antwoord op die vraag wordt. „Zo ik iets ben, ben ik een Hagenaar" is een van zijn uitspraken, een merkwaardige gedachte die Kees Fens koos als titel van zijn verzameling Cou perus-teksten, die bij gele genheid van de Boekenweek in 'n populaire en goedkope editie aan de lezer wordt ge boden. Een boeiend boekje, fragmentarisch van karak ter, dat 'n aardige ontmoe ting mogelijk maakt met die man, die zoveel boeken schreef en die je nooit hele maal leert kennen. Louis Couperus. Als kind kende hij de Angst (hij schrijft het met een hoofdletter); die Angst werd nog groter, in het ge heimzinnige Indië: „Het ogenblik, dat de geesten met u mee gaan door de overdekte gangen, die, door de tuinen, naar de grote badkamers geleiden...Neem uw tweede bad toch niet zo laat..." Couperus heeft in zijn leven vele landen en streken be zocht en bewoond. Indië, Nice, Sioilië, Japan. En evenveel landen als hij kende, evenveel figuraties nam hij aan in zijn ge schriften: de poseur, de lichtvoetige, speelse ironi- cus, de melancholicus, de door het leven vermoeide. Maar de Angst bleef.... Na vijf jaar Batavia terug in Holland: „En ik vond het in Holland verschrikke lijk. Ik geloof, dat ieder In disch kind, komende in Hol land, het zo moet vinden. Het kleinere huis. het gat van een tuin, geen rijtuigen en geen paarden; ik geen bendie en paard meer; twee meiden en een knecht Het is nog steeds niet zeker wie dat was inplaats van dertig bedien- waar hij zijn schooljaren doorbracht en waar hij la ter nog tweemaal terug keerde, Rome, de Cote d'A- zur („De Blauwe Kust"), den". Het is wel erg: „En de school, de Hogere-Bur- gerschool. De jongens had den voor mij allen een luchtje: ik vond dat ze zich niet wasten, en van passio nele drama's was geen sprake meer: er werd niet gesproken over vrouwen, ze waren niet verliefd op meisjes en niemand had een innig vriendje. Ik zag met minachting op ze allen neer, vond ze „kinderen", en erg saai en vervelend". „Zo ik iets ben, ben ik een Hagenaar". Allerlei won derlijke elementen, die een rol speelden in het besef van eigen identiteit van Couperus, spelen in die uit spraak mee. „Zo ik iets ben", wanneeer ik iets van mezelf weet, als ik al be sta.... De verloren identi teit, kwijtgeraakt in reizen en zich aanpassen aan nieu we werelden en weer terug keren naar 't land, van her komst. Den Haag, want hij is Hagenaar, voor zover hij iets is. Hij blijft ook daar 'n vreemdeling: „Ik schijn wel een Hollander te zijn, maar het is me toch soms wel vreemd. Ik schijn wel een Hagenaar geboren te zijn, maar kan er soms niet aan geloven. Zoals alles contradictie en tweeledig in mij is, zo zijn deze gevoe lens ook altijd verdeeld en twee. Voel ik me ook toch vreemdeling en geboren, ik zou niet kunnen zeggen, Het is dit grondthema uit het omvangrijke werk van Couperus, dat in deze ver zameling teksten die Kees Fens maakte heel markant naar voren komt. Fens volgt daarbij levensloop en chronologie van het oeuvre, waarin de relatie met de vaderstad een centrale rol blijft spelen. Tot het af scheid. in februari 1923, wanneer- Couperus in het Gelderse dorp De Steeg gaat wonen: „Ik heb Den Haag verlaten, ontrouwe zoon der Ooievaarsstad als ik steeds geweest ben met plotse terugkeringen, overwacht schoon niet on doordacht om mij in Gel derland te vestigen". Hij is er in datzelfde jaar gestor ven. Thuis is hij nooit ge weest, zijn leven niet. De vele schijngestalten, waarin Couperus heeft geprobeerd Louis Couperus, een Hagenaar op het Haagse Voorhout. thuis te zijn, hebben geleid tot een