vernieuwing
onderwijs?
iedereen
weet
het beter.
Dr.; Houtzager
UTRECHT - Maria Elisabeth Houtzager is 'een
gedreven vrouw. Gedreven door een passie voor al
les wat mooi is. Dat mooie wil ze om zich heen
hebben, het verzamelen, rubriceren, zich erin on
derdompelen, maar ook het anderen tonen.
Voor dat laatste heeft ze jaren gelegenheid gevon
den tijdens haar directriceschap van het Utrechts
Centraal Museum. Nu, een jaar gepensioneerd,
gaat ze weer exposeren, maar dan uit haar prive-
collectie van volkskunst en kerststallen - er zijn
slechts twee grote verzamelingen in de hele wereld
- in het Philips Ontspannings-centrum De Zonnewij
zer in Eindhoven van 21 december tot 21 januari.
Kerststallen. Hoe komt iemand erop ze te gaan
verzamelen? Hoe begin je zoiets? Moet je daarvoor
een geloofsfanaticus zijn? Of bezeten door een ver
zamelwoede die nauwelijks onderscheid maakt tus-,
sen lucifershoutjes en daksparren? Dr. Houtzager'
vertelde het ons, in haar gezellig ingerichte flat in
Utrecht waar in enkele kamers nauwelijks plaats
meer is, omdat kunstobjecten de plaats der leven
den hebben ingenomen.
„Hoe begin je zoiets. In de oorlogsjaren studeerde
ik in Utrecht. Mijn ouders woonden in 't Gooi. Ik
.reisde altijd heen en weer tot dat niet meer ging
en ik een kamer nam in Utrecht en alleen in de;
weekends nog naar mijn ouders ging. Op die ka-'
mer had ik toch in de kersttijd het gevoel dat ik er
Een groep koningen uit Peru.
een stalletje moest hebben. Er was natuurlijk hele
maal niets te koop op dat gebied, alleen gipsen im-
portdingen. Die wilde ik niet. In die tijd was ik as
sistente van een hoogleraar in de kunstgeschiede
nis, professor dr. Vogelenzang.'Die heeft toen voor
mij op tekenpapier een stal en de daarbij behoren
de figuren geaquarelleerd. Ik heb ze uitgeknipt en
gemonteerd op sigarenkistjes en puddingpoederpak
jes. Toen had ik een kerststal en ik was er reuze
gelukkig mee. Daar heb ik de oorlog mee doorge
bracht."
„Eigenlijk is dat het begin van mijn verzameling,
zowel van kerststallen als van volkskunst. Pas na
de oorlog heeft die verzameling zich uitgebreid
doordat ik toen in staat was te reizen. Ik ging naar
Frankrijk, naar de Provence en ik wond er kame
len van keramiek die ik bij mijn kerststal zette en
waar ik dolgelukkig mee was. Toen kreeg ik al
gauw een hele kerststal uit de Provènce. Vrij kort
daarna een krib uit Duitsland en een uit stro ge
maakte kerststal uit Zweden. Zonder dat ik er be
wust naar gestreefd had ontstond er een verzame-
lingetje. En dat liep aardig parallel met mijn inte
resse voor de volkskunst. Zo zelfs dat ik, wanneer
ik volkskunstobjecten bekeek in Mexico of bij de
Indianen in de Verenigde Staten, uitkeek naar
kerststallen. Dat was het begin, zo is 't gegroeid.
Je weet met een collectie nauwelijks, waar je be
gint, maar helemaal niet waar je eindigt. Neem
mijn laatste kerststal nu, die is er pas bijgekomen.
Een fantastisch stuk, uit cederhout gesneden door
een Braziliaan."
Het is een fantastisch stuk werk, primitief, maar
met de ziel van de maker, een simpele Pueblobe
woner, er helemaal ingelegd. Zo is het met alle.
kerststallen van dr. Houtzager, of ze nu zo klein
zijn als een okkernoot - zij heeft er zo een - of zo
massaal als de Napolitaanse geboortevoorstelling,
die een tableau van enkele vierkante meters be
slaat Ze ademen alle de vrome overtuiging van de-
maker.
„In een katholiek gezin moet een kerststal zijn.
