DRIE SCHAVUITEN BAKKEN POETSEN 1 jüg j. - ■S □J DE ONEDIN LIJN Poets I ZATERDAG 3 NOVEMBER 1973 LEIDSE COURANT Juniorenhoek PAULUS DE BOSKABOUTER - Het Blokkenplan Door JEAN CULIEU 9 Intussen paste Salomo op de koekepan. ging mooi hoog maar kwam niet terug, achter de kast en overal. Hij voelde op zijn zoals hem gevraagd was. Toen de pannekoek „Heee", mompelde Salomo. ..waar blijft ie kop of hij daar soms lag en staarde zelfs aan één kant mooi bruin was besloot hij hem nou?" Hij keek om zich heen of hij de pan- tussen zijn poten door. Maar tenslotte riep vakkundig te keren, net als hij Paulus had nekoek soms ergens zag liggen, maar dat Salomo: „Oooo. ik zie hem. Hij ligt er zien doen. ..Eén, twee, hoepsa!" riep Salomo was niet het geval. Hij keek in alle hoeken woon bovenop!" en zwiepte de pannekoek de lucht in. Hij en gaten van de boom, onder het fornuis en De jachtopziener werd al wat ou der, maar hij deed zijn werk nog heel goed. Hij wist precies hoe het wild in de bossen van de jonge kasteelheer het maak te: of de herten gezond, de wil de zwijnen niet te gevaarlijk, de vogels goed broeds waren; of de konijneholen vol kleine wip- staartjes zaten en of de vos op ze loerde. Van dat alles kende de jachtopziener de geheimen. Maar geheimen kende hij nok van stropers. Hij deed wel eens of hij niet zag, dat een arme boer een konijntje strikte, om dat het geheim van die boer was dat hij geen geld had voor vlees in de pan. Maar van ge mene stropers kende hij ook het geheim: die verschalkten het wild om het te verkopen en het geld te verbrassen. Zulke deug nieten nam hij te pakken. Op een dag kwam de kasteelheer met een jonkvrouw naar het bos gereden. Hij had haar uit de stad op zijn landgoed te logeren gevraagd, men zei dat hij met haar zou gaan trouwen. Maar alle bedienden van de jonge meester, en anderen die haar ontmoetten, vonden dat jam mer: die aardige meester had zo'n vinnige heks gevonden' Toen de Jonkvrouw, rijdend door het bos, de jachtopziener zag, merkte zij bits op: „Ontsla hem. Die oude ogen kunnen geen hert meer van een hond onderscheiden!" De kasteelheer knikte en praatte er vlug over heen. Maar de ouder wordende jachtopziener sloeg de schrik om het hart. Hij wilde nog heel wat jaren dienst doen. want hij hield van zijn werk. Toen de opziener diezelfde nacht nog zijn ronde door het bos deed, snapte hij drie rekels, die erop uit waren wild te stropen. Hij greep ze in de kraag, alle drie tegelijk, en ze ontkwamen niet: zo sterk was hij nog! „Ik zal jullie moeten aangeven, je bent op heterdaad betrapt", stelde hij vast. Maar de scha vuiten zeiden: „Wacht nog even. het is de moeite niet meer waard. De jonkvrouw heeft im mers je ontslag geëist". Binnen een dag was het dus al hekend. De jachtopziener aarzelde. Het waren geen onaardige jon gens, deze stropers. En ze had den nog juist hun slag niet kun nen slaan. „Zeg, hoor 's", zei een van de drie tegen zijn kameraden. Zij Boekenwijsheid Nieuwe schaak- boekjes Van onze sportredactie DEN HAAG Bij uitgeverij Moussault zijn in samenwerking met het schaakfonds Ten Have deze dagen weer twee schaak boekjes verschenen. Van de hand van D. Smit kwam een uitgave over „Het Göring Gam biet" 10,90) tot stand. In ruim honderd bladzijden behan delt hij op duidelijke wijze en in heldere taal, geïllustreerd met talrijke diagrammen, alle mogelijke varianten die met dit gambiet, dat zijn naam ontleent aan prof. K. Göring, mogelijk zijn. Het boek is onderverdeeld in twee delen, die respectieve lijk handelen over het aangeno men en het geweigerde gam biet. Deze mehodische en uitge breide indeling garanderen een hoge mate van overzichtelijk heid. Alleen al hierdoor is dit boek voor elke schaakliefhebber een „must". „Vijfde Friesche Vlag Schaaktoernooi, Kampioenschap van Nederland 1973", samenge steld door H. Kramer, is het partijenboek van deze titel strijd. In het ver'edei hebben dergelijke uitgaven al bewezen een succes te zijn. Schakers van alle sterkten, maar ook verza melaars, zullen aan dit boekje veel plezier beleven. Prijs 