KLM MOET BLIJVEN SLURPEN CeidócSoiwant Ondanks olie-crisis: vliegen nood zakelijk Ongeveer 50 procent van de ITE-p nauwelijks een auto permitteren.. iers kan zich niet of Via dit soort kolossale tankauto's gaat er bij de KLM jaarlijks 1,3 miljard liter kerosine door- De Jumbo-jet is door zijn zuinigheid een uitkomst: per uur „loopt" hij 35 liter kerosine op ee'n SCHIPHOL - Wie als gevolg van de benzinedistributie in een over volle trein, tram of bus tegen zijn lotgenoten zit aangepakt en boven zijn hoofd een Jumbo-jet ziet weg-, razen, zal licht de kwaadaardige gedachte in zich voelen opwellen: moet dat nou? Zijn hart zal zich misschien met naijver vullen wanneer hij bij zichzelf zegt: van de liters die dat ding per dag op zuipt, zou ik jarenlang met mijn auto kunnen rijden en bovendien zit hij waarschijnlijk niet eens half vol met bevoorrechte rijk-' aards. Hij zal mokken: hier is niet alleen sprake van verspilling, maar ook van discriminatie, de elite wordt weer eens voorgetrok ken en Jan-met-de-pet moet maar zien hoe hij het redt. Nu is met name dit laatste gevoel - hoe begrijpelijk ook - nogal bezijden de waarheid en de cijfers staven het. Per jaar genieten 700 tot 800.000 Nederlanders van een: ITE-vliegvakantie in zonniger oor den dan de onze. Negen percent daarvan heeft een bruto inkomen van minder dan 9.000 gulden, 11 percent verdient onder de 12.500 gulden, 12 percent moet met min der dan 15.000 gulden het jaar rondkomen en 16 percent zit on-, der de 20.000 gulden. Anders ge-, zegd: 50 percent van de passa-' giers die zich per vliegtuig naar een ITE-bestemming laten bren-' gen, behoort tot een inkomens-1 groep, die zich niet of met pijn een auto kan permitteren. Ter ver-' gelijking: slechts 9,5 percent van de mensen die op vliegvakantie gaan verdient meer dan 40.000 gulden en mag zich tot de welge- stelden rekenen. De luchtvaart heeft een duidelijk sociale dimensie gekregen. Hij stelt de kleine man in staat zich in zijn vakantie te ontspannen op een manier waarvan hij tien jaar geleden in zijn stoutste dromen niet zou hebben durven reppen. De luchtvaartmaatschappijen zijn zich bewust van deze belangrijke taak vergroting. De plannenma kers van bij voorbeeld de KLM gaan er bij hun koffiedikkijkerij dan ook van uit, dat het vakantie verkeer dat voor 1974 gepland was, niet in gevaar mag komen. Zoals de zaken er nu bijstaan, gaan alle zonnevluchten normaal door - zo zwaar wordt er getild aan de sociale funktie die de maatschappij vervult. Uiteraard zijn vliegtuigen dorstige brandstofslurpers. Toch moet men het niet overschatten. Alle maat schappijen die op Schiphol tan ken, tekenen voor slechts 3 tot 4 percent van ons nationale oliever- bruik en de KLM haalt niet eens de helft van dat percentage. Ter vergelijking: de grote industrie slokt meer dan de helft van,de nationale oliebehoefte op. Dan nog gaat het om getallen, die de nood druftige automobilist uit de distri- butiedagen jaloers met de oren doet klapperen. Bij de KLM gaat er jaarlijks 1,3 miljard liter kero sine door, waarvan een-derde deel in Nederland getankt wordt. Daarvan kun je 13.000 wagens. 100.000 kilometer laten rijden en dan mogen ze nog 1 op 10 draaien ook. Alweer de kribbige vraag: moet dat nou? En alweer het ant woord: ja, dat moet. Want de' KLM speelt in het totaal van de Nederlandseeconomie, waarmee we op het ogenblik verstandiger dienen om te springen dan ooit, een rol van grote betekenis. Zet de feiten maar op een rij. Het aandeel van de maatschappij in het internationale geregelde lucht verkeer was in 1973 ongeveer 4 percent van het personenvervoer en 5 percent van het vrachtver voer. Daarmee neemt de KLM onder de ruim 110 in de IATA verzamelde vliegbedrijven de ze vende plaats in - geen geringe prestatie voor een land met een' omvang als het onze. Het belang van de vervoerssector in zijn tota liteit voor de nationale economie is voor Nederland belangrijk