Van „dierbaar vorstenkind
naar „gewoon mens
rr
IGINA 11 DINSDAG 27 AUGUSTUS 1973 LEIDSE COURANT u.PAGINA 11
NEDERLAND
7*
m t-rt
-w -
5 Z
Toen die 30ste april van het jaar
J909 de nieuwsbulletins bij ont
stentenis van radio en televisie
de geboorte meldden van Ju
liana Louise Emma Marie Wil-
helmina, dochter van koningin
Wilhelmina en prins Hendrik
van Mecklenburg Schwerin,
moet er in Nederland een zucht
van verlichting zijn opgegaan.
Eindelijk een troonopvolgster:
lang gedacht en stil gezwegen
Geen angst meer want die was
er dat bij gebrek aan 'n troonop
volger Duitse verwanten van het
Nederlandse koningshuis in Den
Haag zouden komen resideren:
een groothertog van Weimar of
een Hendrik XXXII van Reuss.
luitenant ter zee bii de Duitse
marine, of zijn bror Hendrik
XXXIII van Reuss, luitenant bH
een Pruisisch garderegiment.
Het denkbeeld dat de kroon zou
kunnen overgaan op een Duitse
prins was voor de Nederlanders
onverteerbaar". Dank zij de
komst van Juliana, is Nederland
dat toen bespaard.
1909
„Wees welkom, dierbaar vor
stenkind", waren de beginwoor
den van het lied dat in 1909 op
de scholen zo perfect mogelijk
werd ingestudeerd, in afwach-
ting va nde heuglijke gebeurte
nis en van de aubade waaraan
de schoolkinderen massaal zou
den deeln°men. Op sexueel ge
bied werd er nog niet a! te ferm
voorgelicht en de vraag: „Maar
hoe wéten we datdat er een
dierbaar vorstenkind oo komst
is?" werd door de juf beant
woord met „omdat de koningin
er om gebeden heeft".
Ja. die aubade; zingen op de
zonnige grote markt, een klep
permars van de oudere jongens
en de burgemeester in een ge
klede jas en zwaaiend met zijn
hoge hoed op het bordes van het
stadhuis. „Wees welkom, dier
baar vorstenkind". Pas heel
veel later zou je horen dat de
socialisten toen. in 1909, niet
meededen met dat „welkom" en
dat er zoiets als opgewonden
deining was ontstaan toen Troel
stra in de Tweede Kamer zich
van de vreugde over de komst
van „het kindje" had gedistan
tieerd. Hoe durfde hij: of was
het misschien toch waar dat de
monarchie (van toen) en het so
cialisme (van toen) elkaar als
van nature niet verdroegen?
1918
In 1918 hebben de tegenstellin
gen binnen ons volk zich vooral
rond diezelfde monarchie toege
spitst. Kijk je naar de klas
siek geworden foto van de anti
socialistische en dus oranje
gezinde manifestatie op het
Haagse Malieveld na Troelstra's
mislukte revolutiepoging, dan
zie je daarop ook „het kmdie".
ze is nog geen tien, een officier
draagt haar in zijn armen, ze is
daar tussen die betogers, met
koningin en prins, het symbool
van een pijnlijke controverse,
die nog heel veel tijd nodig zou
hebben om eindelijk en vrijwel
geheel te verdwijnen.
Juliana is een verstandiger op
voeding gegund dan die waar-
aan haar moeder indertijd zelf
onderworpen was geweest: voor
haar hebben de deuren van de
„gouden kooi" goddank een stuk
meer opengestaan In haar
studententijd vooral en zullen
wc maar vaststellen dat die deu
ren pas helemaal opengingen
toen prins Bernhard haar, eerst
als zijn verloofde en spoedig
daarop als zijn vrouw, geheel
zelfstandig maakte. Het is niet
in de laatste plaats de omstan
digheid dat zij met de jaren hoe
langer hoe meer „zich zelf" zou
worden, die Juliana op de duur
tot de koningin van steeds bre
der kringen van ons eens zo ver
deelde volk zou maken.
1940
Het is mei 1940. Eerst is er dat
vreselijke moment: de overrom
peling door een woeste horde en
dan het vertrek „Neen. 't was
geen vlucht", zal de hofprediker
dichten) van de koningin, de
prins en de prinses. Ges'ceen
loop je langs de straat en dan
komt er honend iemand op ie af
die je allang van bepaalde jym-
pathieën hebt verdacht, maar nu
durft hij er openlijk voor uitko
men en hij doet het. triomfante
lijk: „Zie je nu wel dat 't ook
best zonder ze gaat, zonder die
oranjes?"
Maar 't gaat niet zonder „ze". In
de bezettingsjaren zijn we ons
bewust geworden van de beteke
nis der Nederlandse monarchie
de betekenis van iets waar je
als volk. vooral in de tijd van
dreiging en nood, op terug kunt
vallen, van Iets dat om 't
plechtig te zepeen „in de histo-
Tie geworteld is", „door de tra
ditie geheiligd" is.
