We maken
met onze
vervuiling
de kikkers
kapot...
WUBBE
WACHT
IN ZIJN
FLAT OP
KIKKER
DRIL
E5533 Confectie-industne is dieptepunt voorbij
LEIDSE COURANT
STADSKANAAL Ergens, In een origineel inge
richt flat drie hoog in Stadskanaal, kwaken, als het
's avonds donker wordt, de kikkers. Groene en brui
ne „boerennachtegalen" tetteren in koor, terwijl
vanachter een boomstronkje een paar dikke padden
tevoorschijn kruipen en kleine boomkikkertjes om
hoog proberen te klauteren langs de planten in het
terrarium. Een groot terrarium, dat in de hoek
van de woonkamer staat en waar Wubbe Moesker,
eertijds stoffeerder, 26 jaar, en nu al een jaar wer
keloos, liefdevolle blikken heenwerpt. Hij en zijn
vrouw houden van hun kikkers en padden en koeste
ren ze, zoals anderen een schoothondje.
Wubbe Moesker laat de padden' over zijn arm krui
pen, om te demonstreren, dat het verhaal, dat zijn
buurman onlangs vertelde padden piesen op je
huid en dan krijg je blaren..." niet klopt. Fabel
tjes zegt hij, als een zilverig straaltje uit het achter
lijfje van de amfibieën spuit.
,,De kikvors wordt met uitroeiing bedreigd", doceert
Wubbe. ,,Met onze vervuiling maken wij die beestjes
kapotHij wil daar iets tegen doen, houdt zo'n 25
padden, groene en bruine kikvorsen en boomkikker
tjes in zijn huiskamer en zodra die in het voorjaar
eitjes leggen, het bekende kikkerdril", zet hij dat
uit in de buurt van stadskanaal, in sloten en vijvers.
Wubbe Moesker wil de natuur een beetje helpen,
i 's Avonds zet hij deuren en ramen wijd open, plaatst
een sterke lamp in de kamer en vangt dan met een
netje alle vliegjes en mugjes, die op het licht afko
men. Zo heeft hij weer een voorraadje voer voor
zijn koudbloedige huisdiertjes. Ook vangt Moesker
wormen en kweekt hij zelf maden, die zijn kikker
tjes graag consumeren. Hij voert ze verder kleine
naaktslakken en probeerde het ook eens met meike
vers, maar daar kregen de bewoners van het terra
rium darmstoornissen van. ,,En ze kunnen best een
weeek zonder voer", zegt hij. „In de vakantie laat ik
ze dan ook rustig alleen". Maar de padden en kik
kers iin het ruime terrarium stelen de show. „Ik ben
er iedere dag uren mee bezig", zeèt Wubbe. „Bij het
voeren blijf ik kijken, tot ze het laatste vliegje op
hebben".
In de winter gaan ze naar buiten, krijgen ze gele-
genheid om in de modder weg te kruipen en daar
hun winterslaap te houden. Zodra de dooi inzet in fe
bruari meestal, gaan ze opnieuw naar het terrarium
in de huiskamer. Binnenkort krijgen ze zelfs een
royaler onderkomen. Dan komt er een kikkerverblijf
van 3.80 bij 1.20 meter in de kamer. Wubbe hoopt
daarin ook hagedissen te kunnen houden.
Boomkikkers zijn heel zeldzaam. Moesker heeft er
dan ook maar twee of drie in zijn terrarium. Die
hangen 'in de paartijd het „dril" als een soort spons
aan een boomtak, boven de sloot. In de vrije natuur
laten de larfjes zich, zodra ze uitkomen, in het water
vallen. Zover laat Moesker het niet komen. Zijn
vrouw, die kapster is, houdt de „sponsjes" met een
spraybus vochtig, als vervanging van een regenbui
tje en als de boomkikker-larfjes uit de eitjes krui
pen, neemt Moesker het hele zaakje mee naar bui
ten, want anders zouden de overige kikvorsen het
grut opvreten. Dan zet de stadskanaler de larfjes uit
in een sloot of vijver. Altijd een natuurliefhebber ge
weest, vertelt ie. Toen hij hoorde, dat de kikvorsen
op uitsterven stonden, haalde hij er wat in hiuis. Hij
beseft, dat het maar een druppel op een gloeiende
plaat is, wat hij doet, maar hoopt, dat anderen zijn
voorbeeld zullen volgen.
Of ze nooit door de kamer huppelen? „Soms, als ik
geconcentreerd bezig ben met voeren, springt zo'n
schurk ongemerkt uit het terrarium. Later, bij het
verzetten van een meubelstuk, vind ik 'm daar dan
onder, dood en verdroogd natuurlijk
Alle bijzonderheden, die hij opmerkt, noteert Wubbe.
Hij hoopt er nog eens een boekje over te schrijven.
