(tnafe
Strijdbare Betuwse pastoor
vecht tegen achterstelling van
kleine woonkernen
MAAR
WEL
KORTERE
RITTEN,
KLEINERE
OLIE
BOLLEN
EN ZUUR
STOKKEN
Van een onzer verslaggevers
HAALDEREN - Pastoor B. Boerstal van het Over-
betuwse kerkdorp Haalderen heeft het vechtpak
aangetrokken. Hij is bezig een landelijke actie te
ontketenen voor de leefbaarheid van de 2400 zoge
naamde kleine kernen, die naar de mening van veel
inwoners van deze kernen en kerkdorpen in de knel
komen door het ruimtelijke beleid in Nederland.
„Misschien is dit geen rol voor een pastoor", zegt
de strijdbare voorzitter van het actiecomité Haal
deren, "maar als je zo lang met de mensen meege
leefd hebt als ik, dan voel je gewoon dat je iets
moet doen tegen de achterstelling van de kleine
kernen".
De 54-jarige pastoor B. Boerstal roept alle belangen
groeperingen in dorpen en buurtschappen van Ne
derland die in hun natuurlijke groei belemmerd
worden, op om de handen ineen te slaan en Den
Haag duidelijk te maken dat het zo niet langer gaat.
"Walmeer motorrijders meer benzine krijgen als ze
bij d» regering demonstreren, dan moeten wij voor
een «eveel belangrijker zaak toch ook met succes
kunnen pleiten", zegt hij.
Hij denkt niet direct aan een demonstratie, daar
zal de 'kern-actie' zich eerst in eigen kring op
moeien beraden, maar hij sluit spectaculair optre
den geker niet uit „We hebben hier al eens bijna
een gierwagcn volgepompt uit de stinksloot waar
we jp Haaldere tien jaar lang van "genoten"
hadden. De riolering kwam nog net op tijd anders
hadden we het vrachtae op het plein voor hel
provinciehuis in Arnhem omgekieperd. Konden ze
daa/1ook eens ruiken hoe het bij ons stonk".
,Past6ör Boerstal zoekt echter niet in de eerste
{ilaafif geweld. Wat hij wil bereiken is dat de
andêflijke politiek zich bezint op de problemen van
|de kleine kerken.
goede zaak. Ook hij meent dat er een ander kernen-
beleid moet komen, genuanceerder dan tot dusver.
Niet de dorre cijfers van bevolkingsaantallen moe
ten maatstaf zijn voor het bepalen van het beleid
maar de plaatselijke situatie van elke kern afzon
derlijk. En dan gezien in het voorzieningenniveau
van een hele streek.
In die zin hebben Gedeputeerden van Gelderland
gepleit in een discussienota over dit onderwerp, die
in maart aanstaande in de staten behandeld wordt.
De heer Van Verschuer: „Ik vind Haalderen nu niet
direct het ideale voorbeeld van een kerkdorp wat
'meer armslag zou moeten krijgen. Het ligt immers
in een streek met een hoog voorzieningenniveau,
vlak bij Nijmegen en Arnhem.Als het nu in het
rivierengebied lag of midden in de Achterhoek...."
Pastoor Boerstal ziet dat natuurlijk anders. Hij
vindt het onjuist dat planologen als ze met cijfers
komen alleen het aantal inwoners van een dorps
kom tellen en niet die van het daarop aangewezen
buitengebied. Maar niettemin heeft Haalderen dan
toch nog ruim 1000 inwoners en zijn er in de jaren
na de oorlog zo'n 500 huwelijken gesloten. Daar
staat de bouw van slechts 80 nieuwe woningen
tegenover. Veel jonge gezinnen werden tegen hun
zin gedwongen om het dorp te verlaten.
Wat de mensen bijvoorbeeld erg dwars zit is dat,
toen er een toewijzing kwam voor het vervangen
van 72 noodwoningen, waarvan maar 48 in Haalde
ren terecht kwamen, de overigen in het hoofddorp
Bemmel. De mensen, die daarheen moesten, bewe
gen hemel en aarde om naar Haalderen "terug te
kunnen keren. "Een buitenstaander kan zich niet
voorstellen hoe sterk deze hang naar het geboorte
dorp is", zegt de pastoor en hij duidt daarbij op
het verschijnsel dat overal in Nederland waar het
probleem van de kleine kernen opduikt, tot veel
klachten leidt.
Willen de 'kern-activisten' dan heel Nederland vol
bouwen? Willen zij van Haalderen een Buitenveldert
maken of willen zij dat het gemeentebestuur van
Bemmel concurreert met dat van Arnhem? „Nee,
alsjeblieft niet", zegt pastoor Boerstal, "al hoort hij
wel eens een stem die beweert: als die dure leeg
staande huizen in Arnhem-zuid in Haalderen wa e
gebouwd, dan waren ze niet zo duur geworden en
dan zouden ze niet leeg staan....