En dat is dan bij alle pijnlijke
verlies de winst der oorlogsja
ren, toen de „oude koningin", die
feitelijk nooit uit haar gouden
kooi was losgekomen, zich in de
Engelse ballingschap op een
breder en vooral menselijker
contact met (nu eindelijk ook)
de gewone burger voorbereidde
en waarin omgekeerd in het be
zette Nederland steeds meerde
ren de betekenis van een boven-
partijdige, maar juist daardoor
samenbindende monarchie gin
gen ontdekken. Zodat „zelfs" so
cialisten er zich niet voor
schaamden dat zo'n langs de
wonderlijkste wegen binnen ge
smokkeld fotootje van „Juliana
met de kinderen" voor hen een
dierbaar bezit werd.
1948
Het is een publiek geheim dat
ook haar teleurstelling over het
uitblijven van een waarachtig
nationaal reveil en over veel te
rugval in het oude, koningin Wil
helmina tot abdicatie heeft be
wogen. Niet zij maar Juliana
moet het definitief uiteengaan
van Nederland en het eens Ne
derlandse Oost-Indië als onver
mijdelijk aanvaarden en be
krachtigen.
Met de afstand van de troon
door de „oude koningin" wordt
in meer dan een opzicht een
tijdvak afgesloten: wie er op die
4de september 1948 getuige van
was dat Wilhelmina. na de acte
van troonsafstand te hebben gete
kend, op het balkon van het pa-
LANGZAAM
KWAM
KONINGS
HUIS
UIT
GOUDEN
KOOI
leis op de Dam haar dochter
met een „leve onze koningin"
aan de toegestroomde menigte
voorstelde, om daarna achter de
nieuwe vorstin terug te treden,
heeft ook in menselijk opzicht
een groot ogenblik meegemaakt.
Een nieuwe vorstin zou zich in
een heel ander tijdperk dan
waarin haar moeder geregeerd
had een weg moeten zoeken. Ne
derland zou het in dat tijdnerk
zonder de winstgevende Oostindi-
sche kolonie moeten zien te kla
ren, het zou zich van een be
trekkelijk zelfgenoegzame agra
rische samenleving tot een op
economische expansie toegespit
ste industriestaat ontwikkelen;
het zou na de wereldoorlog voor
goed afstand doen van de een
eeuw lang gekoesterde droom
van zelfstandige neutraliteit: in
plaats daarvan zou het zich ;"n
een groter Europees en zelfs At
lantisch geheel moeten schikken
om zich daama binnen dat
geheel toch weer te hervinden.
Sterker dan ooit zou, mede
daardoor, de landspolitiek voor
al sociaal en economisch be
paald worden. Wat dan weer
met zich mee zou brengen dat
de vroeger alleen maar oppone
rende arbeidersbeweging zo effi
ciënt en liefst ook zo vreedzaam
mogelijk in dat sociaal-economi
sche staatsbestel nieuwe stijl
geïntegreerd zou moeten wor
den.
Het Nederland, kortom, waar
over Juliana kwam te regeren,
zou een ander Nederland ziin
dan voor 1948. Tot haar eer
moet getuigd worden dat. indien
iemand, zij dat heeft beseft.
//Rol"
Vondel heeft het in een vaak ge
citeerd gedichtje over het
schouwtoneel dat wereld heet en
waarop elk zijn rol speelt. De
oudvaderlandse poëet liep daar
mee onbewust vooruit op de mo
derne sociologie die terecht veel
aandacht wijdt aan de manier
waarop de individuele mens zich
bij het vervullen van zijn „rol"
waar maakt. Ook Juliana kreeg,
toen zij de troon aanvaardde cn
zich de klassiek geworden vraag
stelde wie zij was dat zij dit
doen mocht", een rol toebedeeld
die zij waar moest maken.
Daarbij ging het niet alleen om
de representatieve bezigheden
NA
25 JAAR
SCHAT
AAN
ERVARING
EN
INZICHT
die zij te verrichten kreeg, zoals
bijvoorbeeld de door dra.
Schenk in haar boek „25 jaar
koningin" op liefst achthonderd
geschatte ontvangsten van am
bassadeurs en gezanten en om
de bijna vijftig staatsbezoeken
die zij in de kwart eeuw van
haar regering te verwerken
kreeg.
