richting
of hel
ZWIJGEN VtN OVERHEID WERKT FUNEST
„Voordat je het weet zit je tot aan je
strot onder de opium en de heroine"
AMSTERDAM - Een war
me namiddag in 1957. Een
witte, geblindeerde kamer
in Paviljoen Drie, morsig,
barakkenkamp achter uit
gewoonde middenstandswo
ningen in Amsterdam-West,"
waar psychisch gestoorden
onder de lage, houten zolde
ring de lange weg terug af
leggen. Tralies maken van
de horizon automatisch een
zebra; de magere bomen,
die zich tussen de trottoirte
gels doorwringen voeren
een ongelijke strijd tegen
dé deprimerende, klinische
atmosfeer. Om tien voor
vijf is het experiment be-
gonnen. Een gezette arts
heeft eerst acht hemels
blauwe pillen seconden lang
op zijn handpalm bewogen,
voordat hij ze inslikte. Hij
zit nu alweer zestien minu
ten roerloos in de rotanstoel
bij het raam. Zweet gutst
van zijn voorhoofd. In de
hoek staan zenuwartsen
klaar om zijn gedachten af
te tappen en zijn hallucina-'
ties in de ritselende banden
van een recorder te vangen.
Na dertig minuten trekt
plotseling een krampdoor
zijn lichaam. De handeh
worden klam, zijn mond is
droog. Met hortende tong
val roept hij, dat hij een.
vieze, bittere smaak proeft.
„Jullie zijn toch niet van
plan om me te vergifti
gen?", schreeuwt hij. Het
.kille, tuberculose licht g.
vangt zijn angsten in eent-
onontkoombaar aureool.
rimenteerd hebben. Ze hebben zich mooi in
het isolement gemanoeuvreerd. Met geen
mens hebben ze meer contact. In diezelfde
groep hebben zich ook al wat gevallen van
zelfmoord voorgedaan. Het is een afschu
welijke toestaryj, die nog erger wordt door
de geheimzinnigheid rondom de drugs. Het
gevaar om opgepakt te worden is in feite
een extra stimulans. De penoze is zich met
de afzet gaan bemoeien. Als er geen mari
huana in de buurt is, zeggen ze: „Je kunt
wel een spuitje krijgen". Voordat je het
weet zit je tot aan je strot onder de opium
en de heroine. Ik heb het vlakbij meege
maakt met een vriend van me. Rob is twee
jaar jonger dan ik, maar hij lijkt op een
vent van diep in de zestig. Het is rot, als je
zulke mensen bezig ziet met het klaarmaken
van hun dagelijkse dosis. In een keukentje
kookt hij de heroine in vieze pannetjes. Zijn
huid zit onder de prikken. Het is net, alsof
hij door de vlooien gebeten is.
Ik heb het zelf een keer in mijn leven mee
gemaakt. Een vriend had voor de gein wat
opium door mijn thee gedaan. Ik had op
eens geen tijdsbesef meer, dommelde om
de haverklap in en kwam af en toe bij in
een schimmenrijk. Later heb ik gezien, wat
ik zo nodig op een papier moest schrijven:
TWEE MINUTEN VAN NU JS AL UREN
VER "WEGi Dat was allés, wat ik uit mijn
geest kon persen. De echte verslaafden zijn'
doodzieke mensen. Patiënten."
Stuff genoeg
Een van zijn vaste afnemers is een 28-jari-
ge student, die op een zolderetage in
Utrecht zes keer per dag probeert te ont
snappen over zijn benauwde grenzen. Hij
heeft al een keer een inval doorstaan: de
politie- zocht zelfs tussen de honderden
langspeelplaten en pockets, maar kon niks
vinden. Hij kan er achteraf wel om lachen.
„Ik heb ze alleen verteld, dat ik mijn eigen
vrijheid lief heb", zegt hij, „en stuff is er
genoeg."
Onder het praten is hij opgestaan en naar»
een wandkast gelopen. Als hij terugkomt
heeft hij een dun houten pijpje in zijn
hand. Het lijkt op een blokfluit, waaraan
hij ten algemene nutte een probleemloos
trekkerslied zal ontworstelen.
