OOOOOO
(f^V^S
IM&f/
Wonderhaar, Rozenwang
en Dommepraat
IF
fUSSÉy
V
y /-2s a
Qj
\M
j
Y
ZATERDAG 29 DECEMBER 1973
LEIDSE COURANT
PAGINA 12
Juniorenhoek
DE AVONTUREN VAN PIET POTLOOD
r\
32.49 Zk
In een vervallen boerderijtje
woonde eens eeeen arme boer
met zijn vrouw en drie doch
ters. Ze deden allemaal hun
best en werkten hard in huis, op
het stukje land en in de stal.
Maar het was en bleef er armoe
troef.
Op een dag za«te het dak in. De
arme boer zag, dat het alleen te
repareren was met een paar
flinke balken. Maar hij had
geen hout en geen geld t)m het
te kopen. Toen werd het onge
luk hem te veel. Hij dacht: ,,lk
ben altijd eerlijk geweest en
toch arm gebleven. Nu het dak
boven mijn hoofd in elkaar
zakt. ga ik anders worden. Ik
zal hout stelen om uit de ellen
de te raken." Hij najn zijn bijl
en ging naar het bos waar nie
mand bomen of takken mocht
kappen...Maar terwijl hij over
het bospad langs een ravijntje
liep, viel er een boom krakend
om !De boer dacht: „Het hout
valt me zo inaar voor de voe
ten, als ik het nu meeneem, zou
het dan ook stelen zijn?"
De omgevallen boom was terecht
gekomen op een stokoud muur
tje dat langs het ravijn liep. De
brokstukken vielen bonkend in
de diepte en stenen rolden over
het pad. Maar in het gat dat de
boom in het muurtje had gesla
gen, stond een koperen pot. De
boer stapte tussen de boomtak
ken door naar de pot en zag dat
hij gevuld was met goudstuk
ken. Wel honderd jaar, of nog
langer, had dat geld daar ver
borgen en vergeten gelegen. De
boer straalde van geluk. Hij
hoefde niet te stelen om zijn
dak te repareren. Hij hoefde
niet te stelen om rijk te worden.
Met een touw bond hij dood
sprokkelhout óp en óm de pot
met goudstukken en nam die
vracht op zijn rug. Maar op
weg naar huis kwam hij een-be
kende, gierige handelaar uit de
stad tegen. De handelaar kende
het arme boertje natuurlijk niet.
Maar hij vroeg: „Waar ga je op
af man?"
„Ik ga met sprokkelhout naar
huis", was het antwoord. Toen
viel de handelaar op dat de
boer zo krom liep alsof hij een
zware last droeg. Dode houtjes
zijn zo zwaar toch niet? „Zeg wil
je mij dat sprokkelhout verko
pen" vroeg hij. Daar wilde de
boer natuurlijk niets van horen,
hij wilde vlug doorlopen .Maar
de handelaar gaf hem een klap
met zijn stok, nam hem de
vracht af en zag onder het hout
de koperen pot met goudstuk
ken. De boer kon wel huilen
van ellende en hij smeekte:
„Laten wij dan samen delen, ie
der de helft!" Maar de hande
laar deelde nog meer klappen
uit en haastte zich naar de stad.
De boer keerde terug naar huis,
even arm als tevoren maar veel
ongelukkiger. Toen zijn vrouw
en dochters hoorden wat er ge
beurd was, nam de oudste doch
ter een kloek besluit: „Nu is
het afgelopen met ons ongeluk.
Vader, weet u waar die hande
laar woont?" Dat wist hij en hij
legde het zijn dochter precies
uit. De meisjes trokken hun
schoonste'en minst versleten kle
ren aan en gingen naar de stad:
de oudste met haar mooie haren,
die glansden als de zon en hin
gen tot aan haar enkels; de
tweede met wangen zo zacht,
rozig en geurig als rozen; de
jongste, die wijs kon praten of
vrolijk kon babbelen zoals dat
het beste uitkwam. Maar ze gin
gen niet regelrecht naar de han
delaar. Nee, eerst naar de kap
per.
