Grote broer,
kleine broer
en de wonderlepels
'1
2
ZATERDAG 15 DECEMBER 1973 LEIDSE COURANT - PAGINA 11
Oplossing van
vorige week
Er komen zeventig rook
wolkjes uit de pijp van de
lokomotief.
PAULUS DE BOSKABOUTER - Het Blokkenplan
Naast het huis van Grote Broer
en Kleine Broer woonde een sto
koude vrouw. Soms zei de moe
der van de jongens: ,,Ga buur
vrouw even helpen, zij voelt
zich vandaag niet goed. „Het
liefst ging dan Kleine Broer.
Die jongen kende het huurhuisje
even goed als zijn eigen huis.
Hij wist hoe de stoel van de
oude vrouw bij het vuur moest
staan en waar haar voorraadjes
waren opgeborgen. Hij kon zon
der moeite de juiste pan vinden
en nam uit het lepelrek de juis
te houten lepel.
Dat lepelrek was het dierbaarste
bezit van de oude vrouw. Lang
geleden, toen zij nog een jong
meisje was, had haar vrijer dat
rek voor haar gemaakt. Een
winter lang was hij avond aan
avond bezig geweest met de
drie lepels: een grote pollepel,
om mee te scheppen uit grote
potten, een middelmatige lepel
om mee te roeren in flinke pan
nen en flinke porties uit te de
len, en een kleine slanke lepel
voor het fijnere werk met lekke
re kostjes. De lepels werden
glad als satijn, maar de stelen
werden versierd met snijwerk:
een hart waaruit onbekende
bloemen ontsproten. Nog een
tweede winter lang werkte hij 's
avonds aan het rek waarin de
drie lepels moesten hangen. Bo
ven het prachtig snijwerk van
harten en bloemen stond een
Al vast iets voor de kerstdagen, een kerstmannetje dat je overal kunt
hangen. Je hebt niet meer nodig dan rode wol en zwart garen. Je
doet gewoon wat op de tekening staat en dan krijg je vanzelf zo'n
mannetje. De baard maak je van watten die je met gom vastplakt.
De ogen teken je met een viltstift en klaar is Kees, de kerstman.
go»
(00)
kï 1 'Vl\
Van okkernoten kun je leuke dingen maken, zoals je op de tekening
kunt zien. Zelf ben je natuurlijk wel zo knap dat je nog allerlei an
dere dingen kunt verzinnen. Je kunt okkernoten ook leuk kleuren.
spreuk:
Handen die zich met ons reppen
Zullen steeds voldoende scheppen.
De jongeman bedoelde hiermee,
dat het meisje met wie hij wil
de trouwen, bij hem nooit ge
brek zou lijden; er zou altijd
genoeg in de pan zijn om met
volle lepels op de borden te
scheppen. Toen het rek klaar
was, trouwden ze, en de bruide
gom hing het boven het fornuis.
De mooie wens die hij in het
hout had gesneden, weni steeds
vervuld, soms leek het een to
verformule. Want ook toen de
man te oud was geworden om
te werken, bleef er op een of
andere manier altijd genoeg te
eten, zodat er steeds een lepel
uit het rek in gebruik was. Zelfs
nadat de man was gestorven,
kwam de oude vrouw niets te
kort. Maar zij had dan ook een
lieve buurvrouw die vaak door
een van haar zoons een panne
tje vol bij haar liet brengen!
Dan nam zij de middelste of de
kleinste lepel, schepte haar
bordje vol en zei: ,,0f het nu
door iemand anders of door je
lieve moeder komt, iedere dag
van mijn leven heb ik met een
houten lepel kunnen scheppen
en nooit is de pan helemaal leeg
geraakt."
Grote Broer en Kleine Broer le
ken niets op elkaar. De een was
log en sterk als een beer, lomp
en lui. Hij schrokte als een uit
gehongerd beest en zette altijd
een boze stem op. De ander was
rank en vlug als een hert, hulp
vaardig en steeds klaar met een
vriendelijk woord. De enige
plaats waar Grote Broer géén
boze stem opzette, was voor het
fornuis van de oude vrouw. Als
hij daar met zijn moeders pan
netje aankwam, zag hij het le
pelrek met de spreuk. Dan hield
hij zijn mond terwijl de gedach
te door zijn hoofd tolde: „Als ik
toch die allergrootste pollepel
had, dan hoefde ik nooit meer
te werken en zou toch uit altijd
volle potten allerlei op grote bor
den kunnen scheppen!"