9,90, leden van de Koninklijke Nederlandse Schaakbond beta len 7.90. P.H. 1 staken de hoofden bij elkaar, fluisterden en proestten van het lachen. Toen deden ze de opzie ner dit voorstel: „Ieder van ons bakt die jonkvrouw een poets. En als ze daarna niet zegt te gen je meester: je kunt opvliegen met Je hele landgoed erbij, dèn mag je ons aangeven. Goed?" De jachtopziener zag de tintelen de ogen van de rakkers. Hij was zelf ook jong geweest en voelde aanstekelijke pret. Maar natuurlijk zweefde hem ook een mooi visioen voor ogen: dat die kleine feeks zou ophoepelen en hijzelf zijn werk nog jaren lang zou voortzettenHij kon niet laten de drie schavui ten plechtig een hand te geven: afgesproken. De volgende morgen meldden de drie zich bij het kasteel voor het doen van karweitjes. Dat kwam goed uit. Nu er gasten waren, was extra hulp welkom. De een belandde in de stal, de tweede in de keuken en de der de bij de tuinman. Al op de eerste dag moest met grote haast een rijtuig ingespan nen worden om de jonkvrouw naar de kerk te brengen. Het was mooi weer, zij wilde rijden in de open calèche om haar nieuwe hoed te laten bewonde ren. En als koetsier wenste zij de man met de gele rijbroek. Maar die koetsier was ziek. Hij had hevige hooikoorts. Hij nies te zonder ophouden, tranen lie pen vanonder dik gezwollen oog leden over zijn wangen, hij keek door smalle spleetjes als hij niet juist moest niezen. Dit werd het dametje gemeld, maar zij spotte: „Ziek?? Aanstellerij! Ik wens hem op de bok". Zo reed de zieke man dus met de open calèche voor. De jonge meester hielp haar instappen, maar op dat ogenblik nieste ook zij: hatsjie. Eén keer. .,0, ik word verkouden", schrok ze, „Breng de calèche terug en rijd een gesloten koets voor!" „Blijf liever thuis", drong de jon ge meester aan. Maar zij riep uit: „Wat?! Iedereen in de kerk moet mijn nieuwe hoed toch zien! De zieke koetsier bracht zijn span terug naar het koetshuis. Daar zei de helpende schavuit: „Gauw, we verwisselen van kle ren. In haar gesloten koets ziet zij dat toch niet. Ga jij maar uitslapen". Snel werd de koets ingespannen en de verklede schavuit reed hem voor het bor des. De Jonkvrouw stapte vlug in en beval zonder opkijken: „In draf en waag het niet stap voets te rijden". De zweep klapte, de paarden vlo gen over de weg. Maar op het kerkplein aangekomen minderde de vaart in het geheel niet. De paarden draafden met spoed de kerk voorbij. Boze vuisten bonk ten tegen de wand van het koetsje: „Halt, halt!" schreeuw de een stem daarbinnen... Maar het koetsje rolde voort. De paardevoeten roffelden over houten bruggen en draafden langs de rivier, langs de bos rand, langs de weiden. Zo toer de de jonkvrouw tegen wil en dank rond. Toen de kerk uit ging, waren zij weer present op het plein en tussen de lachende kerkgangers doorstuiven. reden zij in één ruk op huis aan, ter wijl het meisje tierde als een duivelin. Voor het kasteel kwam de koets tot stilstand. De glim lach waarmee de jonge meester zijn meisje wilde begroeten, be vroor, toen zij razend naar bui ten wankelde met boos flitsende ogen en de mooie hoed op één oor als een dronken matroos. "Jij bent me een mooie kasteel heer!" brieste ze driftig. "Je kunt niet eens bedienden dril len. Ontsla terstond die koet sier!" Maar dat hoefde al niet meer. De schavuit zei: Uw koet sier edele heer, was deze morgen even ziek als uw dame, zodat hij dus niet in de buitenlucht kon komen. Ik heb zijn dienst over genomen, maar nu heb ik de eer afscheid te nemen". De rak ker rende naar de stal, onder wijl zijn kleren uittrekkend. Hij griste zijn eigen plunje weg en verdween in het struikgewas. Hij had de jonkvrouw een mooie poets gebakken. Maar hoe ziedend van kwaadheid ze ook was geweest, ze had niet ge zegd: „Je kunt opvliegen met je hele landgoed erbij." En de jonge meester had evenmin gezegd: "Je kunt ophoepelen." Er waren nog twee schavuiten die een poets moesten bakken om de gehate jonkvrouw zover te krijgen dat ze de kasteelheer met landgoed en al liet zitten. Want dan pas kan de jachtopzie