i De vagebond uit het zuiden en de landloper uit het noorden LI z ZATERDAG 23 FEBRUARI 1974 PAGINA 6 Juniorenhoek DE AVONTUREN VAN PIET POTLOOD PAULUS DE BOSKABOUTER - DE MUSSENKLUS J-2 Waarom zij wel en ik niet?" bromde Salomo, die van achter een boomstam de voerende Paulus waarnam. Wanneer je als mus ter wereld komi heb je het maar malikkelijk". „Vang!" riep Pau lus, terwijl hij de laatste kruimels in de lucht wierp. Van dat vangen kwam overi gens niet veel terecht, want mussen zijn geen meeuwen. De kruimels vielen dan ook eerst weer op de grond voor de gretige snaveltjes ze te pakken kregen. Toen schraapte Salomo zijn keel en-roef! weg waren alle mussen. „Dag Salomo", zei Paulus, „waarom kijk jij zo zwart?" „Heb jij ooit een raaf gezien die wit kon kij ken? vroeg Salomo op zijn beurt. „Boven dien heb ik honger en is er iemand die mij voert? Kan je denken.' HA volk: |e-La t-dirc lel, t Ie z Een beruchte vagebond uit een stad in het zuiden, dacht: „De stad wordt mij. te benauwd. De grond te heet onder mijn voe ten. Iedereen kent mij hier en weet dat ik graag een beetje steel, maar niet van hard wer ken houd. Vandaag of morgen word ik aangezien zij op elkaar een goe- 1 de indruk wilden maken, beslo ten ze eensgezind eerst met werken wat te gaan verdienen. Daarom vroegen ze bij het eer ste het beste boerderijtje of er soms karweitjes waren op te knappen. het gerecht ge- „Je komt als door de hemel ge sleept. Ik ga op stap naar het noorden, wie weet of daar mis schien rijkdom op mij ligt te wachten". Hij verliet de stad en ging op weg. Heel toevallig had een even be ruchte landloper uit het noorden precies hetzelfde gedacht. „Het wordt mij hier te benauwd en de grond te heet onder mijn voeten. Iedereen kent mij hier en weet dat ik graag een beetje steel, maar niet van hard wer ken houd. Vandaag of morgen word ik voor het gerecht ge sleept. Ik trek naar het zuiden. Misschien ligt daar wel rijkdom op mij te wachten". Hij verliet zijn streek en ging op weg. Hal verwege kwamen de twee el kaar tegen. „Goedendag vriend", groette de vagebond. „Waar kom je van daan"? „Ik kom uit de streek in het noor den", was het antwoord. „Ach, ken je daar soms de beruchte landloper"? vroeg de eerste nieuwsgierig. „Jazeker, die ken ik heel goed". „Hoe gaat het met hem"? „Hij is gezond maar arm. De mensen in die streek kennen hem allemaal en dan kom je als landloper met gemakkelijk meer aan de kost. Maar waar kom JIJ vandaan"? De eerste antwoordde: „Ik kom uit de stad in het zuiden". „Dat is sterk", zei de man uit hèt noor- T°^n de landloper den. „Ik ben juist op weg daar heen. Ken jij daar soms de be ruchte vagebond"? Toen begon de eerste te lachen, sloeg zijn nieuwe makker op de schouder en riep: „Of ik hem ken! En als je wilt weten hoe hij het maakt, dan moet je mij maar aankijken: IK ben de va gebond uit het zuiden. Gezond maar arm, want ook ik ben in mijn stad bekend als de bonte hond. Dan kom je niet meer aan de kost". De twee mannen gingen langs de kant van de weg zitten en zeiden: „Kijk eens: wij zijn hier precies in het midden tussen de twee plaatsen waar de mensen ons voor het gerecht willen slepen. Laat ons in deze streek blij ven". Dat spraken zij af. En Oplossing vorige week zonden", zei daar een oude vrouw. „Morgenochtend moet de stier naar buiten en de stal worden schoongemaakt". De volgende morgen ging de landloper met de stier naar bui ten, terwijl de vagebond aan de stal begon. Daar veegde hij de mest bijeen. Vlakbij stond een venstertje open en met ferme scheppen werkte hij het vuil door het raampje naar buiten. Maar onder dat raampje zat de oude man van de oude vrouw zich te koesteren in de zon. „Wat gebeurt er nou"? schreeuwde hij toen de mest op zijn hoofd viel. Hij greep zijn stok. stoof op zijn oude benen naar de stal en sloeg op de blo te rug van de vagebond tot dia bont en blauw was. „Hoe ge meen en oneerlijk", steunde de vagebond in de stal. „Ik krijg voor het vuile werk stokslagen, terwijl mijn makker heerlijk langs de wegen wandelt, of in het vedd ligt te luieren. Morgen keren we de rollen om". Maar de makker had het met de stier ook «iet gemakkelijk. Het beest ging als een dolle te keer en ook de landloper dacht: „Hij daar in de stal heeft het maar fijn; hij is in een uurtje klaar en kan dan verder bij de boerin gaan zitten, terwijl ik vecht met dit verschrikkelijke