Toen tenslotte de oude buurvrouw
haar einde voelde naderen, zei
ze tegen de moeder van de jon
gens: „Jij bent altijd zo lief
voor mij geweest, jou schenk ik
mijn lepelrek. Als je jongens
eens de wijde wereld intrekken,
geef dan aan Grote Broer de
Pollepel en aan Kleine Broer de
fijne lepel. Houd zelf de middel
ste en het zal je nooit aan het
nodige ontbreken." Zij stierf en
de moeder hing het rek boven
haar eigen fornuis. Aan haar
zoons vertelde zij wat de buur
vrouw had gezegd. Terstond
riep Grote Grote Broer: „Geef
mijn lepel, ik trek de wijde we
reld in!" En Kleine Broer
vroeg: „Mag ik met hem
mee?" De moeder gaf ieder zijn
lepel, de zoons namen afscheid
en gingen op pad.
Hoe het kwam, wisten zij zelf
niet, maar onderweg was er tel
kens genoeg met de lepels op te
scheppen. Zelfs de schrok-op
kwam niets tekort. Op een dag
rustten zij uit onder een oude,
zware boom. Terwijl Grote
Broer sliep, keek Kleine Broer
rond en ontdekte tussen de
boomwortels een goudglanzende
bloem, die precies leek op de
onbekende bloemen van het
snijwerk op de lepels en het
rek. Deze bloem was opgescho
ten uit de smalle opening van
een half begraven ijzeren pot.
De jongen dacht: „Die wonder
bloem neem ik met pot en al
mee op reis." Hij wilde de pot
uit de grond trekken, maar dat
ging boven zijn kracht. Hij wek
3
V
««M
te Grote Broer, die boos over
eind kwam en uit alle macht
aan de pot begon te trekken.
Maar ook zijn kracht schoot te
kort. Toen rukte hij de bloem
eruit, smeet die zijn broer voor
de voeten en riep: „Zo kan het
ook, domkop!"
Maar meteen zagen de jongens
tot hun verbazing dat de pot,
onder het laagje aarde waarin
de bloem had gestaan, gevuld
was met goudstukken. „Samen
delen! Ieder om de beurt een
schep met zijn eigen lepel!"
riep Grote Broer vlug. Dat was
slim bedacht, zijn pollepel
schepte wel vijfmaal zo veel als
de kleine! Toch stemde Kleine
Broer toe. Daar stormde Grote
Broer met zijn pollepel op de ij
zeren pot af maar de schep
was te groot voor de smalle
opening. Driftig duwde en
wrong hij: de lepel brak in dui
zend splinters! Ontdaan stond
Kleine Broer erbij. Nu was er
voorgoed één lepel uit het rek
verloren. Maar Grote Broer
beet hem toe: „Scheppen, ezel!
Jouw lepel past er in!" Kleine
Broer schepte met zijn lepel de
goudstukken op in twee gelijke
delen. Maar de diepe pot was
nog pas half leeg, toen bleek
dat de fijne lepel te kort van
steel was om de rest er uit te
krijgen. „Terug naar huis, om
moeders lepel te halen!", ge
bood Grote Broer. „Intussen
blijf ik hier de wacht houden."
„Ja," antwoordde de jongste, ter
wijl hij zijn deel van het goud
in zijn zak stopte, „met hèèr le
pel, de rest van het goud voor
hèèr. En dan zal er nog goud
op de bodem achterblijven,
want deze lepels maken een pan
nooit helemaal leeg."
Nauwelijks was Kleine Broer op
weg, of Grote Broer nam zijiv
bijl en hakte ermee als een wil
deman op de boomwortels in.
Zo zou hij de pot bevrijden en
ermee vandoor gaan, met goud
genoeg voor zijn hele leven!
Maar hij hakte zo dom en drif
tig, dat de oude boom zich niet
meer staande kon houden. Kra
kend viel hij op Grote Broer en
drukte de pot diep in de aarde.
Na de slag kroop Grote Broer ge
wond onder de boom uit. Jam
merend strompelde hij dagen
lang langs de weg naar huis.
Daar leefde hij voortaan krach
teloos, krom en kreupel en was
afhankelijk van zijn moeder en
Kleine Bl-oer, die hem alleen
maar met de middelmatige en
de kleine lepel het bord konden
volscheppen.
TUSSEN
H-45 Op de hakplaats aangekomen grinnikte is nou iets waar een uil weer niks van af- nog ongelukken." „Pfoc," deed Oehoeboeroe.
