(Wi'
JUICHT DAN OP DEZEN DAG
GIJ VOLK VAN NEDERLAND
LWAJ.V
'V 4 v. w mm i a
REPORTER
JAN
ROELFS
STOND
ER BIJ
EN KEEK
ER NAAR
,H0E
MINDER
HOVELINGEN
ER ZIJN,
DES TE
AARDIGER
IS JULIANA"
ZATERDAG 1 SEPTEMBER 1973
Op een zaterdagmorgen in 1948
baant verslaggever Jan Roelfs
zich een weg door een duizend
koppige menigte naar de re
dactie-burelen van het protes
tants-christelijke dagblad
„Trouw". Hij is zojuist op een
voor de pers gereserveerd aan
tal „kleine steentjes" van de
hoofdstedelijke Dam getuige
geweest van de troonsafstand
van Koningin Wllhelmina ten
gunste van haar dochter Julia
na. Met het beeld van die twee
nietige mensen op het hoge pa-
lelsbalkon beitelscherp voor
ogen, doopt hij zijn kroontjes
pen in de op smaak gebrachte
oranje-marmelade en begint
hij te schrijven:
„Een straffe wind waait over
de lage lenden. Vrijuit wappe
ren de dundoeken boven stad
en land. Het is zaterdag, de
vierde september van het jaar
Onzes Heren negentienhonderd
en acht en veertig. Het is een
dag van zonlicht en wind
kracht, van wisselende luchten
boven akkers en meren, boven
bossen en rivieren. Het is een
recht Nederlandse dag, waarop
het uur zal slaan, dat een nieu
we periode inluidt in Neder
land en in de geschiedenis van
het Huis van Oranje. Gans het
volk heeft den blik gericht op
Kroningsstad, op den Dam, die
eeuwen zag komen en gaan,
tijdperken van voorspoed en
tegenspoed, van overheersing
en van vrede.
De Dam, veel bezongen, veel
betreden, is dezen dag het fo
rum voor het Nederlandse
volk. De vlaggen, die hier
speels opwaaien in den vroe
gen herfstwind zijn de vlaggen
van de natie, die in dankbaar
heid het uur mag beleven,
waarop een grote taak zegen
rijk is volbracht en die het uur
mag verbeiden, waarop een
nieuwe taak in vertrouwde
handen wordt gelegd.
De zon klimt hoog boven de
stad. Korter wordt de scha
duwstreep van den ouden zonne
wijzer, recht boven den ingang
van de Nieuwe Kerk".
Verslaggever Roelfs heeft op
deze dag van zijn hoofdredac
teur een blanco volmacht ge
kregen. De kranten van 1948
zijn dun, grijs en zonder ma-
ke-up. Niet in zijn stijl, maar
in zijn beperking toont de
journalist van die tijd dan
ook zijn meesterschap.
Roelfs echter krijgt opdracht
om één keer net zolang zijn
gang te gaan, totdat de laatste
Oranje-steen boven ligt.
En Roelfs schrijft:
Bulten op de Dam, waar het
hart van Nederland, waar het
hart van het Kon'nkrljk klopt,
wacht het volk. Het muziek
korps van de Nederlandse
luchtstrijdkrachten stelt zich
op. Een stem voor een micro
foon verzoekt allen, die op de
Dam zijn, volstrekte rust in l
acht te nemen, wanneer konin
gin Juliana, prinses Wilhelnii-
na en de Prins der Nederlan
den op het balkon verschijnen.
Tientallen toeschouwers heffen
hun periscopen om straks niets
van het zeldzame schouwspel
te missen. De cameramensen
krijgen bevel zo geruisloos mo
gelijk te werk te gaan. Nog
maals maant de stem om stil-
te, alp het grote moment daar
is".
Als Roelfs zover gevorderd is
met zijn heet-van-de-naald-ver-
slag krijgen de zetters van
Trouw het sein door, dat de
rest van de reportage in een
forse tien-punts letter gezet
En Roelfs schrijft:
„In grote stilte gaan de slagen
van de klok over den Dam. En
ieder telt mee. De middendeu
ren van het balkon gaan open.
Er liggen nu nog seconden tus
sen dit ogenblik en de komst
der Oranjes. Als de twaalfde
slag heeft weerklonken be
treedt prinses Wllhelmina het
balkon. Er gaat een ritseling
door de menigte. De stilte is
plechtig en bijna hoorbaar.