In het algemeen willen de bewoners van de kleinr
kernen hun dorpen beslist niet te groot laten wor
den. Dat is baron van Verschuer ook opgevalle:
toen onlangs de eerste resultaten op tafel kwame,
van een reeks hoorzittingen over de voorbereidin/
van een streekplan voor de Achterhoek. "Ze ziji
daar wel tevreden met hun voorzieningen. Als dt
school en de kerk maar kunnen blijven, als het dorp
maar niet vergrijst, dat is het algemene verlangen".
Dit is eigenlijk in alle Nederlandse kerndorpen de
opvatting.
Pastoor Boerstal heeft voor zijn ideeën al instem
ming ontvangen uit de hele provincie, maar ook van
elders. Hij weet dat de zaak in andere streken van
het land even sterk leeft. „Maar in Gelderland
wringt het het meest", zegt Gedeputeerde Van Ver
schuer, "omdat wij overloopgeziee zijn voor de
Randstad en tevens zoveel groene ruimten open
moeten houden".
„Natuurlijk gaat de leefbaarheid van de kleine
kernen het provinciaal bestuur zeer ter harte. „Er
kan alleen verschil van mening zijn over de vraag
hoe je die leefbaarheid het beste dient. Laat men
zich centraal in Den Haag maèr eens buigen over
de gedachten die wij daarover hebben", meent
Gedeputeerde Van Verschuer.
Als dat met gebeurt zal het niet aan de pastoor
van Haalderen liggen. „Ik voel mezelf niet geroepen
als topleider van een protestactie", zegt hij, "maar
ik wil de eerste stoot geven, dan zal blijken dat
er voldoende mankracht is om een overkoepelend
orgaan te vormen en een nota op poten te schrijven.
Hoe wij onze eisen in Den Haag op tafel moeten
leggen dat is een zaak van later orde".
Pastoor B. Boerstal: leefbaarheid voor de kerndorpen
gemeente Tilburg inde vorig jaar van 120 exploitan
ten voor zes dagen meer dan 700.000 gulden.
Gevolgen van dit soort praktijken: man, vrouw of
kind die nu eens gezellig een avondje naar de
kermis wil, kan een redelijk weekloon neertellen als
hij niet overal wil blijven staan kijken. De prijzen
voor de vermakelijkheden zijn onrustbarend geste
gen, maar wat wilt u, de gemeenten dwingen de
exploitanten, die ook moeten leven.
Omdat de exploitant geen zekerheid heeft omtrent
de plaatsen die hij ieder komend seizoen zal bezoe
ken, ontstaat bij hem de vrees dat de concurrent,
inschrijvend tegen een nog hoger bedrag, hem zijn
plaats zal ontnemen. Inschrijven tegen een lager,
verantwoord, bedrag ontgaaf hem de kans de stand
plaats te pachten. De exploitant wil en moet op reis.
Hij moet vechten voor zijn bestaan. Hij schrijft een
pachtbrief voor een hoger bedrag dan vorig jaar.
Denkt na, verscheurt die brief, neemt een ander vel
papier en schrijft opnieuw in, tegen een nog hoger
bedrag, want hij moet toch een aantal plaatsen
bezoeken, wil hij een bestaan vinden voor zijn gezin.
Te begrijpen is dat iedere exploitant door dit sys
teem wordt opgejaagd en een grotere onzekerheid
maakt zich van hem meester. Op deze manier is
er voor hem geen bestaanszekerheid.
En op de gemeentehuizen wrijft men zich in de
handen. De begroting is weer voor een groot stuk
kloppend gemaakt Maar als dat zo doorgaat gaat
de kermis dood. Of niet?
„Dood is misschien te veel gezegd", zegt de heer
C. Quik uit Bergen op Zoom, secretaris van de
Nederlandse Kermisbond. „De mensen zullen altijd
het kermisvermaak willen en daarom zullen er ook
kermisexploitanten blijven, maar dat de echte ker
mis een knauw krijgt is duidelijk. Die hoge pacht
moet er in een paar dagen uitkomen. Het kan niet
anders of de exploitant moet zich hierop instellen.
Ritten bekorten, gewonnen prijzen kleiner maken,
van een oliebol iets afknijpen, de zuurstok dunner,
of de prijzen omhoog, dikwerf met de grote narig
heid voor de exploitant dat hij zich schaamt aldus
te moeten handelen. Daar komt dan nog bij dat
ze in de wintermaanden gedwongen worden elders
te gaan werken of bij sociale zaken moeten aanklop
pen. Daardoor verwaarlozen zij hun zaak, met alle
nare gevolgen vandien".