gro ter dan voor de overige EEG-lan- den. Voor Nederland geldt dat 8 percent van het nationaal inko men gerealiseerd wordt door de vervoerssector, die daarnaast een belangrijke exportindustrie is - in 1973 werd een vervoersexport overschot gehaald van onge veer 6 mijjard gulden. Het aandeel van de KLM binnen De oliecrisis laat de luchtvaart niet ongemoeid, maar gevlogen zal er worden. de vervoerssector was in 1973 6 percent, de bijdrage aan het na tionaal inkomen 500 miljoen gul den. Nagenoeg 80 percent van de produktie van de maatschappij is bestemd voor de export van goe deren en diensten, waarmee een aandeel van 2 percent in de totale Nederlandse export bereikt wordt. Ondanks de tijdelijk hoge investe ringsbedragen voor nieuw bestel de vliegtuigen (dat wil zeggen: import) is het export-overschot van het bedrijf nog altijd 400 mil joen gulden, een bedrag dat in de komende jaren aanzienlijk zal kunnen toenemen. De luchtvaart is namelijk, ondanks de financiële tegenvallers van de laatste jaren, een sterk groeiende industrie. De groei zet momenteel ondanks de veel gehoorde geluiden van een economische recessie gewoon door. Voor 1973 bedroeg hij bij de KLM voor het passagiersvervoer 15 percent en voor het vrachtver voer ongeveer 10 percent. Daarbij speelt vooral de groei van het luchttoerisme een belang-, rijke rol. Dankzij een aktieve Hol land-promotion is de positie van Amsterdam als vakantiebestem ming voor de Amerikaanse toerist sterk toegenomen. In 1973 kwa men via de KLM 750.000 buiten landers naar Nederland die in to taal een bedrag van een half mil jard gulden besteedden. Dit bete kent een aandeel van 20 tot 25 percent op het totaal van ont vangsten uit het toeristenverkeer. Ook het vrachtvervoer heeft een sterke impuls gekregen en wel door de vestiging van vrachtdis-f tributie-centra op Schiphol of in de onmiddellijke nabijheid daar van. Vanuit deze centrale punten wordt de bevoorrading binnen Eu ropa verzorgd. Het zijn voorna melijk hoogwaardige produkten die door de lucht vervoerd wor den. De KLM geeft Nederland verbin dingen met 110 steden in 74 lan den. Daarmee voorziet de maat schappij in een belangrijke struc turele behoefte. Er houden zich ongeveer 5.000 in het buitenland werkzame KLM-ers mee bezig. Ze proberen niet alleen vervoer naar 'Nederland te creeren, maar vor- 'men vaak ook een vitaal onder deel in het apparaat dat het Ne derlandse produkt over de gren zen bekend moet maken. Het is niet voor niets dat de KLM inder tijd als eerste bedrijf de Neder landse exportprijs in ontvangst mocht nemen, waarbij als een van de belangrijkste overwegin gen werd aangevoerd de aktivitei- ten van haar vertegenwoordigers in het buitenland. Voor een gezonde ontwikkeling van de Nederlandse economie zal het steeds weer noodzakelijk blij ven de exportkanalen uit te brei den en nieuwe wegen te vinden. De KLM werkt hieraan mee door een zo snel mogelijke overbrug ging van de afstand tussen her komst en bestemming. De conclu sie moet dan ook zijn dat de maatschappij met zijn aktiviteiten op nationaal en internationaal ter rein een onmisbare bijdrage le vert aan economie waarbij nog niet eens is vermeld dat er 17.000 personeelsleden werk vinden - hoog gekwalificeerd personeel met een grote graad van vakbe kwaamheid, nodig voor de uitoefe ning van zeer uiteenlopende ge specialiseerde funkties. Desondanks is het duidelijk dat de heersende oliecrisis de KLM niet onberoerd kan laten. De' maatschappij ondervindt, evenals andere vliegbedrijven, de invloed van de brandstofbeperking die - zpwel op Schiphol als elders in de wereld - varieert van 10 tot 30 percent. Ook de prijsstijgingen blijven verre van ongemerkt. Tot voor kort vormden brandstoffen ongeveer 11 percent van de totale kosten van de KLM, hetgeen neerkwam op 150 miljoen gulden per jaar. De verwachting is dat daar in 1974 nog eens minstens 100 miljoen bovenop komt. De op 1 januari ingegane