ner gerust zijn dat zijn jonge meester hem niet zou ontslaan en dat hij nog vele jaren zijn heerlijk werk mocht verrichten. En dan pas zou hij besluiten de drie stropers niét aan te geven. Iets voor meisjes: hangertjes ma ken uit lege tubes tandpasta. Knijp de tube goed uit zodat hij geheel leeg is. Leg hem dan in kokend water pas op dat je je niet brandt want dan kun je gemakkelijk de naam eraf halen door flink te schuren. Dan heb je leuk, zilverkleurig ma riaal over. Je maakt er tekenin getjes op: een ster, een rondje, een klaverblaadje en van derge lijke dingen. Met een goede schaar uitknippen, een gaatje erin prikken, draad erdoor en je hebt iets om aan je hals of je pols te hangen. Waarschuw moeder dat haar schaar er niet scherper op zal worden. Maar die schaar kun je laten slijpen. En nou maar flink tanden bor stelen, des te gauwer kun je juwelen maken. SUSKE EN WISKE - „De Gladde Glipper" M }p4eurt Iner, pachteres COesc. jlolten hehben ons pari opfiiist... t /1nr ome lom trekt ook niit slecht* r - JF" Oplossing van vorige week De mannetjes 2 en 8 zijn precies Chinezen ontdekten het eerst dat warme lucht stijgt. Ze maakten van papier een soort kegel, vul den die met warme' lucht en ja wel, het ding ging de lucht in. In 1783 bouwden de Franse broers Montgolfier de eerste luchtballon, waarvoor ze stof en leer gebruikten. Een groot vuur verwarmde de lucht in de bal lon en hij ging zowaar omhoog. Na 1800 waren reizen per lucht ballon al niets ongewoons meer. Je kunt nog wel eens ballon- vaarders zien want er zijn nog hallormen. Maar ze worden het meest gebruikt voer meteorolo gische waarnemingen. Moeilijk woord. Je begrijpt het vast en zeker als je weet dat ze bijvoor beeld in De Bilt worden ge bruikt waar he* weerbericht vandaan komt. 1F> li Het De onderwijzer had allemaal fles- sèn neergezet en Henk moest de getaKin optellen die erin ston den. „Maar er staat in één fles hplemaal niets", zei Henk. „Pawaar ;o<5k", antwoordde de onderwijzer, „ben ik verge ten". Welk getal moet in die ené fles staan. Ze zijn genum merd van een tot tien. En als je daL getal heh' ingevuld, moet je net aïs Henk al die getallen op tellen. AFLEVERING 44 Ze schudde haar hoofd, deed het deksel dicht en vroeg zich af aan welke ziekten des vlezes zee lui wel blootstonden, dat er zulke absurde ge neesmiddelen nodig waren. Toen ging ze naar de kaartenkamer. Ze ging aan de tafel zitten en gunde zich enkele ogenblikken de tijd om haar gedachten te ordenen. Ze moest bovenal nuchter denken, hield ze zichzelf voor, en niet in paniek raken. Gelukkig had ze een sterk ge heugen. Dit was dan ook de reden waarom ze, toen het leven aan boord vervelend begon te worden, zichzelf de taak had opgelegd de voca bulaire van de zee van buiten te leren en ge duldig toegekeken had hoe James zijn bestek ken berekende. Ze wist dat er twee manieren waren om de positie te be rekenen wanneer er geen land in zicht was. Door nuch tere berekening - simpel maar onbetrouwbaar, voigens James - en daarom voornamelijk beperkt voor gevallen als een dicht bewolkt wolkendek observaties onmogelijk maante. De andere methode was observatie van zon en sterren en eiste nauwkeurigheid en althans een funda mentele kennis van meetkunae. Goed, dan moest het maar doodgewone berekening zijn. 'De navigatie van een luiaard', had James haar eens gezegd, er met zijn wrange glimlachje aan toevoegend: 'En soms die van een dode.' Ze haalde de kaart voor de dag en spreide die op tafel uit. Het principe was doodeenvoudig: de enige vereis ten waren kennis van de koers van het schip en het aantal uren dat sinds de laatste waarnemingen verstre ken was. Ze keek naar de scheepsklok. Die wees vijf minuten voor zes. Het begon al donker te worden. Ze staK de olielampen aan en bepaalde zich toen tot het berekenen van de koers en de positie van het schip. Onder het werken nam haar zelfvertrouwen toe. Met de punt van haar tong uit haar mond nam ze de liniaal om de koers .sinds de laatste middagpositie uit te me ten: noordwest ten westen had Baines gezegd. Ze trok