„Een serieuze roker", zegt hij, „weet ver
domd-goed, waar hij mee bezig is. Je hoort
mij niet zeggen, dat ze het spul vrij moe
ten geven, maar ze zouden er wel een re
geling voor moeten treffen. Met bestrijding
alleen kom je er niet meer. Daarvoor is de
olievlek al te groot. Eerst was het alleen
Amsterdam. Nu wordt er praktisch in heel
Nederland gerookt. Zelfs in Maastricht,
wordt het spul open en bloot op straat ver
kocht. Het word hoog tijd, dat de zaak in
banen wordt geleid. Er moeten meer voor
lichtingscentra komen, er moet op schoof
en op clubs over worden gepraat. Over de
gevaren van LSD, opium en heroine. Dat
zwijgen van de overheid werkt funest.
Waarom staat over het alcoholmisbruik de
krant wel vol?"
Verloren strijd
De overheid zet de jacht op druggebruikers
ondertussen onverminderd voort. „Een ver
loren strijd", menen de. dealers, „de men
sen, die ze pakken waren al bekend. Hon
derden anderen gaan ondertussen vrij uit.
Als je over drugs praat, wordt meteen ge
dacht aan langharige schilders, aan figuren
als Johnny de Selfkicker. Maar toevallig le
ver ik ook elke week aan zogenaamde ge
zeten burgers. Noem maar op: zakenlieden,
advocaten .directeuren. Die willen ook wel
eens wat mooiers zien dan hun bankreke
ning."
Secretaris-generaal dr. F. Siderius van het
Ministerie van Volksgezondheid en Milieu-
hygiene voelt er ondertussen weinig voor
om LSD en andere ontgrenzende middelen
uit de sfeer van de opiumwet te halen. Zijn
mening: „Iedereen heeft het recht om met
zijn eigen lichaam te doen wat hij wil.
Maar dan moet hij ook weten, wat er met
hem gebeurt. En dat is nu juist met LSD
en andere drugs de moeilijkheid. Wii kun
nen niet ieder persoonlijk uitleggen, hoever
ze kunnen gaan met LSD. De wet is ons
enig middel om orde in de chaos te schep
pen. Het gevaar van verdovende middelen
Hij is een van de 43 proefpersonen, wier
gedragingen de marge vullen van een
proefschrift, waarmee de succesvolle Am
sterdamse zenuwarts Frank van Ree zeven
jaren later in de Lutherse Kerk zijn be
geerde doktorsbul zal veilig stellen. Acht
vrouwen en vijf en dertig mannen kregen
van hem de sleutel tot het chemisch Nirwa
na: LSD 25, een vernuftige hersenspoeling,
dooi; de Zwitser Hofmann in 1939 aan bor
relende retorten ontwrongen.
Vrijwillig lieten de 43 zich opsluiten in de
witte kamer en uren wachtten ze daarna
op de instorting van hun ingesleten levens
patroon. Hun leeftijd liep van 25 tot 62,
hun beroepen varieerden van koopman tot
theoloog, van huisvrouw, tot schrijver. Te
voren waren ze in een oriënterend gesprek
op de hoogte gebracht van de konsekwen-
ties van het experiment. Zij wisten derhal
ve, dat LSD 25 pas kort in gebruik was en
dat van een blijvende schadelijke werking
tot dan toe niets gebleken was. Wel waren
bij proefdieren na zeer hoge doseringen le
verbeschadigingen waargenomen.
Geruststellend voegt Van Ree er aan toe:
„Gedurende het hele experiment stel ik
mijzelf verantwoordelijk voor eventuele ge
volgen daarvan. Nadat u weer aan uw lot
bent overgelaten kan ik echter geen enkele
verantwoordelijkheid meer dragen. Ik zelf
heb meerdere malen LSD 25 ingenomen en
dat in hogere doseringen dan u zult krij
gen. Ik meen derhalve, dat de gevaren ge
ring zijn. Wat u mee zult maken, kan ik u
niet vertellen. Er is van alles mogelijk. Het-
kan zijn, dat u in het geheel niets mee
maakt. Het is echter waarschijnlijker, dat
u zeer ernstig gestoord raakt. In dat geval
kunt u het zeer aangenaam vinden, doch
ook het omgekeerde is mogelijk. Ik beslis,
wanneer en hoe u naar huis kunt terugke
ren. Indien ik dit noodzakelijk vind wordt u
voor korte of langere tijd opgenomen in de
psychiatrische kliniek, totdat voldoende
herstel is ingetreden.