Oehoeboeroe: ,,Je hebt buitengemeen knap weet." Oehoeboeroe blies beledigd door zijn Met de bijl stevig in de poot geklemd nam
gevlogen, Paulus. Voor een kabouter dan. neusgaten. Dacht je dat min of meer hij een flinke aanloop en hakte er toen zo ge-
Zal ik nou nog even wat hout voor je hak- heus?" sprak hij op hoge toon. ..Dat zullen weldig naast dat hij met een dreunende
ken?" Alsjeblieft niet," riep Paulus, „laat we dan nog wel eens zien." ,,Niet doen." smak op zijn snavel viel.
dat hakken maar aan de kabouter over, dat waarschuwde Pauius, straks gebeuren er
SUSKE EN WISKE - „De Gladde Giipper"
LUCKY LUKE - „Ma Dalton"
Vier mannen gaan naar hun werk. Maar hun gereedschap staat ergens
anders. Welk gereedschap hoort bij welke man?
AFLEVERING 5
Sarah was zo blij als een kind met haar nieuwe gardero
be. Maar hoewel ze het machtig vond twee soorten jurken
te hebben, snapte ze totaal niet waarom ze zich moest
verkleden, tot Rose haar uitlegde, dat ze 's morgens
werkmeisjes waren (lichtpaars) en 's middags dienster
tjes (zwart).
Op weg naar huis had Rose een werklijst voor Sarah ge
maakt en tot haar verbazing merkte ze, dat het nieuwe
kind alles zeer vlug onthield en bereid was tot leren. Tegen
mrs. Bridges merkte ze later op dat als je goed zocht Je
op de vreemdste plaatsen nog iets goeds kon vinden. In
de grote Londense huizen waren de zolderkamers 's zo
mers snikheet en 's winters ijskoud. Zeker om half zes
op een novembermorgen. Zo leek het Sarah tenminste toen
ze de eerste dag Alfreds ongeschoren gezicht boven zich
zag, terwijl hij aan 't bed schudde. Rose sprong er direct
uit en trok de dekens weg. Er lag ijs in de lampetkan en
er stonden bloemen op de ramen. Toen Rose de kaars
wilde aansteken, woei die uit door de tocht.
„Ik heb het zo koud!kreunde Sarah.
„Je wordt wel warm door het werk", zei Rose kortaf.
„Als we 's morgens achterop raken, loopt de hele dag in
het h nderd. Vooruit, opstaan!
„Mijn voeten zijn bevroren en mijn benen zijn helemaal
stijl", zei Sarah geeuwend.
„Die komen wel los, dat zal wel moeten".
Rose begon Sarah aan te kleden alsof ze een grote, bib
berende pop was.
„En als je aangekleed beneden bent, wat dan?" vrpeg
Rose.
Als een papegaai begon Sarah op te dreunen: „Ik moet
kijken of Emily de kachel goed heeft aangemaakt zodat
mrs. Bridges vooruit kan. Dan moet ik dekken voor het
ontbijt voor ons en dan het theeblad voor lady Marjorie".
„En geen vellen in de melk laten zitten, zoals dat andere
kind", zei Rose en ze begon haar jurk dicht te knopen.
"Sliep hot andere k' ook in bed?"
,Ja."
„Heette ze ook Sarah?"
„Kate".
„Wat is er met haar gebeurd?"
„Gaat je niet aan. Wat staat er dan op je lijst?"
„Dan gaan wij ontbijten, misschien mag ik dan
wel gaan zitten en het naar binnen werken."
Sarah vocht met haar stijve kraag.
Rose kwam haar te hulp. „Na het ontbijt moet Je kijken
of Emily niet in het Schoenenhok in slaap is gevallen.
Dat kind maft altijd. Als dat zo is, moet je het tegen
mij zeggen, niet aan mrs. Bridges. Ik ben bven de klei
ne en grote salon aan het stoffen. En dan?"
„Naar boven, haarden leeghalen, vullen en aansteken. Ik
wou dat ik 's zomers was gekomen".
„Je hebt een goed geheugen, dat moet ik toegeven", zei
Rose vriendelijk met een mond vol haarspelden. „Doe
zachtjes als je de kachels leeghaalt. En dan kom je
mij roepen cm het bad te vullen. Jij moet het warme
water boven brengen; als de grote boiler het niet doet,
moet je de ketel gebru.ken, die op het fornuis staat".
Het santitair in huis was modern voor de jarentachtig,
toen de Bellamy's erin waren getrokken, maar was niet
met de tijd meegegaan. Er was op elke verdieping
koud water en badkamers op de tweede verdieping,
maar het warme water moest in grote koperen kannen
vanuit de boiler in het souterrain komen.