„Hoeveel geld geeft u voor mijn
haar?", vroeg de oudste. De
kapper riep: „Hoe dom om zulk
schitterend haar te willen ver
kopen!" Maar het meisje zei
geen tiid te hebben voor ge
klaag. Daarom knipte de kap
per het wonderhmr af en paf
zoveel geld. dat zij er drie prin-
sesseiaponnen en drie haar-
sluiers voor kopen kon. De meis
jes kleedden zich daarmee
schitterend aan. Door de sluiers
zag ook niemand dat de oudste
bijna geen haar meer had. Ten
slotte kochten zij ook nog een
kruikje met de allerbeste en
sterkste pruimenlikeur. Zo klop
ten zij aan bij de gierige hande
laar.
Zulk deftig bezoek had hij nog
nooit ontvangen! Buigend vroeg
hij de prinsessen binnen te ko
men; waarmee kon hij ze van
dienst zijn? „Wij zijn gekomen
om u iets te verkopen," zeiden
ze. De handelaar verbaasde
zich: prinsessen zijn toch geen
koopvrouwen! „Koopvrouwen
zijn wij zeker niet! Maar onze
moeder heeft een voorraad al
lerheerlijkste pruimenlikeur, die
zij zelf maakt voor onze vader.
Nu is vader ziek en moet appel
wijn drinken in plaats van prui
menlikeur, waarvan hij juist zo
veel hield. Het was beter als die
voorraad het huis uit was. Wilt
u die kopen? Proeft u eens, wij
vragen er nauwelijks geld
voor."
Ai pratend had het oudste meisje
het kruikje op tafel gezet, een
glas genomen en volgeschonken.
De handelaar vond de likeur
heel bijzonder. Ook de prinses
sen vond hij heel bijzon
derHoe zijn uw namen?"
vroeg hij. De jongste wees op
haar zusters en zei: „Zij heten
Wonderhaar en Rozenwang. Ik
zelf ben Dommepraat." Die
Dommepraat babbelde intussen
zó slim en meeslepend, dat hij
niet merkte hoe de zusjes hem
voortdurend bijschonk»n, een
kussen onder zijn hoofd en een
bankje onder zijn voeten scho
ven. Evenmin dat hij in slaap
Nauwelijks begon hij te snurken
of de meisjes gingen aan de
slag. Wonderhaar nam een
s"hnar en kniDte de man d°
rechterhelft van zijn haar af en
de linkerhelft van zijn baard. Ro
zenwang haalde een notie verf
uit haar zak en schilderde zijn
wangen vuurrood. Dommepraat
had allang de pot met goudstuk
ken zien staan: zij nam hem in
haar armen, zodat de haarsluier
erover heen viel. Vlug verlieten
de zusjes het huis en de stad,
om terug te keren naar hun
treurige ouders. „Wij hebben
het eerlijk gevonden geld terug,
lieve vader!" En vanaf die dag
was daar de armoe de deur uit.
Er heerste geluk onder het nieu
we dak!
Maar nu die handelaar! Denk
eens aan de man, die door te-
vpel dringen lag te snurken met
zijn hoofd op een kussen en zijn
voeten op een bankje. Natuur
lijk werd hij tenslotte wakker.
Hij wreef zijn ogen uit en herin
nerde zich de drie prinsessen.
En hun likeur. Hij keek rond,
maar zag de mooie meisjes
niet. Evenmin de pot met goud
stukken! Toen holde hij naar
buiten en riep naar buren en
voorbijgangers: „Waar is Won
derhaar? Waar Rozenwang?
Waar Dommepraat???" Alle
mensen lachten hem uit. „Won
derhaar? Rozenwang? Man,
kijk in de spiegel: wonderbaar
lijker haar en rodere wangen
dan jij hebt bestaan niet! En
zoek je Dommepraat? Luister
naar jezelf. Dommer praat
heeft niemand ooit gehoord."
ossme van
Opl
vorige week
BHWA
-
Een spel dat je zelf kunt maken. Teken de rondjes en vierkantjes met cijfers op een stevig stuk karton.