Door een woestijn
De 43 proefpersonen nemen het risico zon
der uitzondering. Ze ruilen vermeende ze
kerheden in voor acht minuscule pillen,
waarmee ze de woestijn van hun onderbe-.
wustzijn hopen te ontginnen. De medicus in
hun gezelschap krijgt na vijf kwartier hevi
ge lachbuien, slaat op zijn knieën en werpt
onder het spreken telkens zijn benen in de
lucht. Dan staat hij weer op en draaft snik
kend van het lachen door de kamer. Zijn
ademhaling is onregelmatig en het lijkt,
alsof hij voor al zijn handelingen gebruik
maakt van een nerveus ingestelde tabula
tor. Hij kijkt naar zijn vingers en
schreeuwt: „Ze zijn geel. Mijn vingers zijn
geel."
Het kaartenhuis van zijn leven stort door
die ene waarneming volledig in elkaar en
hij is weer vijftien. Met hysterische uitha
len verdedigt hij zijn-dagelijkse rantsoen
van dertig sigaretten tegenover een onzicht
bare vader. Als,'hij even later de afstand
moet schatten tussen hemzelf en een hand
vol lucifers op de grond is hij zich opeens
pijnlijk bewust van zijn fors geschapen neus
en begint hij luidkeels te vloeken: „Verdom
me, jullie spannen tegen me samen. Dit is
helemaal geen experiment. Dit is een geor-
ganiseerde.pesterij."
Tien minuten later:^ de ontreddering is
compleet Hij grijpt een van de artsen vast
en schreeuwt: „Wat kom jij hier doen? Ja,-
ik droom. Nee, toch niet De hele wereld is
anders. Af en toe zit je er in, dan ben je er
weer uit. Spreek ik nou de waarheid ver
domme, of niet? Spreek ik eigenlijk? Sprak
ik? Is er nu iets. Is er iets. HELP! HELP!,
Met het schuim op zijn tot violet verkleur
de lippen vlucht hij^ de kamer uit. Hij
schopt tegen de banke'n en moet omsingeld
worden, voordat- hij weer kan worden te
ruggebracht naar de rotanstoel. In zijn ver
slag noteert een der experimenterende art
sen: „Wij stonden klaar om zo nodig te
gaan vechten. Hij hijgde, gromde soms als
een dier. Sprong dan weer op onder het uit
stoten van door merg en been gaande kre
ten."
Onwetend
LSD 25 heeft zijn werk gedaan. Maar Ne
derland is op dat moment nog onwetend
van de gevolgen, die dit elixer onvermijde
lijk zal krijgen. Alleen de proefpersonen
kennen het geheim en proberen de ervarin
gen te conserveren, te analyseren. Onder
hen bevindt zich een medische student.
Bart Hughes, die jaren later met een tand-,
'artsboor zijn schedel zal perforeren om de
■duizelingwekkende kosmos in zijn hersen
schors te laten binnendringen. Onder hen
bevindt zich ook een koopman van middel
bare leeftijd, die in de witte kamer van
Paviljoen Drie steeds harder begon te brul
len en huilend om zijn moeder riep. De ge
luiden, die hij produceerde waren zo angst
wekkend, dat verschillende waarnemers
achter tafels en stoelen wegkropen.
Er is ook een theoloog bij, die een uur na
het innemen der pillen verheugd mede
deelt: „Alles wordt onwerkelijk, maar ik
voel me prettig. Vrolijk zelfs. Het is niet
leuk misschien, het is verblijdend."
Hij spreekt over „het peillood, dat weg
zinkt". Fluistert even laten „Het wordt
hief licht. Ah, wat prachtig". Hij kijkt naar
een pakje sandwiches, dat op tafel ligt,
zegt: „Het brood wordt doorlichtend. Dit is
het avondmaalsbrood. U bent er nu zelf bij
heren. U ziet dus ook de waarheid." Zo
zweeft hij ruirri zeven uur in ademloze tijd
nood door zijn eigen lichaam.
