Glorieus
Glas
mm i m
ÊM J hl!
FRANSE KERKVENSTERS IN
RIJKSMUSEUM AMSTERDAM
J <0 I
JONG ZELFPORTRET VAN
PAUL VAN 0STAIJEN
Canetti over Kafka
STRALENDE
SCHOONHEID
GEBOREN
IN DE RELIGIE
Zelfbekentenissen in brieven
In een Kruisdraging uit 1500 treedt een veel grotere dramatiek op
'St. Maarten-fragment uit Cluny-Parijs, ca. 1230
Wie hoort spreken over „kerkvensters" denkt bij
na automatisch aan de beroemde glasramen der
Franse kathedralen en wellicht ook ziet hij zo'n
kleurenschat als van onze eigen Goudse glazen
voor zich. En waarschijnlijk heeft men ook wel
eens gehoord van de symboliek aan deze kunst
werken verbonden: Bijbelse taferelen en Heili
genfiguren verschijnen voor onze verwonderde
blikken doorstraald van hemellicht, speciaal wan
neer de zon schijnt en de kleurenpracht ook nog
eens op de vloer van de kerk geprojecteerd
wordt.
In het Rijksmuseum te Amsterdam wordt tot 17
maart een tentoonstelling van Franse gebrand
schilderde ramen gehouden en volgens de verkla
ring van de inrichters is het nu juist de bedoeling
om deze symboliek verre te houden. Men wil
deze ramen en fragmenten van vensters, tonen
louter als kunstvoorwerpen. Er wordt met nadruk
gezegd dat deze tentoonstelling geen imitatie van
een kerk wil zijn". Maar dan had men toch een
andere ruimte moeten zoeken want zoals de col
lectie nu ingericht is, in de grote zaal boven de
doorgang, met „zijkapellen" en gothisch" gewelf,
krijgt men toch sterk de indruk van het schip-
,ener niet al te grote kathedraal. Geen wonder, het
Rijksmuseum is door Cu.vpers helemaal met zijn
Violet-le-Ducse geest als kathedraal opgevat. Die
Franse glazen konden dus in feite nergens beter
dan hier getoond worden.
Ze stammen geheel uit de religieuze sfeer: deze
kunst is ondenkbaar zonder de kerkelijke traditie,
daar kan geen secularisatie iets aan veranderen.
Het is dan ook goed dat ons medegedeeld werd
dat men deze vensters hier ziet „buiten hun na
tuurlijke context".
Daar zit natuurlijk een voorgeschiedenis aan
vast. De ramen of fragmenten daarvan zijn, zoals
gezegd, afkomstig uit Franse kerken die ofwel
verwoest werden door de oorlog of zo beschadigd
zijn dat de vensters niet herplaatst konden wor
den. Maar het gebeurde ook dat er neogotische
glazen voor in de plaats werden gezet, zoals ook
bij ons dikwijls geschied is: in de St. Jan van
Den Bosch b.v. Toch moet men over die neogo-
thiek niet al te smalend spreken want er zijn
prachtige dingen gemaakt die de luister van het
middeleeuwse glas zeer dicht nabij komen. In het
Rijksmuseum is dat nu juist weer niet het geval
want je moet de tentoonstelling bereiken via de
grote ontvangsthal op de eerste verdieping en die
is voorzien van neogothische ramen die ver
schrikkelijk bleek en bloedeloos een heel nuchter
.wit licht laten doorzeven,'zodat bij het betreden
van deze magnifieke exjjositie de kleurengloed je
overweldigt." Toch' hopen "we van harte dat die
koele neogothische glazen in de grote hal mogen
blijven want ze hóren daar volkomen thuis, net
als de beide laat-middeleeuwse orgels.
Tot 17 maart zijn hier 26 vensters te zien waar
van de meeste een detail uitmaakten van veel
grotere ramen. De kunststukken behoren tot het
Franse staatsbezit en bevonden zich reeds vele
tientallen jaren in depot. Door de inspanning van
velen in het kader van het Frans-Nederlands Cul
tureel Verdrag, is het mogelijk geworden dat we
deze schoonheid thans hier kunnen zien. De gla
zen stammen uit de 12de tot de 16de eeuw; dat
wil voor deze materie zeggen: van een nog primi
tieve gothiek tot de renaissance die spaarzamer
.was met lood en dikwijls de impressie wekt dat
het ging om een schilderij op glas in plaats van
een vensteropening die zo doelmatig maar tevens
zo mooi mogelijk opgevuld moest worden met
stukjes gebrandschilderd glas.