beest. Mor gen keren we de rollen om". avonds met de stier thuis kwam, vroeg hij zijn maat: „Hoe heb je het van daag gehad"? „Uitstekend", antwoordde de vagebond die zijn hemd had aangetrokken over de bont en blauwe rug. „Ik heb de mest gauw bijeenge- veegd en door dat raampje naar buiten gegooid. Daarna kon ik rusten, slapen, kaarten, eten en drinken. En hoe heb jij het ge maakt"? „Buitengewoon", zei de landloper. „Ik heb langs een beekje tussen de bloemen gele gen. terwijl het stiertje rustig graasde. Willen wij morgen eens ruilen"? De^ vagebond pg meeste stoffen krimpen als ze worden afgekoeld. Water niet; dat zet juist uit. Als water ijs wordt, is er eentiende meer ru'.mte nodig. Maar ijs is niet zo zwaar en daarom kan het gemakkelijk op het water blijven drijven. Wist je dat ijs, ontstaan uit zout water, zoet wordt omdat tijdens het vriezen het zout eruit gaat? Je weet na tuurlijk wel dat er gebieden zijn waar ijsbergen voorkomen en ook streken waar erg veel ijs is. Als dat nou eens allemaal tegelijk zou smelten, zou het water van alle zeeën ter wereld zestig meter hoger komen. Je moet er niet aan denken. SUSKE EN WISKE - „Het Ros Bazhaar" Vijf hoofden, die toebehoren aan een zingende zeeman, een clown, een Indiaan, een jongen en een meisje. Links zie je vijf neuzen, want die heeft de tekenaar apart getekend. Maar elke neus hoort bij een hoofd. Wie tekent de goede neuzen bij de hoofden? KS-C De volgende morgen nam de vagebond de stier mee. Maar nauwelijks was hij van het boerderijtje weg, of het beest sloeg als een dolle op hol en sleurde zijn bewaker uren lang aan het touw met zich mee. De vagebond was woedend op zijn maat, die hem had verzwegen hoe wild en dol de stier was. In tussen veegde de landloper de stal schoon en gooide de mest uit het raam. Maar daarbuiten zat weer de oude man, die ge dacht had: „Gisteren heeft die kerel zo'n pak slaag van me ge kregen, hij zal me geen tweede de kleren: „Waarom heb je niet gezegd dat die stier zo woest was!" schreeuwde hij. Maar de ander riep meteen: „Had je me niet kunnen vertellen dat die oude kerel onder het open raam zat met een stok in zijn han den"? naar het westen, dan weer naar het oosten. Telkens hielden zij elkaar voor de gek, maakten ruzie, maar sloten weer vriend schap. LUCKY LUKE - DE PREMIEJAGER keer onder de mest bedelven". Toen m0esten de makkers allebei lachen. Ze hielden hun buik vast en steunden: „au, au" want het lachen deed pijn. Deze stukjes had je moeten ge- Nu kreeg hij waarachtig wéér de volle laag. Hij greep zijn stok, stoof naar de stal en sloeg er nog harder op dan de vorige dag. De geslagen landloper „Vriend", zei de wenste knarsetandend: „Strier- der, „stalwerk is tje, ik hoop dat je mijn oneerlij ke makker nog harder rond- sleurt, dan je mij gisteren hebt gedaan' bruiken om de puzzle te kunnen Die avond kwam de vagebond tegen de an- oor ons niets gedaan. Laten we morgen op stappen. Als we maar zorgen niet naar het zuiden of naar het noorden te trekken, kan ons niets gebeuren". thuis met gescheurde en bebloe- En daarom trokken ze nu eens AFLEVERING 62 Als je in j niets ac zetten. srtje nog een plekje hebt, is deze tovenaar leuk om neer te zetten. Eigenlijk hoef je er want als je de tekening uitknipt en er rechts lijm opsmeert, kun je de zaak zo neer- willen natuurlijk een grotere tovenaar. Dat kan, maar dan moet je hem wel mooi en „Schiet op", zed mrs. Bridges, „en ga je mond wassen. En praat niet meer over zulke vieze dingen". Boven was het feest in volle gang. Iemand had ergens een gitaar gevonden en speelde Spaanse balladen. Per- itita en Gustaaf hadden de drank in de kast gevonden en Stanley hield een toespraak op de canapé. „Ik voel mij onteerd. dat ik dit mausoleum van onder drukking en afpersing ben binnengetreden", schreeuw de hij met gebalde vuisten. „Het moet worden gesloopt en op de vuilnisbelt gegooid, samen met zijn bewoners". „Hoe kun je zo ondankbaar zijn Stanley, nadat Elizabeth e as hier heeft gevraagd en ons op zoveel heerlijks heeft onthaald", zei Henriette loyaal ten opzichte van haar vriendin. „Ze zrijn allemaal stapelgek", rapporteerde Rose die met nog meer vuile borden beneden kwam. „Op de vuilnis belt gegooid met ziin bewoners. Ik had hem bijna voor oud vuil Edward barstte bijna, maar werd door het luid zingen van „De Marseillaise" het zwijgen opge