Hij laat de groene kikvorsen de wormen gewoon uit
de hand opvreten. En dan doceert hij verder: „Zo'n
pad zit soms een hele tijd niet in het water. Zo'n
beest moet zich echter vochtig houden. Daarom
heeft hij vochtklieren op de rug. En een paar keer
heb ik gezien, dat zo'n pad gewoon zijn vel afschoof
en dan opvrat. Dat doen de kikkers trouwens ook,
net zoals wij een jas uittrekken. Ze hebben dan een
nieuw pakje aan".
Wubbe houdt er een plakboek op na. De vreemdste
knipsels vindt men daarin. Alles, wat maar enigszins
betrekking heeft op zijn koudbloedige diertjes. Zoals
een foto van Jan Bols, met als onderschrift een ge
zegde van de Drentse schaatscrack: men kan geen
veren plukken van een kale kikker. Ook wat uitspra-
en van hemzelf: de kikker is een koudbloedig dier,
maar misschien niet lang meer, dan is-ie voor goed
koud. „Och, en dan praten ze van de vieze pad. Wil
je wel geloven, water waarin een pad leeft, dat durf
ik gerust te drinken. Dat water is nog zuiver".
Wubbe heeft ook proeven genomen met landbouwgif.
Zijn kikkers stierven er niet aan. „Kijk", zegt hij,
„ze slaan dat spul op in hun lichaam en gaan er zelf
niet aan kapot. Maar een reiger of ooievaar, die een
stuk of tien kikkers vreet, gaat er wel aan dood".
,,'s Avonds, als de zon ondergaat, laten we het licht
in de kamer eerst nog een tijdje uit. Dan beginnen
de kikvorsen te kwaken. Daar Luisteren mijn vrouw
en ik graag naar. Maar ze zijn erg schuw. Als Je de
kamer binnenkomt, houden ze zich meteen stil".
Straks, in het voorjaar, gaat Wubbe Moesker naar
de slootjes en vijvers en brengt er zijn zelfgefokte
kikkerdril heen. Hij gaat dan later luisteren, of zijn
werk succes heeft gehad, hoopt daar het gekef van
de boomkikkertjes, het doffe kwaken van de padden
en de concerten van de groene ikvorsem op te van
gen. „Dan ga ik luisteren", zegt hij, „of het goed
gegaan is, of mijn werk succes heeft gehad. Hoe dan
ook, lik ga er in elk geval mee door. Niet voor de
liefhebbers van kikkerbilletjes, maar om de natuur
te helpen, zodat er weer kikkers zullen leven ln onze
sloten'
Wubbe buigit zich over het terrarium. Hij trekt wat
padden uit hun schuilplaats onder een boomstronkje.
De groene kikkers verstoppen zich in het waterbakje
en opeens springt en huppelt het overal tussen de
kiezels en de planten in het terrarium. Met een paar
Wubbe Moesker met twee van zijn padden op de arm
dagen gaan ze in de modderbakken achter de flat.
„Dan bliijf ik ze ook in de gaten houden en het ge
beurt wel, dat ze zich op een zonnige nawiaiterdag al
weer melden".
Spoedig heeft Wubbe zijn „huisdiertjes" dan bin
nenskamers gehaald, luistert 's avonds naar het ge
kwaak, vangt mugjes en vliegjes om zijn bescherme
lingen te voeden, brengt dikkopjes en kikkerdril
naar vijvers en sloten in de buurt en hoopt zo Stads
kanaal en omgeving van kikvorsen en padden te
voorzien.
HARRY WONINK
komen er nog bedrijfssluitingen, ~l ~1
meent de heer L. C. W. M. Kus- 1
Van een onzer verslaggevers
AMSTERDAM „Ongetwijfeld
ters secretaris van Je Neder
landse Economische Vereniging
van de Confectieindustrie (Ne-
vec).
Hij verwacht dat de werkgele
genheid in de Nederlandse con
fectieindustrie de eerstkomende
paar jaar met in totaal 5000 ar
beidsplaatsen zal afnemen om
daarna vrij stabiel te blijven.
„Dan houd je 35.000 arbeids
plaatsen over in ondernemingen
die je gezond kunt noemen".
Dat is een aanmerkelijk minder
somber geluid dan Nevec-be-
stuurslid mr. C. L. M. Estourgie
onlangs in zijn jaarrede liet ho
ren. Deze voorspelde dat bij een
ongewenst overheidsbeleid de
werkgelegenheid in 1974 zal wor
den gehalveerd. De heer Kusters
heeft echter „het gevoel dat de
overheid nu wel begrip heeft
voor onze moeilijkheden". Dat
begrip zou ook bestaan bij de
werknemersorganisaties, die vol
gens hem bezig zijn af te stap
pen van de Tinbergen-doctrine,
die er populair gezegd op neer
komt dat de arbeidsintensieve
bedrijven maar beter kunnen
verhuizen naar ontwikkelingslan
den. „Ik geloof dat we de
vakbonden mee hebben als we
moeite doen de confectieindus
trie voor Nederland te behou
den".
