Simon
Carmiggelt
„Ik heb dat
vrolijke
niet zo erg"
(uu&
DIT IS HEM DAN
WM
M: ül
DE MAN DIE VAN
ZICHZELF ZEGT:
Amsterdam - Simon Carmiggelt, alias Kronkel, zestig jaar. Eén
twijfelachtige mijlpaal die noch het vlees is van een kroonjaar zoals
zijn vriend Van het Reve binnenkort gaat vieren, noch de vis van
de leeftijd waarop een werkzaam bestaan met pensionering wordt
afgesloten. Terwijl we praten, schuift zijn hand steels een rose pa-,
piertje mijn blikveld binnen. Wanneer het hardnekkig aan mijn aan
dacht blijft ontsnappen - zijn uit milde melancholie geboetseerde
kop is zoveel boeiender dan zijn andere ledematen - zegt hij tenslot
te op dat verontschuldigende maniertje van hem: „Ik probeer dit
bij iedereen binnen te smokkelen. Ik zou het een leuk verjaardags
cadeau vinden als de mensen iets deden voor Amnesty Internatio
nal. Het is een organisatie die zich inzet voor politieke gevangenen
van welke richting ook. Allemaal liefdewerk oud papier en toch be
reiken ze veel". Op papiertje staat getikt „Bij de Arbeiderspers is
al enige tijd geleden verschenen de bundel „I'm just kidding", in
het Engels vertaalde Kronkels. Zowel de vertaalster als de schrijver
staan hun baten af aan Amnesty International.
Simon Carmiggelt die wel' het verwijt voor de voeten geworpen
heeft gekregen dat hij te vrijblijvend is, dat hij zijn onnavolgbare
talent niet inzet voor de Verbetering van de Wereld, blijkt dus wel
degelijk politieke bewogenheid te hebben. Waarom getuigt hij daar
van nooit in de dagelijkse column in het Parool of in zijn gebundel
de werk waarvan tot nu toe. gespreid over 82 verschillende uitga
ven, zo'n 3 miljoen exemplaren zijn verkocht?
„Ik heb er geen behoefte aan om ernstige artikelen te schrijven
over politiek", zegt hij. „Je kunt natuurlijk stukken afscheiden over
de grote veranderingen in de Nederlandse samenleving - over abor
tus, euthanasie, gezinsplanning. Maar het trekt me niet aan. Toch
besteed ik er. geloof ik. indirect wel aandacht aan. Ik beschrijf hoe
al die veranderingen in de mensen bezinken. Je treft mensen die he
lemaal in de war zijn door wat er bij voorbeeld binnen de katholie
ke kerk gebeurt - die de weg bijster zijn geraakt. Als je daarover
schrijft, geef je wel degelijk een tijdsbeeld".
„Ik word regelmatig opge
beld door een-mevrouw. Het
is een heel verhaal. Ze heeft
een laat huwelijk gesloten.
Ze is bijna even oud als ik,
maar ze heeft een zoon van
zeventien in huis en ze pro
beert mét hem mee te
roeien. Daii.belt ze me op
met de mededeling dat ze
naar Turks Fruit is geweest,
en hoor je haar onoprecht ju
belen over een.film die ze
uiteraard helemaal niet leuk
gevonden kan hebben. Maar
ze doet het uit liefde. Dat is
tragisch en tegelijk een beet
je komisch".
„wat de politiek betreft -
toevalig heb ik vandaag nog
een stukje geschreven over
Den Uyl. Ik heb geschreven
dat ik de minister-president
gemeenzaam bij zijn voor
naam noem omdat ik hem
persoonlijk ken. maar-dat ik
er geen misbruik van maak
en dat hij 'het ook niet doet.
Hij heeft me tenminste nog
nooit opgebeld om te vragen:
hoe zal ik dit nu eens in het
vat gieten? Hij moet het zelf
weten, maar op die manier
komen natuurlijk wel kleine,^
vermijdbare foutjes voor. Ik'
ben opgevoed in een goed so
cialistisch gezin. Joop z'n ou
ders waren gereformeerd. Hij
is dat aardig te boven geko
men, maar toch.Op zijn
begroting staat: pleziervaar
tuigen worden belast. Daar
steekt, zijn gereformeerde af
komst even de kop op. Hij
heeft gedacht: plezier is zon
dig - dat moet- ik belasten.
