LATE
NACHT
VORST
GAF
CRAN
BERRY
TEELT
DOODKLAP
KOEL PLAATSEN
Dichter
Tollens
maakte
fabriek
van de
oude
verfhandel
JAN BLOEM
TERSCHELLING
HOLLAND
„Wien Neerlands bloed
Verf mengen was
i Oor de oorlog al chemie
KWEKER
JAN
BLOEM
IN
MINEUR
TERSCHELLING
ENIGE
NEDERLANDSE
KWEEKPLAATS
Een detailopname van de dit jaar spo
radisch voorkomende bloesem van de
cranberry. De blaadjes van het bloem
pje krullen omhoog en daar binnen in
vormt zich de cranberry. Rechts onder
op de foto is te zien dat dit proces reeds
in een vergevorderd stadium is geko
men. Foto rechts boven.
In dozen met dit opschrift gaan de Ter-
schellinger cranberries naar het buiten
land. Foto links boven.
Om te kunnen zien of de konijnen van de
bessen hebben gesnoept, worden de
dropjes" doormidden gebroken en ge
controleerd op de aanwezigheid van
pitjes van de cranberry. Foto linksbo
ven.
Cranberry-kweker Jan Bloem in zijn
hoofdkwartier achter de kaart van Ter
schelling, waarop een groot aantal van
de cranberry-velden staan aangegeven.
Foto onder.
TERSCHELLING Moet je eens zien hoe dor alles is. Er is bijna
geen bloempje te bekennen. Vorig jaar lag hier een groot tapijt van
roze bloesem. De mensen die in het veld moesten werken waren er
zo van onder de indruk en vonden het zo mooi dat ze eerst hun
klompen uittrokken voor ze het veld ingingen". Ze kunnen nu gerust
de klompen aanhouden. Je kan hoogstens een paar bloempjes van
de dopheide platlopen, maar veel meer schade is er niet aan te
richten. Zeker niet aan de lepeltjesheide, de struik die anders dui
zenden cranberries levert. Dit jaar niets van dat alles. Er is bijna
een vergrootglas voor nodig om de nu zo sporadisch voorkomende
bloempjes te kunnen ontwaren temidden van de andere begroeiing
waaraan de Terschellinger duinenrij rijk is. Met een trieste blik in
zijn ogen kijkt Jan Bloem over het cranberryveld achter Oosterend.
In andere jaren een van de rijkste velden, nu slechts een geel groe
ne vlakte, waarop hier en daar een wit-roze bloempje van de lepel
tjesheide is gemorst.
„Je zult het wel begrijpen, maar ik ben bijzonder somber gestemd,"
zegt cranberry kweker Jan Bloem eigenlijk geheel ten overvloede. Is
hij anders een hele middag druk bezig met het inspecteren van de
talrijk aanwezige „kopermijnen" en dikwijls te laat thuis voor het
eten, nu is hij snel uitgekeken op de velden, die ondanks het stra
lende weer een trieste aanblik bieden. De natuur is wreed tegen
over zichzelf, maar niet minder tegenover de mens, die in die na
tuur zijn brood moet verdienen. Waar anders een belegde boterham
valt te verdienen, is nu schraalhans keukenmeester.
Verleden tijd
Jan Bloem, alleenheerser op hei eiland wat betreft de cranberryteelt,
is graag bereid het een en ander over de cranberrycultuur te ver
tellen, maar de omstandigheden dwingen hem om in de verleden
tijd te spreken. Wat hij vertelt, gaat dit jaar niet en volgend jaar
evenmin op. Na de late nachtvorst (eind mei), trad een periode van
aanhoudende droogte in, die zonder twijfel van invloed zal zijn op
de oogst van volgend jaar, een oogst die andere jaren gemiddeld 30
40 ton bessen per jaar bedroeg. Het is een duidelijke zaak, de
cranberryteelt bezorgt Jan Bloem dit jaar een dikke strop. Hij ver
keert echter in de gelukkige positie dat de opbrengst van deze cran
berrycultuur niet zijn enige bron van inkomsten is, want dat dat
vrijwel geen haalbare kaart is, is nu wel gebleken.