„Na het bad, help je mij boven dekken, dan moeten de
gepoetste schoenen naar boven, tenminste als Emily
die gedaan heeft en daar mankeert nog wel eens iets
aan. Dan de krant voor mijnheer, gladgestreken, die
moet mr. Hudson naar boven brengen en vandaag
moeten de bedden verschoond, dat is haast Je, rep je,
want dat moet gebeuren, terwijl zij ontbijten en me-
vouw eet haast niets en natuurlijk moeten de hand
doeken gelucht worden".
„Ik onthoud het nooit", zuchtte Sarah en ze viel op een
stoel neer.
„Je moet," snibde Rose, „trouwens je hebt je lijst toch.
Hier", en ze duwde hem Sarah in de hand.
Sarah keek er wezenloos naar.
„Je houdt hem ondersteboven".
„Ach ja", zei Sarah en ze trok een gek gezicht.
„Lieve hemel, kijk die muts van je nu eens staan. We
zijn al te laat, hoe moet da t nu. En toen was het pas
kwart voor zes!
Later in de morgen liet Rose Sarah het huis zien. Achter
de zitkamer van het personeel liep een .gang naar de
provisiekamer waar het zilver en de glazen stonden:
daar achter was de slaapkamer van mr. Hudson en
aan het eind van de gang een deur naar de kelder. Al
leen Hudson en de heer des huizes hadden een sleutel
van die deur. Door een half deurtje kwam Je van de
personeelskamer in de enorme keuken, waar mrs. Brid
ges de scepter zwaaide achter het lange, ijzeren fornuis
of de grote houten tafel die Emily elke dag hagelwit
schuurde. Er waren rijen planken, vol servies, koperen
pannen in elke maat en zoveel potten en bussen, dot Je
niet begreep, dat zij wist wat erin zat. Naast de bijkeu
ken waar Emily urenlang stond af te wassen, was een
liftie, dat uitkwam in een serveerkamertje naast de<
eetkamer. Er stond ook een ouderwets, kopen zitbad
waarin het lagere vrouwelijk personeel een keer In de
veertien dagen een bad mocht nemen voor het haard
vuur ln de personeelskamer. Er was toen een zgn. bad
kamer voor het personen], maar alleen miss Roberts,
mrs. Bridges en mr. Hudson mochten hiervan gebruik
maken. Alfred had geen enkele gelegenheid tot baden,
maar hij klaagde nooit en zelfs de gevoelige neus van
mr. Hudson onstateerde geen onaangename afwijking.
Als Je door de groenbaaien deur ging leek het Saran
of de hole wereld veranderde. Hier begon het huls van
lady Marjorie. -Ze hield van zocht groen en zacht grijs.
Omdat er zoveel meubels en schilderijen van haar fa
milie afkomstig waren, maakte het huis meer een
Georgiaanse dan een Victoriaanse indruk. Bezoekers
volgden dikwijls lady Marjories ideeën na en zo schiep
ze onopzettelijk een nieuwe stijl.
Als Je dc voordeur binnenkwam was links de eetkamer
en de kleine zitkamer lag achter de hall. Rechts liep de
trap naar de salon die bijna de hele eerste verdieping
besloeg.
De salon was meer in Franse stijl in crème en goud In
gericht. Sarah vond het net een kamer uit een paleis
en dat was heel slim van haar, want de stoelen en de
bank kwamen oorspronkelijk uit Fontainobleau en het
grote scherm uit het Zomerpaleis in Peking. Rose ver.
telde, dat de salon 's winters haast nooit werd ge
bruikt. behalve bij een diner. Als er een grote partij
was, konden de deuren naar een sombere kamer met
glas-ln-lood-ramen worden geopend. Dit was de muziek
kamer, want er stond een vleugel, die werd gebruikt
voor de pianoles van miss Elizabeth.
Op de tweede verdieping waren de slaapkamers van de
Bellamy's, het boudoir van lady Marjorie, de kleedka
mer vun mijnheer, een logeerkamer, twee badkamers
en een gigantische w.c. Sarah had nog nooit zo Iets ge
zien. De gebruiker zat op een grote mahoniehouten
troon, de zij- en achterkant was van riet en het hy
draulisch systeem kwam in werking door aan een
groot, porseleineii, met rozen gedecoreerd handvat te
trekken.
DeD tweede verdieping heette nog de kinderafdeling, maal
de kinderkamers waren allang slaapkamers voor mist
Elizabeth en master James, de zoon van 22, die officlei
was bij de Life Guards, gelegerd in de Knightsbridge-
kazerne.
Hier had ook miss Roberts een kamer en er was ook nog
een linnenkamer en eon achtertrap voerde naar de ka
mers van het personeel en de zolder.