Die oudste ramen hebben met hun brede loodvat-
tingen een rudimentair zwaar en stoer karakter;
het is net of het coloriet er doorheen moest pres
sen en daarom schittert het zo briljant' in zijn
Glazen uit begin 1500 (Montfey-Aube) tonen o.a. een rijkdom aan stofbehandeling
zwarte contouren-samenpakking. Het paneel voor
stellende de drie Koningen afkomstig uit de basi
liek van Saint-Denis, omstreeks 1145 vervaardigd,
demonstreert dit opvallend. Het grote voordeel
van deze tentoonstelling is, dat wat zich vroeger
op grote hoogte in het opgaande muurwerk vali
schip en dwarspanden of koor bevond, nu op oog
hoogte te zien is. De oude glazeniers hebben er
niet altijd rekening mee gehouden dat voor de ge
lovigen beneden in het kerkruim. voor wie deze
voorstellingen „als boeken der leken" moesten
gelden, de afbeeldingen te klein waren (vooral in
de grote transept-vensters).
Ook Sint Maarten en de bedelaar, uit 1230 en af
komstig uit Varennes-Jarcy, heeft dat karakteris
tiek primitieve dat ons b.v. in de incunabelen zo
treft: het zwarte lijnenspel komt in vele opzich
ten overeen met die oude manier van illustreren,
vooral als we kijken naar de houtsneden die later
met de hand ingekleurd werden.
Er is een tijd geweest dat men weinig waarde
hechtte aan deze „primitieve kunst" en haar lie
ver door de eigentijdse vervangen zag. Gezegend
de mensen die het oude toen bewaard hebben
zoals we nu hier kunnen ervaren: In 1882 werden
de ramen waartoe St. Maarten behoorde, uit de
kerk verwijderd en in '85 door de Franse staat
aangekocht.
Gaandeweg ziet men de figuurcompositie fijner
worden, de vormentaal .bevalliger. gracieuzer,
vooral in de behandeling van de gewaden. Ze kij
ken ook wat minder scherp, de Heer, Maria en
de Heiligen, dan in voorgaande tijden toen het
Byzantijnse type nog doorwerkte en Evangelisten
en Profeten zo van de iconen in het venster wa
ren overgestapt: zie dit speciaal op no. 12 in de
„absis" ramen afkomstig uit Saint Ouen te
Rouaan. En dat geldt zeker voor de kop van Je-
remia uit 1225 die eenmaal de kathedraal van"
Lyon sierde.
De overgang naar de nieuwe stijl die het drama
tische element versterkte laat zich kennen op een
„Boom van Jesse", geliefd onderwerp uit die tijd,
1470, eveneens uit Rouaan, en een Kruisdraging
van 1500, fragment dat in 1804 uit de kapel van
Hotel de Clunv te Parijs verwijderd werd. Daar
ziet men ook dat de actie het vroegere statische
vervangen heeft terwijl de kleuren aan kracht
niets ingeboet hebben. Die ouda vaardige kunste
naars hebben zich daar toch wel steeds aan vast
gehouden: dat de vreugde van het kleuren - aan
schouwen onvoorwaardelijk gehandhaafd moest
blijven, behalve toen op een zeker keerpunt, na
•1250, het manierisme van beeldhouw- en minia
tuurkunst gaat doorwerken waarmee de „grisail
le" ontstaat als decoratief paneel dat wel meer
licht in de ruimte brengt maar zijn kleurenuit-
bundigheid verloren heeft.
Het is hier ondoenlijk om de techniek van het
brandglasvenster te gaan verklaren, maar wat
die meesters aan eigenlijk brandschilderkunst be
reikt hebben, grenst soms aan het wonderlijke:'
De bezoeker zal, dunkt ons, al van verre aange
trokken worden door het juichend groen van het
lover der bomen waaronder Sint Jan staat te pre
diken (1526) Saint Vincent Rouaan. Maar ook de
vier scènes uit het leven van Sint Augustinus
(154(9 Saint Ferrèol te Essomes-sur-Marne. kleine
glazen uit een tympaan. bieden zulk een schitte
ring in milde gloed die werkelijk de aarde met de
hemel in verbinding brengt.
De tentoonstelling is niet omvangrijk maar toch
groot gen.oeg. om degelijk kennis te maken met
en te genieten-van 'n kunst die mede Frankrijk
zijn aanzien in de wereld heeft gegeven.
J.V.