Faccinium Macro Carpon is de Latijnse naam voor de cranberry of
wel de veenbes. Deze laatste naam neemt de Terschellinger overi
gens weinig in de mond. Er zijn namelijk ve.le soorten veenbessen,
„maar de Terschellinger bes is van de beöte kwaliteit. Wanneer
men de naam cranberry hoort, weet men dat deze bes afkomstig is
van Terschelling", aildus de heer Bloem. Deze garantie gaat er bij
de afnemer gretig an. Dat Terschelling over de beste kwaliteit veen
bes beschikt is overigens een toevallige omstandigheid, waaraan
weinig valt te veranderen. De veenbes gedijt alleen op bepaalde bo
demsoorten. De bodem moet namelijk kalkarm of kalkvrij zijn en
dat is op Terschelling nu net het geval.
De cranberry voelt zich uitstekend thuis op de veengronden, zoals die
op het grootste Friese Waddeneiland veelvuldig voorkomen. De Ter
schellinger veengronden kenmerken zich door een hoge zuurgraad.
Om het recept voor een zo smakelijk mogelijke bodem te complete
ren is water nodig. Als alles volgens plan verloopt staan de cran-
berryvelden ten gevolge van de herfstregens geheel onder water.
Zoveel water is dat nu trouwens ook weer niet, want de struik
waaraan de cranberry groeit, is maar ongeveer dertig centimeter
hoog en een voet water is dan ook voldoende. Het grote voordeel
van de aanwezigheid van water is dat de struiken niet bevriezen.
Dit jaar stond er echter niet genoeg water om de plantjes tegen be
vriezing te beschermen en de gevolgen hiervan zijn overal zicht
baar. „Die droogte is angstaanjagend", zegt de heer Bloem. Het
grondwaterpeil bereikte een stand van een meter beneden normaal.
Er moet eerst 1000 mm water vallen voor het grondwater zijn nor-
male peil heeft. En dan te bedenken dat er per maand gemiddeld
tussen de 50 en 100 mm regen naar beneden valt.
Rubber
In zijn loopbaan als cranberrykweker heeft de heer Bloem een derge
lijke situatie nog niet eerder meegemaakt. In 1962 keerde de heer
Bloem terug in de woning waar hij was geboren, na lange tijd in
het buitenland te hebben doorgebracht. Een kwiart eeuw verbleef hi
in Indonesië, waar hij in de rubbercultures werkzaam was
wendde niet meteen de steven richting Friesland, maar hield het bi
het westen, waar hij de administratieve werkzaamheden verrichtte
Tot 1962.
In dat jaar keerde hij terug naar het eiland, nadat hij had vernomen
dat de pacht van de cranberryvelden vrij kwam. En wat doe je
dan. De appel valt niet ver van de boom, de cranberry nog mindei
ver van de struik. Vader Bloem had tenslotte ook al met dit bijltji
gehakt en was zelfs de eerste pachter van de bij staatsbosbeheer ii
eigendom zijnde velden.
Ervaring
„Het idee dat ik weer naar Terschelling terug kon keren sprak mi
wel aan. Van cultures wist ik tenslotte het een en ander af. De
dige ervaring heb ik wel in Indonesië opgedaan" Als alles een beet
je meezit en er komt geen nachtvorst, moet je zorgen dat de bessen
in de schuur komen. Tot zover geen problemen, maar als de oogsi
eenmaal binnen is, moet je de bessen ook nog kwijt. Dat bleek ook
geen onoverkomelijke bezwaren op te leveren. Export naar het bui
tenland was er tenslotte al en daarop kun je verder borduren.
Daarvoor moest het patroon overigens wel gewijzigd worden. Enge
land, de grootste afnemer, liet zich verleiden door het aanbod
Amerika, de grootste concurrent van Terschelling. Bovendien bleek
export naar de overzijde van het Kanaal geen rendabele zaak meer
gezien de devaluatie van het Engelse pond. Maar andere liefheb
bers dienden zich al spoedig aan. De helft van de totale opbrengst
gaat over de grens naar België en West-Duitsland.
De belangstelling voor het dieprode besje neemt hand over hand toe
Het is een luxe artikel, dat zich uitstekend bij wild laat serveren
„Het is een gezond artikel", verdedigt de heer Bloem zijn produkt
Het besje bevat veel vitamine c" en die garantie gaat er tenslottt
best in.
Roversgoed
De besjes worden met een soort harkje geplukt en naar de grote
schuur getransporteerd. Het plukken wil overigens nog wel eem
problemen geven. De lonen zijn in de laatste tien jaren zeker ver.
dubbeld. Er blijken elk jaar weer voldoende eilanders bereid de
heer Bloem van zijn bessen en zijn geld af te helpen. Het plukken'
is trouwens geen kleinigheid. Vroeger gebeurde het uitsluitend mei
de handen, later is er een soort harkje uitgevonden. Het plukken
gaat sneller, maar het feit blijft dat de plukker zijn werk in gebuk
te houding moet verrichten, 30 tot 40 ton bessen lang. „Het is zwaar
werk", de heer Bloem beaamt dat graag.