een doorlopende rechte lijn naar de bovenkant van do kaart. Het schip had zes uur gevaren met een gemid delde van...? Ze. beet op haar lip en bedacht toen dat een kant-en-klare oplossing bij de hand was. Blij om haar eigen scherpzinnigheid nam ze de passer en mat de afstand tussen twaalf uur van deze en twaalf uur van de vorige dag afgelegd was. De schaal in de mar ge van de kaart gaf daarvoor een afstand aan van 123 zeemijlen - zeg 5 mijl per uur - en vijf knopen geduren de zes uur brachten de Charlotte Rhodes 30 mijl van de middagpositie. Het was werkelijk kinderlijk eenvoudig, dacht ze. en voor een etmaal wel bruikbaar. Tegen die tijd zou James met Gods hulp door de crisis heen zijn en weer voldoends helder om haar de rekenkundige kant van het karwei uit de doeken te doen. Ja, besloot ze, ze zouden het samen wel redden. Ze bekeek de kaart weer en zette een net kruisje bij haar gegiste bestek van zes uur en trok er een cirkeltje omneen. De positie stond al dicht bij de bovenkant van de kaart, merkte ze. Morgen zou er een aansluitende kaart nodig zijn, maar dat probleem zou ze wel aan pakken als het zich voordeed. James zou haar wel raad geven. Ze keek naar het slakkespoor van het schip dat van onder op de kaart naar boven liep in een hele reeks zigzagjes, die elk voor zich een koerscorrectie be tekenden. Het was jammer, dacht ze, dat op de kaart geen kustlijnen stonden; het was niets dan een vel ruit jespapier met lengte- en breedtegraden. Haar verbeel ding had haar parten gespeeld. De Charlotte Rhodes was niets dan een miniem kruisje op een onafzienbare oceaan. Maar afstand betekende veiligheid. Ruim wa ter, noemd°n James en Baines het. Ze werd kritischer voor zichzelf en gaf toe dat ze misschien klc.ne bcrcl:.-?- ningsfoulea gemaakt bad. Ze had geen rekening geiiour'm met de drift - de ,.i|- waartse beweging van het schip door het water - en dan was het ter ontwijking van de hoos naar het wes ten gezwenkt. Hoe lang? Een half uur misschien? Ze schudde een gevoel van onbehagen van zich af. Over zo'n korte afstand zou een foutje in haar berekning niet meer dan een paar mijl verschil uitmaken. En wat maakte een paar mijl uit op de uitgestrektheid van de oceaan? Ze ontwaakte uit haar gepeins toen het schip overhelde en ze op het dek boven het geluid hoorde van blote voe ten, hese kreten, het gerammel van de ra's en het ge- klapper van bijgestelde zeilen. Ze sloeg haar mantel om en haastte zich aan dek. De zon was ondergegaan, maar aan de horizon was nog een bleek oranje naschijn te zien. Regensluiers veegden over de zee. In het oosten rees een nacht van kristal heldere sterren aan de hemel op. Ze merkte dat de beweging van het schip van het onge wone onregelmatige stampende geslinger was veran derd in een bezielder vaart. Het wierp zijn opgeheven kop naar voren, waarbij een tweelingfontein van water over de boeg spatie. Balnes groene haar zonder animositeit. 'De wind wakkert aan en ruimt naar het zuiden, me vrouw. Ik heb het roer een streek bijgesteld', ging hij voort. 'Laten we eruit halen wat erin zit. Met wind en zee achter schieten we lekker op." Met haar hoofd vol nieuwe berekeningen vroeg ze: 'Wel ke snelheid lopen we, meneer Baines?' 'Nu we die verrekte noordooster kwijt zijn, kunnen we knopen tellen', zei Baines. 'We liggen diep, ziet u, en met permissie gezegd laat het schip zich in de kont kij ken. Ik scha: dat we zo'n zeven knopen lopen.' 'Zeven knopen? Dan zouden we om middernacht nog 42 mijl afgeiegd hebben. Ze tuurde in het kompashuisje en las de i. eu,.e kcers van de zwaaiende roos af: noord ten westen. Biina pal ncorci. En als de wind ruimde kon hij wel helemaal omlopen. Het begon erg ingewik keld te worded. 'Hou- i e op de r.te van nieuwe koerswijzigingen, me neer daines', ver? ze 11 voelde teen plotseling haar ge, c.an knagen Viae is he, met de z.eke matroos?' vrceg ze. UUT EC "Ir J det IV gezegd'. 'Ges,: .en?' Het was of haar keel dichtgeknepen werd. Ze kon geen adem krijgen. 4

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1973 | | pagina 6