De rondjes liefst zo groot als damstenen want die.kun je dan goed gebruiken omdat ieder zes zwarte
v/f ie» wille stenen krijgt. Heb je geen damstenen, dan kun je ook andere voorwerpen gebruiken. Verder
heb je een dobbelsteen nodig. Je gooit om de beurt en het cijfer dat je gooit, bezet je met de damsteen
of het andere voorwerp. Wie het eerst alle zes cijfers heeft bezet, is winnaar. Wie tweemaal een
zelfde cijfer gooit, moet een beurt overslaan. Dus, wie een 3 gooit, zet een steen op 3 en als je daarna
weer een 3 gooit, moet je de beurt overslaan want dat hokje is al bezet. Begrepen? Spelen dan maar.
PAULUS DE BOSKABOUTER - Het Blokkenplan
H-55 ..Ik dacht eigenlijk dat ik hem al gehel- neren. Maar ja, ik kan 'm toch niet alleen omdat Gregorius mee ging duiven. „Het gaat
perd had", bromde Gregorius terwijl hij met laten scherrelewarrelen". „Ik geef het op. beter", stamelde Krakras, „ik geef het nog
tegenzin de kar achterna liep. Hij was nog te Eucalypta", snikte Krakas juist. „Niks d'r niet op, lieve meesteres". „Dat is je ook ge-
slaperig om te zien dat het ditmaal een heel van", riep de heks, terwijl ze Krakras een rajen". riep Eucalypta terwijl ze haar zweep
andere kar betrof. „Ba", mopperde de das. mep met haar zweep gaf. Op hetzelfde mo- liet knallen.
„ik heb halemeel geen zin om me in te span- ment werd de kar opeens een stuk lichter
Vandaag geen nieuwe opgave
want je hebt werk genoeg. Als
je met je verjaardag vriendjes
of vriendinnetjes op bezoek hebt
en er wordt limonade of cola of
iets dergelijks geschonken, moet
je de rietjes eens gezellig maken.
Het is heel gemakkelijk. Je
tekent dat vriendelijke mannetje
met baard na of trekt hem over
op panier dat niet te dun moet
zijn. Kleuren, aan de achterkant
een lucifer vastplakken die je
in het rietje steekt en je glaasje
SUSKE EN WISKE - „De Gladde Glipper"
LUCKY LUKE - DE PREMIEJAGER
AFLEVERING 15
De bioscoop was nog veel zaliger dan Sarah zich
had kunnen indenken. Er was een film over
een trein, die door roodhuiden werd omsingeld,
en toen alles verloren scheen, werden ze ver
dreven door een handvol stoere ruiters. Maar
het allermooiste was een filmpje van koning
Edward die zo maar handen stond te schudden
met de keizer van Duitsland. Sarah kon het
niet geloven; het was net of je zelf op het per
ron stond met de monarchen en hun gevolg. De
schilder raakte helemaal terneergeslagen door
het enthousiasme van zijn model en raakte er
hoe langer hoe meer van overtuigd dat de cine
ma de dood van de scheppende kunst zou wor
den.
Richard Bellamy vond het portret van zijn vrouw niet
erg mooi, maar dat had hij ook niet verwacht. Hij
vond de kleuren te hard en te veel in elkaar over
vloeiend. Maar hij aei het niet, zijn vrouw vond het wel
mooi en daar ging het om.
Hij had lady Marjorie ontmoet op een bal van de Engel
se ambassade in Parijs, waar hij toen een knappe,
maar arme tweede secretaris was. Zijn degelijke diplo
matieke training was hem sindsdien vaak van pas ge
komen. Toen Scone hem toestemming vroeg het portret
voor de „Royal Academy" te mogen inzenden was Bel
lamy hier nogal verbaasd over, maar hij vond het
best; hij had er nu eenmaal geen verstand van.
Sarahs reactie was veel openhartiger toen ze vabr het
eerst haar portret zag. „Brutale aap!" zei ze. Het ge
deelte van haar lichaam, dat op het schilderij te zien
was, was geheel naakt, terwijl ze zich nooit helemaal
had uitgekleed.