tariefsverho ging brengt slechts 60 miljoen in het laadje terug. Wat gaat dit al les betekenen? De plannenmakers van het bedrijf turen in een mistig verschiet. Ze hebben het nog nooit zo moeilijk gehad. Ze houden er rekening mee dat ze met aanzienlijk min der brandstof zullen moeten rond komen - 10 percent - en ze had den om de groei van de lucht vaart te kunnen bijhouden, in 1974 juist 10 percent meer gewild. In .werkelijkheid is de achteruitgang dus 20 percent. Die 20 percent meer betekent bij een vloot van circa 50 vliegtuigen een niet ge bruiken van ongeveer 10 vliegtui- et ze aan de grond zoals sommi ge Amerikaanse maatschappijen met hun Jumbo's hebben gedaan, kan men redeneren, dat spaart brandstof. De vergelijking gaat echter niet op. In Amerika betreft het vliegbedrijven, die met zeer grote frequenties bepaalde binnen landse lijnen bedienen. Men kan de frequenties verminderen en dus vliegtuigen uitsparen door eenvoudig de beladingsgraad op te voeren - door meer mensen in een machine te doen. Bij de KLM liggen de zaken anders. De maat schappij heeft een wereldwijd luchtnet dat bevlogen wordt door een scherp ingedeelde vloot. Op veel lijnen zijn de frequenties laag. Die kunnen niet nog méér worden teruggeschroefd zonder de positie van het bedrijf in gevaar te brengen. De verwachte produktieverminde- ring van 20 percent zal dus an ders moeten worden opgevangen en wel door aanpassingen in het vluchtenschema aan te brengen, die voor passagiers en vrachtver laders zo min mogelijk hinder veroorzaken, door per bestem ming de mogelijkheden van fre quentievermindering te bekijken. door bestemmingen gecombineerd te bedienen en door charterver- voer op de lijndiensten onder te brengen. Dat dergelijke wijzigin gen niet eenvoudig zijn te verwe zenlijken is deze week gebleken uit een weigering van de Ameri kaanse Raad voor de Burgerlucht vaart - nadat Pan American be zwaar had gemaakt - om de KLM een aantal vluchten te laten' combineren. Overigens betekent de verminde ring van de produktie - van het aantal vlieguren - niet dat de in komsten van de KLM in 1974 ook noodzakelijk met 20 percent terug moet lopen. Men kan spelen met de brandstofeconomie van de vloot aangezien het ene vliegtuig nu eenmaal voordeliger vliegt dan het andere. Voorbeeld: 1 uur of wel 750 kilometer vliegen met een DC-8 vergt 50 liter kerosine per passagier, terwijl een Boeing 747 over dezelfde afstand per passa gier slechts 35 liter verbruikt. Hier zit een stuk inhaalmogelijk- heid en de beladingsgraad kan ho ger. In 1973 bedroeg die bij de. KLM 55 percent. Met andere woorden: 45 percent van de stoe-. len stond leeg. Er blijft, zelfs bij een productievermindering van 20 percent, flink wat ruimte over. Zoals de zaken zich nu laten aan zien, kan de maatschappij zijn passagiers en verladers voor een heel groot deel van dienst blijven. Daartegenover staat dat de huidi ge situatie - precies als bij de trein en de tram - van de reizi ger een dosis aanpassing zal ei sen. De vliegtuigen zullen voller worden hetgeen langere wachttij den betekent bij de afhankelings-, balies, de grenscontroles, de douane en het afhalen van de ba gage. De spitsuren op de luchtha vens zullen drukker worden met vertragingen als mogelijk gevolg. De vrachtverladers en passagiers- zullen het reis- en verzendschema in overeenstemming dienen te brengen met een minder optimale werelddienstregeling. Men zal tij dig met vracht- en passage-agen ten moeten overleggen welke diensten gevlogen worden en wel ke niet. Samenvattend: de oliecri sis laat de luchtvaart bepaald niet ongemoeid, al mag de gonzende drukte op Schiphol een andere in druk wekken. Maar gevlogen zal er worden. De nationale en de we reldeconomie kunnen er niet meer buiten. PIET SNOEREN. Naast de zonnebrand - speelt ook de aardolie een niet geringe rol bij ITE-vliegvakanties.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1974 | | pagina 13