Na de pluk, die half september ongeveer begint, gaan de bessen dooi
verschillende zelf ontworpen machines, zoals de sorteer- en inpak-
machine. Zachte bessen, die uitstekend voor compote bruikbaar
zijn, worden er tussen uit gevist, de rest verdwijnt in dozen, klaar
voor verzending naar de vaste wal.
Drie maanden lang duurt de plukperiode. „Voor de kerst moeten ze'
de deur uit. De waarde van de cranberry is echter dat hij ongeveei
3 h 4 maanden houdbaar is, aldus de heer Bloem.
De omzet bedraagt ongeveer een ton bij een oogst van 30 A 40 ton per
jaar. „Maar dan moet alles er nog af. Gemiddeld komt dat neer op:
2,50 per kilo. Gemiddeld, maar dat gemiddelde wordt door eet
mislukte oogst flink teruggebracht. Ik heb dit jaar een grote strop;
Ik heb nog mijn pensioen, maar anders is de cranberryteelt geec
rendabele zaak.
ROTTERDAM Het Argentijr.se
vliegtuig landde op het vlieg
veld Orly bij Parijs. De heer
Tollens Link, Argentijn van ge
boorte, stapte uit en vertrad
zich wat in en rond de stations
gebouwen. Hij was op weg naar
Hamburg. Naspeuringen naar
hadden hem op het spoor naar
de herkomst van zijn geslacht
de Duitse havenstad gezet. Plot
seling viel zijn oog op een schil
der, die op een trapje in het sta
tionsgebouw bezig was een
muurtje te verven. De man
doopte zijn kwast in een verf-
bus, die op het etiket de naam
Tollens-Rotterdam droeg. De
verraste Argentijn wijzigde on
middellijk zijn plannen en vloog
naar Rotterdam in plaats van
Hamburg. Hij ontmoette daar
directeur A. Q. Kolff van Tol
lens Coating b.v. en in een park
te Rotterdam stond al honderd
jaar een standbeeld van de Hol
landse dichter Hendrik Tollens.
Van hem stamde de Argentijn
in rechte lijn af. En hij ontdek
te nog iets. Het aantal nazaten
van de beroemde Tollens de
man die in de achttiende eeuw
de verfhandel van zijn grootva
der omvormde tot een echte fa
briek was nog maar zeer be
perkt.
De heer Kolff zelf ontmoette een
ander in Lille. Tijdens een za
kenbespreking in, de Franse
stad zag hij in een restaurant
iemand de krant „La voi du
nord", lezen. Zijn oog werd ge
trokken door een bericht, waarin
stond dat een plaatselijke joun
nalist Tollens een persprijs had
ontvangen. Kolff schreef de re
dactie een brief en kwam in con
tact met de journalist. Hij was
een rechstreekse nazaat van Ja
cobus Jodocus Tollens, de man
die in 1748 de basis legde voor
de verfhandel, die door zijn
kleinzoon de dichter werd uit
breid.
De huidige directeur A. Q. Kolff
is zoiets als de achter-achter
achterneef van Cornelis Lauren-
tius Kolff de schoonzoon van de
dichter Tollens. Hij kreeg in 1848
de leiding in het bedrijf, dat nu
1973 225 jaar bestaat.
Wandschilderingen in pasteltinten
verkorten het wachten op de di
recteur in de wachtkamer. 1748:
een lief trapgeveltje met luifel.
Daarbij een vrolijke achttiende
eeuwer met steek, witte bef,
zwierige plooijas en wandel
stok. 1800—1845: een lekkere
antieke gevel met het opschrift:
„Tollens' vermsstokerijen in
Kralingen" midden in Rotter
dams binnenstad. Een elegante
korenmolen steekt hoog uit bo
ven de Deli verfhandel, die
tussen 1845 en 1912 de fabriek
huisvestte, bewaakt door een
heer met bolhoed, geruite broek,
vadermoorder, pandjesjas en
velocipede met hoog voorwiel,
1912: de fabriek verschijnt, ver
gezeld van 'n schichtig heer met
krulsnor en paraplu. Een over
slaande brand als gevolg van
het bombardement van Rotter
dam legt het gebouw in een
nacht in de as. Maar in 1942
verrijst de grond buiten de veste,
aan de Overschieseweg de hui
dige fabriek. Op de schildering
wappert de driekleur en een
moderner paar hij: gleuf-
hoed, zij: new look personifi-
ceert de tijd, waarin deze fa
briek zijn opgang begon.