Het schilderij stelde Sarah in bed liggend voor. Een an
der meisje zat aan het voeteneind met haar rug naar
de toeschouwer en zij droeg alleen een paar zwarte
kousen.
Het was niet het bed in het atelier, maar precies het bed
op de zolderkamer in Eaton Place. Scone had werkeliik
een heel nauwkeurige reproduktie van de hele kamer
gemaakt.
„Dat is precies onze kamer", zei Sarah.
„Wanneer ben je daar geweest?"
„Nooit".
Sarah wees op het naakte meisje aan het voeteneind.
„En dat is Rose, wanneer heb je... ik bedoel is ze
hier?"
„Nee", legde Scone uit. ..Ik heb haar door jouw ogen ge
zien Sarah".
„Je bent gewoon een tovenaar**, zei ze bewonderend.
„Daar hangen mijn spullen over het scherm, ik gooi ze
altijd er overheen. Rose vouwt de hare op. Zij is de
netste".
Ze keken samen zwijgend naar het doek. Als Sarah iets
van schilderkunst had geweten, had ze de invloed van
Toulouse-Lautrec bemerkt.
„Er is één ding, als ik het zeggen mag..."
„Wat dan?"
„Er hangt een schilderijtje daar aan de muur. en er
staat op „Werden is bidden".
Scone schreef het oo.
„Hoe noem ie het?"
„De meiden".
„Hé. nee. waarom niet iets moois... zoals... „Wachtend
op de Dageraad".
Scone hief zijn ogen ten hemel om genade voor dit kind
te vragen.
„Wat ga je er nu mee doen?"
„Verkopen".
„Mij en Rose verkopen?" fluisterde ze. „Je hebt mij nu
niet meer nodig, hé?"
Scone haalde zijn schouders op.
„Nu niet meer, hè. Nu dat rotding klaar is. Nu gooi je
me weg als een ouwe schoen".
Scone zette het schilderij tegen de muur.
„De kunst heeft je gebruikt Sarah, ons allebei".
„Waarom ben ik dan je maitresse niet? Dat heb je me
zelfs niet gevraagd, mankeert er iets aan me? Nee nr.
alleen maar goed genoeg voor dat verdomde plaatje!"
„Madame Bernhardt". Wat een taal!" spotte hij.
„Je kunt stikken!" schreeuwde Sarah. Ze pakte een kus
sen en begon hem hiermee te bewerken. „Ik zou voor
alle kroonjuwelen van Europa je maitresse niet willen
zijn. Maar je had het mij kunnen vragen. Dat was ten
minste fatsoenlijk geweest!
Scone viel op het bed, slap van het lachen en verdedigde
zich zo goed mogelijk.
„Ja lach maar, ha, ha, wat is er voor lolligs aan?" n
„Jouw idee van fatsoen", zei Scone en hij drukte haar op
het bed. Sarah vroeg zich af wat hij nu ging doen. Ze
had gehoord van meisjes, die rijk waren geworden,
doordat ze zich hadden laten schülsn*» do«-w^mde
artiesten en ze had al spijt van haar kroonjuwelen-op
merking. Ze lag al bijna in zijn armen. Als ze zich nu
aan hem gaf, zou hij haar dan meenemen naar Parijs,
haar een huis geven en haar in een rijtuig aan ieder
een vertonen? Tenslotte was hij de neef van een graaf.
Of zou hij haar als een vod in de hoek smijten? Het
nare was, dat je bij Scone nooit wist of hij schertste of
ernstig was.
Hij boog zich over haar heen en kuste haar lippen.
„Denk aan Rose. Vertrouw een heer nooit".
Hij kuste haar nog eens. „Vooruit we gaan naar de-
bioscoop en dan breng ik je in het rijtuig veilig terug
naar Rose".
Dat was de laatste keer dat Sarah Scone zag en in de ko
mende weken waren de woensdagmiddagen moeilijk
door te komen. Ze ging een keer alleen naar de bios
coop maar zonder hem was het niet hetzelfde en het
kostte een kwartje, en ze had niet zoveel geld om te
verspillen.