vloed van romans, die vrijwel alle als feuilleton verschenen in „Het Vader land". Het hoekje van Fens haalt dat beeld naar voren geeft daarom erg veel te le zen, over Louis Couperus, die nooit thuis geweest is, behalve misschien soms in Den Haag en die ook nooit geweest is. die hij gedacht werd te zijn. Het is nog steeds niet zeker wie dat was, die Louis Couperus... JAN VERSTAPPEN BOEKENWEEKGESCHENK 1974 Met grote deskundig heid op het gebied van Couperus' werk en de wereld van het okkulte en met aan gename ironie heeft Karei Reijnders een verzameling teksten van Couperus bijeen gezocht, die als Boe kenweekgeschenk 1974 zijn uitgegeven. Prachtig verzorgd door uitgeverij Bert Bakker in Den Haag, met vele illustraties, van heinde en ver bijeengegaard. „Van de lezer van dit boekje wordt geen geloof gevraagd en ook geen ongeloof. Hij hoeft alleen maar plezier te hebben in goede, gekke en soms zelfs al te gekke ver halen. En misschien een beetje nieuwsgie rig te zijn naar al die geheimzinnige zaken die onder naam ok- kultisme bij elkaar worden gezet". Zo ty peert het boekje zich zelf. Tachtig pagina's teksten van Coupe rus, aan elkaar ge schreven, ingeleid en uitgeluid door Reijn ders. Vier afdelingen, elk met een eigen „tak" of „afdeling" van het okkultisme van Couperus: „Hee- re, bewaar mij voor de zwarte kunst" (de angst voor en de ontdekking van deze wereld); „Als een tros Demonische we zens"; „Weet gij het teeken te duiden, on wetenden, die gij zijt?" (voorspellin gen, bijgeloof, voor gevoelens) en „Open baart zich hier een geest?" (over een spotgeest, die een tafel laat be-* wegen, en andere vormen van spiritisme). Een alleraardigste verzame ling van teksten, die een te weinig onderzocht aspect van Couperus tonen, een aspect overigens dat helemaal niet onverwacht is voor een auteur als Couperus, die dicht bij ro mantiek en dekadentie staat. Reijnders heeft dit sfeertje met humor benaderd en aan elkaar gepraat. Zoals hij een inleiding geeft op een frag ment uit het verhaal „Over lichtende drempels" bij voor beeld; „Een eerzaam bankier vergooit zich na de dood van zijn vrouw, van wie hij veel gehouden heeft. Dan komt hij erachter dat ze een minnaar gehad heeft (die overigens ook al gestorven is). De jongste van zijn drie dochters, die Lilia heet en dan ook lelierein is, een kind van amper zestien ja ren, blijkt niet van hem te zijn maar van die dooie minnaar. Hij neemt haar prompt mee naar een „zonde-huis", om haar door de modder te sleu ren. Dan bedenkt hij zich en wil haar buiten in de sneeuw met een mes doodsteken. Maar mysterieuze invloeden brengen hem van zijn snode voorne mens af: hij wordt bekeerd tot een liefhebbende voedster-va der". In die stijl levert Reijn ders zijn lichtvoetig en amu sant kommentaar. Het zal tijdens zijn eerste ver blijf in Indië geweest zijn, dat Couperus werkelijk belangstel ling kreeg voor deze wereld. „Ik voelde in Java een Stille Kracht, die weg school voor onzen koel zakelijk doordrin genden blik en die ons, den Westerschen overweldiger, met zijn niet altijd fijngevoelige aard, niet sympathiek was". Hij zal er een beroemde ro man aan wijden, „De Stille Kracht" en hij zal -wat betreft die belangstelling voor deze oosterse ..magie'- nog een stroom van navolgers krijgen in de Indische Belletrie". Dit Boekenweekgeschenk -met de langste titel ooit voor zo'n uitgave bedacht- is een plezie rig aardigheidje van de boe- kenhandelaar voor zijn klanten in de Boekenweek. JAN VERSTAPPEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1974 | | pagina 8