Maar de eigenaren van ple
ziervaartuigen kun je in twee
groepen verdelen. De ene
helft heeft kleine rotbootjes,"
dus die moet je niet belasten.
En de andere helft heeft van
die grote sier-kruisers, maar
die hebben geen plezier.
Daarom valt hij met die be
lasting tussen wal en schip.
Ik had het hem kunnen uit
leggen als hij even opgebeld
had. Maar nee - hij deed het
op zijn eigen houtje".
We praten in het huis aan
het Eerste Weteringplantsoen
in Amsterdam waar thans
60-jarige Simon Carmiggelt
zijn kostelijke griepjes uit
ziekt, zich door zijn vrouw
betuttelen laat, zijn merk
waardige telefoongesprekken
voert en met zijn kleinkinde--
ren filosofeert - allemaal
thema's die regelmatig in
zijn oeuvre terugkeren. Op
een uitpuilend bureau de ver
bruinde foto's van zijn vader
en moeder aan wie hij ook
menig weergaloos miniatuur
tje heeft gewijd. Een overvol
interieur dat gedomineerd
wordt door boeken, bibelots,
modeme schilderkunst, gra
fiek en een prachtig draaimo
len paard waarmee hij op de
foto wil „omdat het een grote
rol speelt in verhalen,
want de kleinkinderen zitten
er altijd op".
Vertelt: „In dit huis 'heeft
vroeger Willie Walden ge
woond. Als buren hebLrn we.
Ko van Dijk gehad, Guus
Oster, Ellen Vogel, Anthonie
Wink van de Operette, de
zangeres Linda van Dijk.
Vroeger was het altijd door
het hele huis feest, maar nu
is iedereen ouder. Wij zijn de
laatsten van het stel".
Vrouwen - die figureren ook
weinig in zijn werk, en als
hij er een ten tonele voert,
heeft ze meestal iets Ke
nauachtigs. Is hij een vrou
wenhater? Hij moet er fijn
tjes om lachen. „Dat misver
stand heerst wel meer. Men
sen die mijn vrouw leren
kennen, zeggen altijd: u valt
me zo mee. Dat komt omdat
ik haar pinnige dingen laat
zeggen waarvan ik dan het
slachtoffer word. De werke
lijkheid is heel anders. Wat
.ik in die stukjes doe, is ge
woon de techniek van het
schrijven. Ik kan vrouwen
beter snedige dingen in de
mond leggen dan mezelf. Het
heeft een komische werking.
In mijn vak moet je met de
'werkelijkheid knutselen. Na
die TV-uitzending met Koos
Postema kreeg mijn vrouw
veel brieven die zeiden: we
wisten niet dat u zo aardig
was. Ze kan ertegen. Ze be
schouwt het als haar aandeel
in de broodwinning".
Want dat is schrijven primair
voor Simon Carmiggelt: een
manier om zijn levenson
derhoud te kunnen voorzien.
Wat dat betreft, zeggen zijn
collega's wel, heeft hij pech
gehad. Wanneer hij als Ame
rikaan geboren zou zijn, zou
zijn werk hem miljonair
hebben gemaakt, terwijl hij
nu gewoon als journalist met
de status van redacteur ver
bonden is aan het Parool.
Carmiggelt zelf acht dit een
onbewezen stelling. „In Ame
rika is veel meer concurren
tie. Je ziet in New York wat
er voor talent werkloos rond
loopt. In Nederland komt ie
dereen eraan te pas. Mis
schien had ik bij een of an
der damesblad meer kunnen
verdienen, maar ik ben nu
eemaal zeer verknocht aan
het Parool - for old time's
sake en omdat de sfeer me
bijzonder ligt. Je kunt nooit
meer dan genoeg verdienen.
Hoewel.wat me gefrap
peerd heeft, zijn mannen als
Simenon. Ik heb een grote
bewondering voor hem. Hij is
puissant rijk. Toen hij jong
was had hij een contract bij
Galimard om voor een vast
bedrag achr romans per jaar
te schrijven. Hij heeft nooit
de deadline overschreden die
hem gesteld werd. Tegen
woordig hoeft hij niet meer,
maar hij kan eenvoudig niet'
leven zonder deadline. Hij
schrijft misschien geen acht
boeken meer per jaar, maar
als het er vier zijn, komen ze
precies op tijd. Anders kan
hij niet leven. Hij heeft aan
gekondigd dat hij ophoudt
met schrijven. Ik moet het.
nog zien".