Kort voor het sluiten van de wapenstil
stand in oktober 1918, vertelt de kenner
van leven en werk van Paul van Ostaij-
en, Gerrit Borgers, vertrok de dichter
naar Berlijn met zijn vriendin Emmeke
Clement, die toen nog niet gescheiden
was. Hij deed dit, omdat hij vreesde als
activist vervolgd te worden en hij koos
Berlijn, omdat daar een avant-garde
was op het gebied van kunst en letteren.
In Berlijn, enige maanden voor hij drie
en twintig zou worden, begon hij daar
aan een zeer merkwaardig werk. Hij
wilde namelijk naar zijn eigen getuige
nis een roman schrijven, die autobiogra
fisch van aard zou zijn en waarin hij,
een terugblik zou geven op zijn leven'
thuis en als middelbaar scholier en
waarschijnlijk ook op de tijd nadien tot
hij naar Berlijn vertrok.
Borgers verwondert zich dat een auteur
al zo jong met een autobiografisch
werk begon. Hij vindt het echter in
diens bijzondere situatie begrijpelijk,
'dat Van Ostaijen, na een keerpunt in-
zijn leven van bijzondere betekenis, de
balans wilde opmaken over de afgelopen
periode. De roman - als men het een ro
man zou willen noemen - werd niet
voltooid. Er kwamen slechts twee hoofd
stukken van klaar: Het landhuis injiet
Dorp en De Jongen. Borgers heeft die
hoofdstukken zeer verzorgd en rijk geil-J
lustreerd uitgegeven, in de reeks Achter
het Boek van het Nederlands Letterkun
dig Museum en hij heeft zijn uitgave
voorzien van een goed gedecu men teerde
inleiding, die zeker tot een juiste waar
dering van Van Ostaijens werk leiden
kan. Hij wijst op de betrouwbaarheid
van de nauwelijks verhulde autobiogra
fie, weliswaar „geen geslaagd letterkun
dig werkstuk, maar wel een uiterst be
langrijk document" om van Ostaijens
jeugd nader te leren kennen. De schrij
ver heeft getracht voor zijn zelfportret
afstand te nemen van zichzelf. Hij doet'
dit al door de hoofdpersoon een andere
naam te geven: Cor Hes. Hij doet het
voortdurend door zijn beschrijvingen
niet alleen van het dorp, het nieuwe'
.huis van zijn ouders, het land en de
school, die, zoals Borgers terecht op-'
merkt, in het eerste hoofdstuk, vaak
unanimistisch van karakter zijn, maar
ook door de beschrijvende weergave
van de gedachten en gevoelens van Cor
Hes, die in het hoofdstuk De Jongen
vooral aan de orde komèn. De beschrij
ving van de sadistisch getinte seksuele
dagdromerij van de puber, waar de stijl
sterk aan Couperus doet denken, zijn
angstvallig, soms haast pijnlijk, objectief.
Hoe groen in sommig opzicht en hoe
weinig roman het werk ook zijn mag,
men vindt er al veel van de latere Van
Ostaijen.
Bezette Stad
Dit valt dadelijk op als men het verge
lijken gaat met de dichtbundel Bezette
Stad, waarvan juist bij Bert Bakker te.
Den Haag een fotografische heruitgave
verscheen. Men vindt er al zijn verhou
ding tot de godsdienst en tot Christus,-
die in Bezette Stad zulk een belangrijke
verschijning is. Men ziet er zijn afkeer
van de godsdienst als instituut, en van
wat hij in Bezette Stad als Vorst en
AN OSTAIJEN
Staat zal aanduiden. Dat wordt mis
schien veroorzaakt omdat deze twee
hoofdstukken een terugblik zijn en, als
meestal, vanuit de latere tijd enigszins
vertekend. Maar de kiem van die latere
ontwikkeling is toch aanwezig. Men ziet-
er ook, dat het Van Ostaijen ernst was
als hij schreef. Hij heeft velen met zijn
grilligheden, met zijn in het grotes--
ke er toe gebracht hem voor een onbe-'
rekenbare potsenmaker aan te zien, die
het vooral te doen was om te verbluf
fen. Maar als bij verblufte, deed hij dit
doelbewust terwille van wat hij als poe*-'
tische waarachtigheid zag. Hij spotte, hij
klaagde aan, maar hij deed dit steeds
minder, hij groeide steeds meer naar
een klaarheid die daar boven uitsteeg.