Schrijver-dichter Simon Vinkenoog is een
der weinigen, die LSD 25 na het experi
ment als huisvriend adopteert. Zijn pand
in de Amsterdamse Jordaan bouwt hy om
tot een tempel, waar de wierook van een
gloednieuw verbond de riten inspint. Zijn
volgelingen communiceren 'geduldig en de
zacht smorende vredespijp gaat van hand
tot hand. Een inval van een vliegende poli-
tiebrigade verbant hem voor zes weken
naar een gevangeniscel, maar gelouterd
komt hij terug in zijn dampkring.
In bezwerende publicaties werpt hij zich op
als pro-deo-pleiter van alle middelen, die
door de opiumwet slechts aan medici zijn
voorbehouden. Met de bulldozer van zijn
eeuwig gelijk woelt hij het braakliggend
terrein open. Zijn volzinnen vormen een
vluchtplaats voor honderden, die de chaos
van de naoorlogse samenleving niet langer
accepteren als broedplaats voor hun
ideeen. Over zijn ervaringen met LSD 25-
rapporteert hij in een jongerentijdschrift
„Ik ben niet langer dood. Lichtgevende'
schaduwen redden mij, de verveling is van
mij geweken. Ik ben niet meer van deze
wereld. Ik sta er buiten. De wereld is in
mij gedrongen. De zon moet schijnen.
Maar ik ben de zon. LSD: ik ben er uit te
voorschijn gekomen. Ik ben er, maar wie
ben ik?"
Een Amsterdamse zenuwarts, die zijn reli-
gieus-lrezeten proza leest, merkt schouder-,
halend op: „Wat Vinkenoog over LSD heeft
geschreven is gemaniëreerd, geëxalteerd
en buiten alle proporties. Zijn werkelijke
reacties waren veel aardser. Op het banale
af.
En een zorgeloze A. E. Bayer noteert in
die zorgelijke dagen- „Het grootste gevaar
van de mystieke ervaringen zou zijn, dat
ze in de mode komen. De hemel beware
.me voor de dag, waarop je de mensen in
de bevoorrechten over op middelbare scho
lieren, beat-musici en studenten, die in de
cafes rondom het Thorbeckeplein en het
Spui in de hoofdstad gemakkelijk de „dea
lers" mét de verboden vruchten vinden.
Een doosje met acht stikkies kost vier, vijf
tientjes, een gram hasjiesj brengt vyf gul
den op, een luciferdoosje met LSD komt op
vijftien gulden. Elke toffe dealer heeft zijn
eigen klantenkring: mensen, die een ge
heim willen delen uit zelfbehoud. Daar-
naast opereren de loslopende haaien, die
klontjes verkopen, gedrenkt in nep. Hun af
nemers ontlenen hun kick uitsluitend aan
eigen waan, evenals de kopers van sticks,
die voor 90 procent gevuld zijn met gesaus
de shag.
„Er wordt maar wat aangerotzooid", zeg
een dealer, „weet zo'n jongen van zestien,
zeventien veel. Misschien is het ook wel be
ter zo."
Tekenaar
Op het plein staat hij bekend als een ge-
schikte dealer. In zijn paspoort staat als
beroep „tekenaar" opgegeven. Hij heeft
drie kinderen, twee katten, een koophuis en
een Duitse statusauto van 30 mille. Hij
rookt zelf al zes jaar. Van alles door el
kaar. Zijn werk gaat normaal door, verze
kert hij met klem, inspiratie genoeg. Als
de witte telefoon naast zijn bureau rinkelt
.neemt hij haastig een trek aan zijn pijp en
neemt dan pas de hoorn op. „Geen mens
merkt, of ik gerookt heb of niet", zegt hij,
„vroeger rookte ik twee pakjes sigaretten
per dag. Ik zoop als een ketter en 's mor
gens lag ik voor oud vuil in mijn bed.
Sinds ik „rook" gaat alles een stuk beter.
Ik ben geestelijk nog steeds labiel, maar.
als ik „high" ben, ken ik myn verantwoor
delijkheid. Ik voel me lekker, de communi
catie gaat makkelijker. Ik voel me niet be
last door taboes. Ik werk tien keer zo hard
als vroeger."
Hij wantrouwt LSD, meent, dat de risico-,
factor daarvan te groot is. „Ik heb wel wat
in huis, maar ik blijf er af. Ik heb het nu
drie keer gebruikt. Het blijft levensgevaar
lijk. Je kunt er mee naar de haaien gaan.