Zelf'is Simon Carmiggelt ook
blij dat hij altijd tegen een
deadline aan moet schrijven
- een vaste tijd waarop zijn
dagelijkse stukje binnen moet
zijn. „Het werkt vrij eenvou
dig. Ik heb een bakje aan
mijn deur. Iedere morgen om
zes uur komt er een chauf-'
feur. Het mag nooit leeg zijn.
Je vaart op een eenvoudig
bestek. Schrijven - dat is
zoiets pretentieus.Dan zit
je te wachten tot je een
meesterwerk weet En als je
eindelijk je boek gelegd hebt,
blijf je almaar zeuren over
je volgende ei. Je bent bang
dat je nieuwe boek niet zo
mooi zal zijn als het vorige.
Anderzijds: een schrijver kan
het zich permitteren om twee
jaar niks uit 'te voeren. Dat
vind ik een luxe. Zelf sta ik
onder enorme druk. Soms
gaat, het. Soms gaat het niet
vraagt „De Brief'.
Postbus 581, DEN HAAG
Graag zou lk eens KENNISMA
KEN met een man die een soort
gelijke levensinstelling heeft
(gedistilleerd uit Kronkels) als
Simon Carmiggelt Leeftijd 40
Br. nr. P120-16366 Parool P120
Toonbeeld van de echte, ware man.
Dan val ik terug mijn
routine. Hoe het komt, weet
ik niet En ab het dan nog
niet gaat, zit ik scheef. Ver
trek ik naar Parijs'of zoiets.
Het beroerde is dat ik in zo'n
geval voor een week stukjes
klaar moet hebben liggen.
Vroeger stuurde ik ze wel
per expressebrief, maar dat
doe ik niet meer. Je moet er
toch minstens een paar da
gen aan de sfeer gesnoven
hebben, voordat je iets zin
nigs kunt schrijven".
Bijna vijfentwintig jaar lang.,
heeft Carmiggelt zijn Kron
kels geproduceerd - met uit
zondering van de dagen dat
hij met vakantie was of dat
hij zijn jaarlijkse griep op
nam. Vakbroeders die zelf
over cursiefjes hebben zitten
zuchten, noemen het de pres
tatie van een Titaan. Krach
tens zijn CAO heeft hij nog
vijf jaar te gaan. Daama
vertrekt hij net als iedere an
dere redactur met pensioen.
„Maar ik hoop dat ik dan'
nog niet uitgeschreven zal
zijn en dat ik het nog graag
doe - alleen iets minder ge
disciplineerd en frekwent. Ik
ben niet zo'n man die in zijn
tuintje gaat harken. Ik heb
voor mijn deur een van de
mooiste plantsoenen van Am
sterdam liggen en daar heb
ik vijf tuinlieden van de ge
meente in werken. En vissen
zie ik ook niet zo zitten. Mijn
enige hobbies zijn eigenlijk
typografie en handzetten. Ik-
heb vroeger samen met een
vriend nog eens een dicht-
bundel van Ab Visser ge
maakt en nog een paar din
gen. Dat ga ik misschien
weer doen. Hoewel - je hebt
er toch wel een summiere
vlijt voor nodig en die mis
ik. Een paar jaar lang heb ik
er iedere zaterdagmiddag
aan opgeofferd, maar ik ben
ermee gestopt Zondag is
Godlof de enige dag dat er
geen krant verschijnt, dus
zaterdag is mijn enige vrye
dag. Ik vond het beter om
die te besteden aan dingen die
belangrijk zijn voor mijn
werk. Ik heb bijvoorbeeld
een slulye over de verschil
lende fasen van het mense
lijk leven in mijn hoofd. Dan
wil ik een plaats vinden waar
ik het kan situeren - waar
je op de btis staat te wachten
en in de flat tegenover je al
les ziet gebeuren waar je
over wilt schrijven. Op de
middelste etage een moeder
met een dochter die haar
jongen op bezoek heeft. Op
de derde twee oude mensjes
die het gehad hebben en we
zenloos naar de tv zitten te kij
ken. Op de begane grond een
echtpaar dat tien jaar ge
trouwd is en midden in de
hommeles zit. Je ziet dat aan
de gebaren - het enorme
wijzen naar elkaar. „Zo doet
Carmiggelt dus zijn couleur
locale op.