Toen ik daar alleen in Utrecht op die kamer woon
de vond ik dat die leeg was zonder kerststal. Maar
dat wil niet zeggen dat ik de jaren daarna me heb
laten leiden door louter religieuze gevoelens. Ik
ben religieus, maar ik ben ook kunsthistorica. Ik
ben erg kritisch in wat ik wil hebben. Niets_ter_we-,
reld is zo vaak afgebeeld als dit gebeuren: de
geboorte van Christus. Elk jaar opnieuw wordt die
in vele landen verbeeld. Misschien daarom is 't me
ook gaan boeien. Ik ben ook door deze collectie het
verschil gaan zien in opvatting tussen de verschil-
lende landen. Zo beeldt men in de Zuidamerikaan--
se landen altijd erbij uit het verraad van Christus
door Petrus, verzinnebeeld door de haan. Zo maakt
men in het Ertsgebergte vaak Herodes erbij met
de soldaten. Juist die verschillen maken deze ma
terie zo boeiend. „Zo heb ik in de loop der jaren
"Tsjèchischè boeren legden hun ziel ii
simpele materialen gemaakte kerstgroep.
een flinke verzameling op weten te bouwen. In
Eindhoven komen 133 kerststallen, bij elkaar vele
honderden objecten, 't Pronkstuk wordt de Napoli
taanse stal, waarbij niet alleen de geboorte en de
directe omgeving wordt uitgebeeld, maar het hele
leven in een stadje. De marktventer is er, de sla
ger en noem maar op."
Staat u alleen in uw liefde voor kerststallen?
„O, nee, er zijn zelfs verenigingen van vrienden
van kerststallen. Vier ervan geven een tijdschrift
uit. In Italië, in Beieren, in Rijnland en in Oosten
rijk zijn die gevestigd. Ik ga zoveel mogelijk naar
de vergadering. Maar er is maar een verzameling
die de mijne naar de kroon steekt: die van een
Duitse mevrouw."
In haar flat staat het nu vol met volle en halfvolle
verhuisdozen. Haar verzameling is bijna gereed
voor transport naar Eindhoven. „Ik doe alles zelf,
inpakken, administreren, uitpakken, opstellen".
■Van 21 december tot 21 januari zal Eindhoven een
schat van primitief geloof rijker zijn. Geloof dat
kunst geworden is. Omdat geloven voor de makers
van deze kunst geen kunst was.
Heeft de kerststal voor ons nuchtere mensen afge
daan? Déze collectie leert ons anders. Stemt tot na-
denken. Zo'n biddende herder, zo'n ontroerend
plompe Jozef. Of alleen maar die haan, die ver-
Dit is de kerststal met een tekenpapier gemaakte fooch*nlng afmkondigt. Je hoort hem kraaien
figuren, waarmee dr. Houtzager haar collectie be-
gon. GERARD CRÖNE
DEN HAAG - „Ik behoor niet tot de categorie,
die meent dat de nieuwe minister van Onderwijs,
dr. Van Kemenade, een socialistisch indoctrinatie-,
spuitje hanteert. Ik heb helemaal niet de indruk,,
dat hij aan de vrijheid van het onderwijs wil tor
nen. Dat hierover misverstanden zijn ontstaan,
heeft de minister eigenlijk een beetje aan zichzelf
te wijten".
Theo Knippen (61) voorzitter van de grootste bond
van onderwijzers en leraren - de Katholieke Onder
wijs Vereniging - zegt in een vraaggesprek, dat
Van Kemenade dirckt duidelijk had moeten maken,
dat hij de vrijheid van het onderwijs onaangetast
wil. laten. „Nu viel men over dat zinnetje in zijn
memorie van toelichting op de onderwijsbegroting,,
dat „veranderingen, die men in de samenleving
noodzakelijk acht, uitgangspunt voor het onderwijs
beleid dienen te zijn". Wie is die „men",'was de
vraag. Van Kemenade heeft nu wel duidelijk ge
maakt, dat het de betrokkenen zijn die inhoud
moeten geven aan het onderwijs".
Over de direct betrokkenen, de onderwijzers en le
raren, gaat het in dit vraaggesprek. De Katholieke^
Onderwijs Vereniging vertegenwoordigt 35.000 leer
krachten. Hoe reageert die achterban op de discus
sies over onderwijsvernieuwing? Zijn er niet veel
mensen in „het veld" die rust willen, die zich af
vragen waarom eri een paar jaar na invoering van
de mammoetwet weer veranderd moet worden? We
praten daarover aan de hand van een pas versche
nen boek over onderwijsvernieuwing van het inter
nationale onderwijsbureau van de Unesco. Daarin
wordt gesteld, dat als je het onderwijs wilt ver
nieuwen, je bij de leraar moet beginnen.