Ik keri een stel jongens, die er mee geëxpe-
is, dat de gebruiker in zijn roes tot dingen
in staat is, die hij normaal nooit zou doen.
Mensen worden volslagen nutteloos voor de
maatschappij, werken nauwelijks meer./
Een vergelijking met alcohol gaat in dit*
verband niet op. Onze samenleving in op
dit probleem namelijk wel ingespeeld. De
gevolgen van LSD daarentegen zijn nog
steeds te onbekend."
Versuft wild
t)e druggebruikers blijven derhalve verstilt
wild, waar' politiebrigadcs in heel Neder
land periodiek jacht op maken. In verschil
lende steden heelt de politie zich van de
hulp verzekerd van verslaafden, die als
verklikker fungeren. „Als ze je pakken",
zegt een van hen, „kun je kiezen: of dc
bak in of tipgever worden. In Ameriku zit
ten momenteel 40.000 druggebruikers in de
gevangenis. In Nederland moeten het er
ondertussen ook wel enige honderden zijn."
„Met razzia's lossen ze het probleem niet
op", meent een dealer. „Ieder mens is in
feite zijn leven lang op de vlucht Dat is
zijn onuitroeibare drang naar vrijheid.
Vroeger waren daarvoor dc bekende we
gen: geloof, gezin, een hechte maatschap
pij-structuur. In onze generatie hebben we
die zekerheden een voor een in puin zien
vallen. Je staat opeens in je hemd, je
merkt, dat je omringd wordt door bedrog.
Is het begrijpelijk, dat iemand onder zulke
omstandigheden een uitweg zoekt. Dat hij
nou eindelijk wel eens wil weten waarom
hij op die verdomde wereld zit Laat mij
nou maar rustig op mijn rose wolk zitten.
Ik doe geen vlieg kwaad."
Hij trekt tevreden aan zijn pijpje. Naast
hem op tafel ligt een krant met een open
geslagen pagina, waarop het' bericht, dat in
Amerika-kinderen van LSD-gebruikers met
ernstige afwijkingen zijn geboren.
Het is een oude krant, die ik had meegeno
men om zijn commentaar te vernemen.
Hij kijkt er niet eens naar.
Dat zijn rekeningen, die men gewoontege
trouw met „adres onbekend" doorstuurt
aan volgende generaties.
LEO THURING
'de tram tegen elkaar hoort zeggen: „Ben
je al ontgrensd Miep?". Gelukkig, dit ge
vaar staat niet voor de deur. Ik moet de
•Nederlandse regering nog zien, die ontgren-
zingspillen vrijgeeft voor jong en oud. Bo
vendien is de ervaring met dit soort pillen
van dien aard, dat niemand dadelijk naar
een tweede zal verlangen."
Wide-screen
Hij heeft gelijk, maar op een andere ma
nier, dan hij denkt. Terwijl hij veronder
stelt, dat het gevaar niet voor- de deur
staat, is het in feite al binnen. Het begint
met een kleine groep intellectuelen en se
mi-intellectuelen, die hun ervaringen voort-»
aan willen projecteren op het wide-screen-
doek van de bewustzijnsverruiming. Schil
ders, schrijvers, beeldhouwers, Pleiners en
pseudo-profeten ontmoeten elkaar op snelle
seances; meespelende artsen zorgen voor
de proviand: LSD, mescaline, pervetine.
Terugkerende globetrotters vullen de slin
kende voorraden marihuana en hasjiesj
Een van de ingewijden verdwijnt op gezet
te tijden richting Nepal en komt terug met
plakken hasjiesj onder zijn vuile ondergoed,!
waarop de gedachten van de clan weer
'voor vijf, zes maanden in rook kunnen op
gaan. Hij noemt het zelf glimlachend „een
boodschap doen".
„In Nepal", zegt hij, „koop je dat spul
voor een paar gulden bij Jantje van Alles.
Drugs zijn daar even gewoon als een halfje
.wit bij ons."
De Amsterdamse politie opent de jacht pas,|
als reeds honderden in de ban van dé
drugs zijn. De sfeer rond LSD, marihuana
en hasjiesj zuigt de zoekenden moeiteloos
op, de toverkracht der middelen slaat van