Jan Roelfs: "Ik zou het zo nooit meer schrijven".
Daar is Koningin Juliana in het
grijs gekleed. Het is een won
dere stilte, deze ontvangst.
Voor het eerst wuift de samen
gepakte menigte op den Dam
niet, voor het eerst is er een
vreemde, wijdingsvolle stilte.
Het grote uur heeft geslagen".
En Roelfs gaat voort, trefzeker
als een monarchale tovenaar,
die uit Valerius Gedenckklank
nieuwe plechtige volzinnen
kneedt:
„De zon klimt hoger langs de
wijzerplaat van de Nieuwe
Kerk. Lichtstrepen vallen op
de witte pergola. Klokkenklan-
ken gewagen van het uur van
één. Juliana is Koningin der
Nederlanden. Juicht dan op de
zen dag, gij volk van Neder
land".
Roelfs plaatst een laatste uit
roepteken op het kopijpapier
en weet, dat hij wederom één
stuk dichter bij zijn pensioen
is gekomen. Een stuk, ditmaal
bekroond door extra forse kop
pen: „HISTORISCHE DAG OP
DEN DAM" en „VELEN
KONDEN HUN TRANEN
NIET BEDWINGEN".
Vijf en twintig jaar later ligt
het opgebaard in zijn plakboek
tussen reportages over de bin
nenvaart en de parlevinker
Geurt Dijk, die eens met ve
ters, brood en doperwten liep.
De pagina's van het boek rui
ken naar gedroogde veldbloe
men en grootmoeders cra-
peaud. Het vergeelde papier
kraakt, als je het omslaat.
En Roelfs kijkt naar zijn kro
ningsreportage, proeft de eer
ste zinnen zorgvuldig op de
tong en constateert: „Met zo'n
tekst hoef je bij de kinderen
niet meer aan te komen. Dat
zijn verhalen van toen, waar
je overigens vierkant achter
stond. Dat Ik nu toch de eerste
ben, die toegeeft, dat ik het
nooit meer zo zou schrijven is
een gevolg van het veranderde
normbesef. In die eerste jaren
na de oorlog reed alleen de
tramlijn Begeerte. Het volk
was verwachtingsvol, iedereen
droomde van een nieuwe
maatschappij. D? koningin wv»
daarin het onmisbaar bindend
element. En nog vraag ik me
af, waar we nu met Nederland
zouden zijn, als die binding er
niet al die jaren was geweest.
Met al onze tegenstellingen en
dat eeuwige gehakketak".
En Roelfs maakt de balans op
van 25 jaar (constateert in het
voorbijgaan, dat Prinses Irene
verreweg de charmantste van
het stel is en dat Beatrix
steeds meer op oma is gaan
lijken. Waarvan acte).
„Juliaantje stapte als koningin
een tijdperk binnen, waar de
glorie van de oude monarchie
onherroepelijk tanende was. Ze
heeft het gered door haar ge-
duld, door haar gedrag. Julia
na stond vanaf het begin veel
dichter bij de realiteit dan
haar moeder. Ze was geen on
bereikbare vorstin, maar een
moeder, die tijdens haar zilve
ren huwelijksfeest tegen één
van haar kinderen zei: „Weet
Jij soms waar papa is?". Zo'n
gewoon huiselijk vraagje was
een verademing in de con
versaties van al die gekroonde
hoofden.
Kijk, ik vind het logisch, dat
de koninklijke folklore van
toen niet meer terugkomt. Wat
vjnegpp word i* nu
niet meer dan een foto met on
derschrift waard. Als de konin
gin op kerstmis chocolademelk
voor haar personeel inschonk,
hadden de fotografen de plaat
van de maand. Zulke taferelen
zijn uit de tijd.
Je zag die veranderingen lang
zaam komen. Ik sta tijdens
een buitenlands bezoek tussen
de fotografen van Paris
Match, Life, Daily Mail en nog
wat van die grote Jongens.