Theo Knippen is het daar van harte mee eens. „Je
moet de mensen voorbereiden en laten meepraten
over vernieuwing. Doe je dat niet, dan krijg je
weerstanden".
De weerstanden die zich..nu bij een aantal leer
krachten manifesteren tegen de onderwijsvernieu
wing moeten echter niet geisoleerd worden gezien,
meent Knippen. Volgens hem zijn er meer factoren
die bijdragen tot een algemeen gevoel van onbeha
gen bij een grote categorie onderwijsgevenden. Als
eerste noemt hij de kritiek die er allerwege is op
het onderwijs. „Je kunt geen krant opslaan of de
knop van de televisie niet indrukken, of er is ie
mand die iéts beweert over onderwijs. Ze zeggen
het allemaal anders en weten het allemaal beter.-
Dat wekt irritaties".
Een andere factor is volgens Knippen de rol van
de jeugd. „Voor een aantal mensen-voor de klas is
.die nogal frustrerend."
„Een leraar die het de eerste twintig jaar van zijn
loopbaan niet anders gewend was dan dat met eer
bied naar hem werd opgekeken, heeft het moeilijk
als nu een aantal jongelui laat blijken dat het ze
eigenlijk niets interesseert wat hij te zeggen
heeft." Knippen zegt dat nu ook aanmerkelijk
meer leraren en onderwijzers, dan pakweg vijf jaar
geleden voor hun 65ste opstappen; hoewel dat vol
gens hem ook te maken heeft met de ruimere so
ciale voorzieningen.
In het boek van de Unesco, geschreven door een
Zwitserse hoogleraar in de psychologie, wordt ge
zegd, dat de meeste karakterstudies in de Verenig
de Staten en Europa de leerkracht afschilderen als
een gematigd, volgzaam mens die geen maatschap-
pijvemieuwer is en minder concurrentiezucht heeft
dan mensen met andere beroepen. Voldoet de Ne
derlandse leraar aan dit beeld? Knippen: „De ou
dere leraar dacht ik wel, maar van de jonge men
sen zou ik dat niet willen beweren".
Wat de middenschoolproblematiek betrefbde minis
ter beschouwt als belangrijkste uitgangspunten
voor zo'n school het uitstellen van de beroeps- en
studiekeuze naar een later tijdstip - 15 a 16-jarige
leeftijd - het aanbieden van gelijke kansen voor ie
dereen en het opheffen van de sociale ongelijk
waardigheid. Theo Knippen onderscheidt drie as
pecten, een politiek, sociaal en onderwijskundig as
pect
Wat het eerste, politieke aspect, betreft, merkt hij
op, dat als het doel van de middenschool is het be
vorderen van de gelijkwaardigheid, hij daar achter
staat. „Als het echter gaat om gelijkheid, dan wijs
ik dat vierkant af. Mensen zijn nu eenmaal indivi
duen". De sociale kant. Knippen zegt dat hij er
wel voor voelt de leerlingen langer bij elkaar te
houden. „We ontkomen er niet'aan, dat onze huidi
ge schooltypen een afspiegeling zijn van bepaalde
standen in de maatschappij".
De belangstelling van de ouders, voor het onder
wijs is groeiende. Knippen deèlt die indruk. Vol
gens hem hangt de toenemende belangstelling sa
men met het algemene maatschappelijke verschijn
sel van de emancipatie van de leek. Hij zegt, dat
naarmate de emancipatie binnen de kerk voort
schreed, de greep van de kerk op de school losser
werd. „De totstandkoming van de katholieke scho
len was een kerkelijke zaak. De scholen werden
gefinancierd door de kerk en het lag dus voor de
hand, dat het kerkbestuur tegelijkertijd schoolbe
stuur was. Langzamerhand is men echter wel gaan
inzien, dat men op dat terrein beter deskundigen
van buiten de kerk kon laten opereren.
Volgens de voorzitter van de K.O.V. heeft de
emancipatie onder meer tot gevolg, dat katholieke
ouders nu ook meer de neiging hebben om hun kin
deren-naar een andere dan een katholieke school
te sturen. „Of ik daar gelukkig mee ben? De ou
ders beginnen de kwaliteit te laten meetellen, dus
wij moeten zorgen dat we onze scholen verbeteren,
waar dat nodig is." HANS GOSLINGA-