De Nederlandse Kermisbond tracht hierin verande
ring te brengen. Wij hebben de gemeentebesturen
een brief gestuurd met daarbij een model pacht-
voorwaarden. „We stellen dat: De huidige toestand
voor wat het beschikbaar stellen van staanplaatsen
op de kermisterreinen betreft thans zodanig is, dat
daarvoor door de gemeentebesturen verschillende
systemen worden toegepast, waaronder openbare en
gesloten verpachtingen of onder betaling van meter-
geldbelasting (precariorechten). In verschillende ge
vallen wordt daarnaast nog vermakelijkheidsbelas
ting geheven. Daarbij komt nog dat door de ge
meentebesturen voor de toewijzing van standplaat
sen verpachtingsvoorwaarden zijn of worden vast
gesteld, welke van gemeente tot gemeente grote en
kleine verschillen teweegbrengen, zodat de kermi
sexploitant bij zijn pogen om een staanplaats te
bemachtigen telkens met andere voorschriften,
waarvan hij niet altijd op de hoogte is, te maken
krijgt Dit leidt uiteraard dikwijls tot moeilijkheden,
conflicten of onaangenaamheden.
Bovendien zijn die voorschriften, welke geheel een
zijdig door de gemeenten zijn opgesteld, bijna steeds
gerichyt op datgene wat de kermisexploitant vet
plicht is te doen en wat hem wordt verboden, terwijl
de gemeente zich bijna alle bevoegdheden voorbe
houdt en aan de kermisexploitant tegenover diens
vele verplichtingen geen rechten op behoorlijke en
tweezijdige zakelijke verhoudingen worden toege
kend.
Daarmee zijn we natuurlijk niet van het verkeerde
pachtsysteem af, maar we hebben een stap in de
goede richting gedaan. Ideaal zou misschien alleen
het Duitse systeem van toewijzing van standplaat
sen zijn. Duitsland kent nage oeg alleen het meter
systeem. Ik noemde u al de 700.000 gulden voor
Tilburg. De gemeente Aken krijgt voor een heel wat
grotere kermis slechts 40.000 gulden. Onze voorzit
ter, mr. Sens, heeft eens gezegd dat Nederland de
twijfelachtige eer geniet de hoogste huren te eisen
van de kermisbedrijven in geheel Europa. En hij
heeft gelijk, 't Is schandalig, maar waar.
Wij gaan van het standpunt uit: de kermissen zijn
geen gemeentezaak. De gemeenten hebben op de
allereerste plaats tot taak de gemeenschap te die
nen. Dan ligt het toch. voor de hand dat ook alles
wat ligt op het gebied van de vermakelijkheden
of die nu cultureel zijn of niet gericht moet zijn
op dienstbaarheid ten opzichte van de bevolking.
Dat betekent dat de gemeentelijke autoriteiten de
bevolking alles moet bieden waardoor die bevolking
aangenaam bezig gehouden wordt op een zodanige
wijze dat het niet meer kost dan nodig is. En dat
is wat nu ontbreekt. Als nu de exploitant van een
autoscooter achter zijn kassa 75 cent voor een ritje
ontvangt, d«n moet hij 20.000 ritten verkocht heb
ben voor hij iets verdient. Al die tijd heeft hij er
louter gezeten als kassier voor de gemeente. Kunt
u zich dan voorstellen dat Ik ms daar boos over
maak?"
Secretaris Quik maakt zich er boos ov%r. En met
reden. Hij is nu 73 en al sinds 1959 in functie bij
de Kermisbond. In al die jaren is in de bestaande
situatie geen verbetering gekomen, eerder verslech
tering. Hij ziet de kermis mag niet dood gaan, maar
zelfs de vetste gemeentelijke melkkoe kan droog
genoot. De kermisgast bleef redelijk zijn boterham
bewaren. Hij kon zijn prijzen laag houden.
Tot na de Tweede Wereldoorlog. De kermissen
werden steeds groter. De gemeenten zagen een extra
bron van inkomsten door de standplaatsen bij
openbare inschrijving te gaan verpachten. En ze
hadden gelijk, hun inkomsten stegen met sprongen.
Een paar voorbeelden: om in de gemeente Hoorn
gedurende vijf dagen een autoscooter te mogen
zetten betaalt de kermisexploitant 15.000 gulden; de
BERGEN OP ZOOM Kermis is er altijd geweest.
Zelfs voor onze christelijke jaartelling, bij Egypte-
naren, Grieken en Romeinen, waren er reeds ker
misvermaken. Het begrip kermis echter, zoals wij
dat kennen is tussen 1100 en 1384 ontstaan op de
jaarmarkten. Onder Bourgondiërs waren er de
reizende groepen die dramatische opvoeringen ga
ven, eerst in de kerken op kerkmissen kerkelijke
feestdagen later in kerkportalen en kloosterpa
den, nog later op de openbare pleinen. De groepen
trokken van feest naar feest, van naamdag van
stadsheilige naar naamdag. Het volk genoot, de
kermisgast had zijn boterham en daarmee uit.
Tijden veranderen, de getemde beer verdween, er
kwam een paardenmolen voor in de plaats, voor
de kwakzalver een luchtschommel. De paardenmo
len werd een autoscooter, de luchtschommel een
rakettenbaan. Het volk genoot, anders, maar het