Merkwaardig genoeg speelt de
oliecrisis dit streven in de kaart.
„De transportkosten rijzen de
pan uit", aldus de heer Kusters.
„en dit zal een rem kunnen zijn
op het verder uitwaaieren van
de produktie naar verder gele
gen landen". De laatste vijf jaar
hebben nogal wat Nederlandse
firma's produktie-eenheden ge
vestigd in landen als Joego-Sla-
vië, Griekenland, Portugal en Tu
nesië. Het gaat hier om de pro
duktie van bulkgoederen. De be-
drijven die aan mode onderhevige
artikelen maken .kunnen na
melijk geen lange aanvoerlijnen
gebruiken, omdat ze steeds snel
moeten inspelen op vaak plotse
ling optredende modeveranderin
gen.
Aan het behoud van de confec
tieindustrie voor ons land zitten
overigens nogal wat haken en
ogen. Een probleem waarmee
deze bedrijfstak al vele jaren
kampt is de personeelsbezetting.
Men kan niet voldoende vrouwen
en meisjes krijgen, en die men
krijgt blijven meestal te kort.
De Nederlandse vrouw is niet zo
sterk geneigd om na haar huwe
lijk te blijven werken. Dit in te
genstelling tot bijvoorbeeld de
Belgische vrouw. Dat is de be
langrijkste reden waarom veel
Nederlandse confectionairs hun
heil hebben gezocht in België.
Van de confectieindustrie in de
Belgische provincie Limburg is
90 procent in Nederlandse han
den, vertelt de heer Kusters.
„Ik heb zelf de overtuiging dat
wat in Nederland aan arbeids
plaatsen ln de confectieindustrie
verloren is gegaan, voor het
grootste deel in België is opge
vangen".
Hij verwacht dat nu het aanbod
van vrouwelijk personeel voor
de confectionairs wat ruimer
zal worden, doordat twee slok
oppen op dit gebied, de zieken
huizen en de detailhandel, zuini
ger aan moeten doen.
Een ander probleem is het prijs
beleid van de regering ,,dat ons
nogal wat zorg geeft". Van de
18 procent loonomstijging in het
afgelopen jaar mocht niet meer
dan 8 procent worden doorbe-
reknd in de prijzen. Bij een stij
ging van de arbeidsproduktivi-
telt van hooguit 4 procent bete
kent dit dat zes procent ten las
te komt van het rendement „dat
toch al niet zo gunstig is in de
confectieindustrie". Ook voor
1974 wordt gerekend op een
loonsomstijging van 18 procent.
Dat betektn een totale loonsom
stijging van bijna 40 procent in
een paar jaar tijd en dat tikt
fors aan in een arbeidsintensie
ve industrie als de confectie. De
heer Kusters zegt niet te willen
tornen aan de billijkheid om het
loonniveau van de confectie-
naaisters op te vijzelen,„maar
we moeten wel even de tijd heb
ben om ons aan te passen".
Hij hoopt daarom op een ver
zachting van het prijsbeleid voor
wat betretft de confectietindus-
trie. En ook enige daadwerke
lijke steun van overheidswege
op exportgebied acht hij niet
minder redelijk, „In een E.E.G.
zijn we als enigen volledig ver
stoken van exportsteun. Als con-
fectiefabrikant ben Je verplicht
jaarlijks aan zo'n tien buiten
landse beurzen deel te nemen.
Daar ben je bijna anderhalve
ton aan kwijt, terwijl inzendin
gen van Belgische, Franse en
Duitse collega's voor 50 tot 80
procent door de overheid worden
gesubsidieerd. De Britten en Ita
lianen krijgen zelfs een subsidie
van 100 procent". Een actueel
probleem waarmee de Neder
landse confectieindustrie zit vindt
zijn oorzaak in „de desastreuze
situatie die is ontstaan in de
Duitse confectieindustrie waar
op het ogenblik ten werktijdver
korting geldt voor 36.000 perso
nen verdeeld over 480 onderne
mingen, Het gevolg is dat we nu
al worden geconfronteerd met
dumpingaanbiedingen uit West-
Duitsland. Artikelen die ze daar
niet kwijt kunnen worden nu
weggeramschd naar Nederland.
Daardoor worden onze prijzen
gedrukt. Bovendien zal de hele
siutatie al daar de Nederland
se exportpositie in Duitsland na
delig beinvloeden".
Duitsland is voor de Nederland
se confectieindustrie (>mzet in
1972 een dikke twee miljard) het
belangrijkste bultenl nrise afzet
gebied. Van de export van 500
miljoen in 1972 ging 279 miljoen
□aar Duitsland.