Voor hen was de koningin
nieuws, niet meer. En daarom
liepen ze spontaan door het
strenge protocol en riepen ze:
„Hey Quenee, look here". Het
leek net een veldslag. Op een
gegeven moment hoor ik de
koningin angstig „Gerard, Ge
rard" roepen. Ze bedoelde
haar adjudant Gerard Rutten,
een klein parmantig mannetje,
dat zijn armpjes hulpeloos ten
hemel hief en zei: „ik weet
niet, wat ik er aan moet doen
majesteit".
Tegenwoordig ia het heel ge
woon, a>s een fotograaf, die
toevallig zijn film verwisselde,
toen de koningin die eerste
steen legde, roept: „Ach Ma
jesteit, zou u het effe over wil
len doen".
Eén van de mooiste momenten
met de koningin was, toen ze
een bezoek bracht aan een oud
protestants bejaardentehuis in
de Jordaan. Tijdens haar rond
gang kwam er een gerimpeld
vrouwtje van 89 op haar af
met een handje pannelappen,
die ze zelf gebreid had. De Ko
ningin bedankte allervriende
lijkst, waarop dat mensje
roept: „Die zult u wel goed
kunnen gebruiken in het pa
leis". Zo'n moment is me per
soonlijk heel wat sympathieker
dan de oude opgeklopte bijeen
komsten, die bol stonden van
het protocol. Let trouwens
maar op: hoe minder hovelin
gen er rondom de koningin cir
kelen, des te aardiger is ze.
Tot op de dag van vandaag
gaat dat nog op".
En Roelfs haalt vervolgens
herinneringen op, tfie zijn veie
reizen in het kielzog van de
Oranjes gestoffeerd hebben.
„De nu 81-jarige jonkheer
Frans van Lennep was in zijn
"Voor 'het eerst wuift de
samengepakte menigte op
den Dam niet. Voor'het eerst
is er een vreemde, wijdings
volle stilte. Het grote uur
heeft geslagen".
beste dagen Kamerheer In bui
tengewone dienst. Bij koninklij
ke bezoeken had hij de delica
te opdracht om vanaf de voor
laatste doorlaatpost de com
mandant van de erewacht tele
fonisch mede te delen, dat het
hoog tijd werd om de geweren
te presenteren Nu beschikte
hij over een fors geschapen li
chaam, waarin echter een niet
bijpassende hoge sopraan
schuil ging. Toen hij weer eens
een wachtcommandant belde,
riep deze: „Oké. Ik heb het
begrepen dame". De man ver
keerde in de stellige overtui
ging, dat hij was opgebeld
door één der douairières.
Andere herinnering: het eerste
officiële bezoek aan België,
waarin opgenomen een sight
seeing door een nieuw gymnas
tiek lokaal. In het gevolg be
vindt zich ook minister Luns.
die na het vertrek der fotogra
fen en de officiële genodigden
gezwind in het zweedse klim-
rek een gaaf zwaantje maakt.
Als hij net hangt met opgerol
de streepjesbroek en zijn witte
overhemd als een banderolle
over zijn pandjesjas, komt de
Koningin binnen. Ze roept ver
rast: „Wat is dat nou?"
Waarop Luns, nog steeds on
dersteboven, antwoordt: „Het
overtuigend bewijs, dat u be
schikt over een uitermate fitte
minister van Buitenlandse Za
ken".
En nog maar één: staatsbe
zoek aan Oostenrijk, dat voor
één keer nog mag zwelgen in
een ouderwetse monarchale or
gie. Wenen schittert van nos
talgie en in slot Schönbrunn
vinden stralende ontvangsten
bij kaarslicht plaats. Op een
avond bemant Roelfs in de
Weense Opera een loge naasl
die van het koninklijk gezin.
Tijdens de uitvoering van „Die
EntfUhrung aus dem Serail"
bemerkt Roelfs, dat Prins
Bernhard in slaap is gesuk
keld. (klein journalistiek terzij
de: „het was me al eerder op
gevallen. dat de prins weinig
muzikaal is").
Als de laatste snikken over het
voetlicht zijn geworpen en het
publiek zich klaar maakt voor
het beleefde applaus, wordt de
prins in zijn zij gepord door
een dochter. Roelfs hoort haar
duidelijk roepen: „wakker
worden pap. het is afgelopen".
De prins rijst daarop majestei
telijk en slaat vervolgens de
handpalmen ritmisch op el
kaar.
Tekst: Leo Thuring
Foto's: Milan Konvalinka