JOS PANHUÜSEN
Marguerite Yourcenar vestigde haar
naam met haar grote meesterwerk, de
roman over Hadrianus, zeer verant
woord, en geschreven in een eenvoudi
ge, klassieke, beeldende taal. Die bijzon
dere taal valt ook op in een werk, dat
lang daarvoor, in 1929, voor het eerst
verscheen en dat zijn titel ontleent aan
het tweede herdersdicht van Virgilius,
waar Alexis, de jonge man vergeefs be
mind wordt door de herder Corydon.
Het is nu in een zorgvuldige vertaling
van Theo Kars verschenen in de Kleine
Belletrie Serie van Polak en Van Gen
nep te Amsterdam.
Alexis ou le Trate du vain combat,
Alexis of de verhandeling over de ver
geefse strijd wordt voorafgegaan door
een voorwoord, waarin Margueïite
Yourcenar meedeelt, dat het „indruk
wekkende werk" van Rilke veel invloed
op haar heeft uitgeoefend en dat ze.
vormtechnisch veel gehad heeft aan de-
boeken van Gide. Alexis is een brief
door de hoofdpersoon, door Alexis, ge
schreven aan zijn vrouw Monique. Het
is een afscheidsbrief. Ofschoon hij bij
Monique een zoontje, Daniel heeft, hoe
wel ze in verschillende opzichten goed
bij elkaar pasten en ofschoon hij zijn
vrouw genegen is en haar zeer hoog
schat, wil hij haar verlaten. Hij is tot
het inzicht gekomen, dat hij haar niet
gelukkig maakt. Hij had dit vooruit kun
nen weten, hij heeft ook zichzelf, onbe
wust, bedrogen.
Marguerite Yourcenar en door haar de
musicus Alexis slagen erin de situatie
van de homosexueel tot in de kern te to
nen. De verhandeling over de vergeefse
strijd vormt een hecht geheel. Op een
enkele tegenstelling na, die over het le
zen van boeken handelt, vindt men er
geen enkele aarzeling in. Al deze sterk
beeldende woorden gaan recht op het
doel af en als dit bereikt is, zal de lezer
begrijpen wat vergeefsheid hier bete
kent. Beter dan in veel wat over dit
„actuele onderwerp" op het ogenblik ge
schreven wordt.
Van Elias Canetti, die vooral de aan
dacht trok door zijn grote roman. Die
Blendung. die onder de titel Het Marty-
rium bij Polak en Van Gennep destijds
uitkwam, is in de Kleine Belletrie Serie
.een essay verschenen, dat Het Andere
Proces heet.
Het werd geschreven naar aanleiding
van de publicatie van de brieven, die
Franz Kafka aan Felice Bauer schreef.
Kafka ontmoette Felice voor het eerst
bij de familie Brod op de avond van 13
augustus 1912. Ze maakte onmiddellijk
een grote indruk op hem, wellicht om
dat ze zo geheel anders was dan hij,
kerngezond en gedecideerd. Canetti stelt
vast, dat men deze brieven om niets
ontziende zelfontleding en zelfbeklag,
om hun onthutsende intimiteit al spoedig
bepaald met gêne leest.
"Kafka scheen de gelegenheid aan te
grijpen om iemand te vinden aan wie
hij alles durfde zeggen en die hem daar
door tot een steun kon zijn. Canetti
noemt dit een grote, beslissende periode
in Kafka's leven, waar maar weinig an
dere fasen mee te vergelijken zijn. „De
vrouw die hem daarvoor te stade kwam.
mocht niet blootstaan aan de invloed
van zijn familie, onder de nabijheid
waarvan hij zwaar, gebukt ging, hij
moest haar uit de buurt houden. Zij
FRANZ KAFKA
moest alles au serieux nemen wat hij
over zichzelf te zeggen had. Kafka toon
de zich in die briefwisseling zeer ja
loers, het stelde hem teleur dat Felice
ook in het werk van andere auteurs be
lang stelde. Brief na brief staat vol zelf
bekentenis, hij spaart zich daarbij aller
minst, evenmin als in de brieven die hij
later aan een andere vrouw, aan Milena
schreef. Canetti laat de hopeloosheid
van de verhouding zien, maar hij laat
tevens zien hoeveel ze niettemin voor
Kafka betekende. Het werk dat Kafka
in die tijd en zelfs later schreef, onder
vindt er een vergaande invloed van.
Als men Het Andere Proces zorgvuldig
leest, zal veel geheimzinnigs daardoor
in dat werk klaar worden en begrijpe
lijk.
JOS PANHUIJSEN