In een recente Kronkel komt
de zin voor: „De Onedinlijn
was gelukkig net afgelopen
toen de telefoon ging. Een
mij onbekende man met de
holle akoestiek van een over
dekt zwembad, begon mij
omstandig zijn bezwaren te
gen de Evangelische Omroep
uiteen te zetten". Zo'n verge
lijking is niet toevallig. Je
kunt er donder op zeggen dat
Carmiggelt hem gevonden
heeft tijdens een werkbezoek
aan een zwembad, want hij
lijkt er me nauwelijks de
man naar die voor zijn lol
een dergelijk etablissement
bezoekt.
Waar h|j te vinden is, dat
zyn de cafe's en kroegen
van Amsterdam. De koffiehui
zen gebruikt hij om zijn
stukjes te pennen. De echte'
kroegen benut hij „om open
te staan voor wat er gepurt;
daar kun je beter heen gaan
als je niets te doen hebt".
Over het hoofdstedelijke
kroegwezen dat hij door
vorst "heeft als geen ander,
kan hij behartenswaardige
dingen zeggen. „Een jaar of
tien geleden bestond de ten
dens om goede oude kroegen
te verpesten. Er kwamen
nieuwe eigenaren in die zoge
naamde verbeteringen aan
brachten - een jukebox,
kleedjes op tafel. Maar ze
hebben ingezien dat ze fout
waren. Nu worden de bruine
kroegen weer nagemaakt om
een sfeer terug te roepen die
verloren was gegaan. Ze heb
ben een goede toekomst, te
meer omdat er niet zo hard
van stapel wordt gelopen met
de zogenaamde lokaliteitsei-
sen van de nieuwe drankwet
die de vergunning binden aan
een minimale ruimte. Ja, dat
hing weer samen met de
angst voor het drinken. Dat
was de gluiperige achtergrond.
In kleine zaakjes is het drin
ken te gemakkelijk. Je hoeft
je vinger maar uit te steken
en je bent bij de tap. Daarom
wilde de wetgever grotere
ruimten. Probeer in
Americain eens dronken te
worden Je vindt niet eens
een ober. Het lukt alleen Ram
ses Shaffy, maar die lukt het
overal en die komt bovendien
■nooit ergens nuchter binnen",
gens nuchter binnen"..
Onlangs is er een huwelijks
advertentie verschenen met
de inhoud: "Jonge vrouw,
'blond, eiseres, liefhebster
van de vroegere Kronkels,
zoekt kennismaking
met.Vindt hij dat erg?
„Ach nee", zegt Simon Car
miggelt. „Toen die eerste
boekjes uitkwamen, was ik
jong. Ik was vrolijk. Later is
het allemaal wat grijzer ge
worden. Misschien houdt die
dame niet van grijs. Mis
schien wil ze lol".
Toch blijkt het hem een beet
je te steken, want voor het
eerst tijdens het interview
staat hij op. Na enig zoeken
komt hij aanzetten met een
•andere advertentie. De tekst:
„Graag zou ik kennismaken
met een man die een soortge
lijke instelling heeft (gedistil
leerd uit Kronkels) als Simon
Carmiggelt. Leeftijd 40
jaar". Voor hem is de stand
nu duidelijk een-een.
De huidige grijze draad door
het stramien van zijn proza
wijt hij niet aan tragische
gebeurtenissen die zijn leven
en zienswijze hebben veran
derd, maar gewoon aan het
proces van het ouder worden.
„Ik heb dat vrolijke niet zo
erg. Je kunt niet blijven
doorschrijven op het toontje
dat je vroeger gebruikte. Je
moet met jezelf mee blijven
groeien - in jezelf blijven
zoeken. Toch zijn er wel we
ken dat ik heel licht schrijf.
Hoe dat komt, weet ik niet".
Piet Snoeren