legd. Cus.aaf verscheen met een whiskykaraf ir. zijn harden. Mrs. Bridges, Rose. Doris en Edward stonden als ver stilfd. „Arme slaven", riep Gustaaf, „lzier is dus de plaats waar jullie galeislaven zwetend, zonder zon en zonder hoop, Jullie levens slijten". Hij plofte in een stoel. Het personeel keek elkaar aan. Rose had gelijk, deze was beslist getikt. „Had u iets nodig, mijnheer?" vroeg Edward. „Ja, een bom heb ik nodig om deze gevangenis op te bla zen". Hij wees naar het raam, dat als elk raam in een souterrain in Londen getralied was tegen inbrekers. ..Jullie zijn vrij geboren, kinderen, waarom blijven jullie gekluisterd in dit donkere vooronder! Edward liep snel naar de deur. „Ruk het uniform van de slavernij af". Gustaaf deed een uitval naar de rokpanden van Edward, maar miste. Te gen de tijd dat Edward terugkwam met mr. Hudson en Henriette. had Gustaaf Doris bij de arm gepakt. „Waarom versloof je je leven met vloeren schrobben, tot Je een verschrompelde oude heks bent". Hij zwaaide onbeleefd naar mrs. Bridges. „Eens zal ik jullie, de slaven der dienstbaarheid, leiden naar het zonlicht. Door de goten van Belgravia zal het bloed stromen van de tirannen! „Gustaaf!" gilde Henriette woedend, „het spijt me zo", zei ze verontschuldigend tegen het personeel. „Hij is een buitenlander en kent onze gebruiken niet". „Ze moeten hem het land uitzetten of minstens opslui ten". zei mrs. Bridges toen ze hem hadden wegge voerd. „Er was wel een hoop waars in wat hij zei", merkte Do- ris nadenkend op en ze werd prompt naar bed gestuurd. Boven liep het feest snel uit de hand en Elizabeth had er bitter spijt van, dat ze ze had gevraagd. Hoe raakte zij ze in godsnaam weer kwijt? Elizabeth wendde zich tot haar vader „Vadier", zei ze, „waarom mag ik niet een paar vrienden vragen voor een partijtje?" „Noem je dit een partijtje?" Elizabeth had hem nooit zo boos gezien. „Het is het onwaardigste schouw spel dat ik ooit heb gezien. Ze hebben een goedkope feesttent van het huis gemaakt en dat nog bovendien op een zondag! Je hebt noch aan je moeder, noch aan de arme gedienstigen gedacht, die deze bende moeten opruimten En omdat ze wist dat het waar was wat haar vader zei, Kookte Elizabeth van woede en vernedering toen ze naar nieuwe vrienden, in vijandige stilte zag vertrek ken. Elizabeths eenentwintigste verjaardag had nauwelijks on verzoenlijker kunnen beginnen. Ze kreeg ruzie met TT Rose omdat die weigerde haar partij te trekken, en toen haar ouders het haar net zo min vergaven, rende ze met een dolle kop het huis uit. Ze liet haar cadea tjes ongeopend achter en zei, dat ze haar Evelyn Larkin ging aanbieden. Toen zij bij Evelyns flat kwam, lag die nog in bed. Law rence deed de deur open in zijn ochtendjas. „Die ontzettende, opgeprikte,, half opgevoede kinde der rijken, die hun nieuw ontdekt socialisme als een mooi hoedje dragen", zei Évelyn toen Lawrence ha vertelde wie er was. „Miss Bellamy verveelt mij stierlijk." „En zij betovert mij Dat is mij niet ontgaan", zei Evelyn met een vreugdeloz lach. Het was ongelukkig, dat de Bellamy's door een „ik zal haar wegsturen overlijdensbericht van een verre nicht, eerder thuiskwamen. Het was dubbel ongelukkig dat zij, toen ze de hall binnenliepen, Gustaaf vonden die net nog nuchter genoeg was om ze in naam van het volk naar de guillotine te leiden, en dat Evelyn Larkin in da salon op een kostbare in gelegde tafel een Spaanse dans uitvoerde. Er begon langzaam stilte te heersen in de kamer. Eliza- oetii 1 u,J ...op Jv-wT o-idc.s toe „Moeder, va-er," zei ze wanhopig, „mag ik jullie even voorstellen „Ik vind dit nauwelijks een ogenbl'ik om voor te stellen", antwoordde haar moeder met een ijzige stem en snelde de trap op. „Nee, iaat haar binnenkomen. Laat zij mij wam bed van mijn minnaar aantreffen. Dat is goed voor haar opvoedmg. En over opvoeding gesproken, ik zal vriendschap met het kind slu ten. Ik zal haar zog naamde politieke overtuiging op de proef stellen.' Lawrenre werd achterdochtig. „Je mag haar geen kwa doen." ur lich r niet aan", zei Kvely :i haar trots. Haal haar Het kostte haar geen moeit* Elizbeth te overtuigen, het buitengewoon zou zijn als ze op haar eenentwintig ste verjaardag, de dag dat ze volwassen werd, politi werk voor het welzijn van de gemeenschap zou doen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1974 | | pagina 6