Quasten' en pencelen
Een groot vertrek vol bruin en
groen en met rondom ramen,
die uitzien op de industriële be
drijvigheid rond de Schie. De
heer Kolff vertelt: „Grootvader
van de dichter Johannes Jodo
cus, begon in 1748 met een han
deltje in „quasten en pencelen".
Het was een plaatselijk bedrijf
je, van weinig betekenis. Vroe
ger waren de schilder en de
draaiden ze hun eigen verfjes
met een potmolentje. Het ma
ken van verf ging over van va
der op zoon. Men deed er bij
zonder geheimzinnig mee. Het
verfmaker dezelfde persoon.
Veel kunstschilders waren bo
vendien huisschilder. Ze kochten
lijnolie, pigment, droogmidde
len, siccatief en in de winter
leek op een soort alchemie. Fei
telijk is daar tot aan de tweede
wereldoorlog weinig verandc ng
in gekomen. Voor de oorlog was
het verfmaken meer het resul
taat van mengen en roeren en
wat experimenteren langs empi
rische weg. Pas na 1945 is het
wetenschappelijker benaderd.
Ook aan grondstof was er voor
1940 niet veel te koop. Er waren
wat lijnolie en standolieverven.
Ze kenden niet eens de cellulo
se. In de pigmentsector werkte
men met heel orthodoxe grond
stoffen. Tollens verkocht voor
de oorlog nog droog pigment
aan schilders, net als in de oud
heid van het bedrijf.
Er bestaan nog stukken in dicht
vorm van Hendrik Tollens,
waarin hij onderaan facturen
aan de schilders vroeg of ze
nog pigment of een zakje lood
wit konden gebruiken".
De petrochemische industrie ver
anderde de verfwereld na de
oorlog aanzienlijk. De enkele
analyst van voor 1940 is nu ver
vangen door een compleet labo
ratorium met hoog gekwalifi
ceerde mensen. Er wordt voort
durend geëxperimenteerd en
verbeterd. Verven worden ont
worpen via de kennis van che
mische reacties ,men weet meer
van de gedragingen van verven
op hun ondergrond.
Doe het zelf
Een nieuwe, grote markt is er
ontstaan door de doe-het-zelfver.
Het element kleur wint aan be
langrijkheid nu men in woonhui
zen meer met kleuren is gaan
werken dan vroeger. De functie
van verf is meer toegesplitst op
verfraaiing en bescherming.
Tollens Coatings b.v. staat op d
vierde plaats van de Nederlands
verfindustrie, maar wel op gro
te afstand van de koploper. He
bedrijf bestrijkt een groot dee
van Europa. Het heeft een d
stributiemagazijn in Parijs
waarvan de capaciteit word
verdubbeld, verder een kantoo
met opslagruimte in Brussel
heel wat filialen her en der vei
spreid. Export gaat naar vel
landen, verspreid over de hel
wereld. Tollens heeft 275 weri
nemers in dienst. Vijftig daa;
van werken in jassen, het bedrij
waarvan de uitbreiding onlang
in gebruik is genomen.
Afkeer
De dichter Hendrik Tollens ha
een afkeer van do handel. H
maakte van het handeltje well
waar een echte fabriek, mat
hij miste de stuwkracht van
vader. Van zijn zoons was
maar één die zin had in het b
drijf. Vandaar dat zijn schoo
zoon Cornelis Laurentius Kol
grote kansen kreeg,
schoonzoon haalde er later zi
neef Adriaan Quirinus bij,
huidige directeur is een afstak
meling van deze neef.
„Ik heb dus met Hendrik Tolle:
eigenlijk geen fluit te maken
zegt de directeur. Want Hendr
Tollens „helemaal niet zo
beste dichter" won ondar
alles in 1816 een eerste prijs
het „Wien Neerlands bloed in
aders vloeit", het lied dat
1932 ons officiële Nederland
Volkslied is geweest.
F.°n klein ta'ent of niet, -
dood in 1856, onthulde koni
Willem III in 1860 hoogstpi
soonlijk een star.dbeeld v
hem in het Rotterdamse pa
In het verleden werd dat bet
elk jaar in bekisting verpa
om het te beschermen tegen
werking van vocht. Later is
steen behandeld en nu staat I
beeld daar in weer en wie
Een peinzende dichter met
ganzeveer in de hand.
Joh. M. Pameij