Ook wat dat betreft vervulde zij
'n haar toegedachte „rol" maar
belangrijker dan 't protocollaire
aspect van die rol, was en is het
menselijk aspect ervan: van een
vorstin verwacht men immers
dat zij, ook en vooral als
persoon, aan bepaalde ideaal-ei-
sen voldoet. In de ideaal-eisen
van waardigheid zonder neerbui
gendheid en van minzaamheid
zonder gemeenzaamheid, van ze
delijke integriteit en van wijs
heid die geen ogenblik onzeker
Is van zichzelf. Ideaal-eisen kort
om die toch eigenlijk aan het
onmenselijke grenzen, maar
toch is er steeds weer de rol die
gespeeld moét worden, met
daarnaast het altijd loerende ge
vaar. dat elk uit de rol vallen
prompt door loerende speurders
wordt opgemerkt en vaak niet
zonder gretigheid.
Wie daaraan denkt kan een vor
stin moeilijk benijden. In het ge
val van Juliana zal overigens
ook de scherpste criticus weinig
of niets hebben „aan te merken"
op de wijze waarop zij haar vor-
stinnerol de afeelooen vijfen
twintig jaar heeft gespeeld. En
vooral nu men de vijfentwintig
vaak inderdaad bewogen levens-
rn regeringsjaren van de vorstin
in hun geheel kan overzien, is er
weinig aanleiding om aan het
„tegels lichten" mee te doen.
Er was de spanning rond de ge
laakte aanwezigheid van Greet
Hofman op Soestdijk span
ning die een ogenblik ook poli
tieke repercussies scheen te heb
ben maar nu ook die geweken
is, evenals die rond Irene's be
kering en verloving, kan men
zich slechts afvragen wie er in
's hemelsnaam mag decreteren
dat onder honderdduizenden Ne
derlandse gezinslevens uitgere
kend en alleen dat op Soestdijk
volmaakt rimpelloos dient te
verlopen. Trouwens, indien onk
en juist een vorstin haar volk
iets mag vragen, dan is het wel
dat men haar buiten het vervul
len van haar „rol" ook een éigen
leven gunt, waarin zij zichzelf
kan zijn —de tekortkomingen
incluis waaraan zelfs het beste
mensenkind lijdt.
Oranje
Juliana is in de kwart eeuw
van haar regering, bij alle
trouw aan de grondwettelijke
beperkingen waaraan de monar
chie is onderworpen, ook op
haar manier een typische oranje
geweest.
Tijdens de minstens vijfhonderd
bezoeken die alle mogelijke mi
nisters uit alle mogelijke kabi
netten plichtmatig bij haar heb
ben afgelegd, zal zij een oran
je allicht meer gedaan heb
ben dan even plichtmatig toeho
ren. In het geval-Lages is
haar wens zelfs anders cn ster
ker gebleken dan dia der rege
ring, cn zij heeft in een aantal
toespraken, zoals die tijdens een
bezoek aan de Verenigde Staten,
blijk gegeven van opvattingen
over een vooral ethisch bepaalde
wereldpolitiek, die bepaald ver
der gingen, in de goede richting
overigens dan de meeste niets
zeggende vorstelijke gelegen-
heidsspeeches.
Op zulke ogenblikken en wellicht
ook in haar niet door iedereen
zo makkelijk te volgen kersttoe
spraken was zij nu eenmaal
meer dan zij strikt genomen
„mocht" zijn. Iets wat men
haar dan maar moet vergeven?
Ot iets dat men juist in haar
moet waarderen? Het laatste!
Toen men ter gelegenheid van
REGEREN
WAS
MEER
DAN
LINTEN
DOOR
KNIPPEN
Dergelijke „gewone" tafereeltjes zijn al lang geen uitzondering
Indonesië in 1971. Het koningschap kwam i
ook niet tijdens de reis naar „Er wordt met ons meegeleefd". Dat gevoel heeft de Koningin haar landgenoten herhaaldelijk geschon
ken. Ze leefde mee, zoals hier bij de watersnoodramp in 1953.
zeker uit z'n gouden kooitje.
een van de vele werkbezoeken
die Juliana pleegt af te leggen,
aan zo maar iemand, met wie zij
aan het praten was geraakt,
vroeg wat hij nu van de konin
gin dacht, antwoordde hij dat hij
met „een gewoon mens" in aan
raking was gekomen, en dat is
inderdaad de belangrijkste in
druk die zij op tallozen heeft ge-1
maakt.
In grondwet noch protocolboek
staat dat „moederlijke" van
haar voorgeschreven. Het is
nochtans in het geval van deze
vorstin nu juist iets wat aan een
modern opgevat koningschap in
houd, gloed en betekenis geeft.
„Er wordt met ons meege
leefd", dat gevoel en die Indruk
heeft Juliana de mensen bij meer
dan één gelegenheid geschonke.n
Wanneer ze onmiddellijk na de
grote watersnood ze een vakan
tie onderbrak om de slachtoffers
van een treinramp te bezoeken
en wanneer dit vooral haar
belangstelling naar zieke of ge
handicapte kinderen uitgaat
dan ziin haar woorden en geba
ren telkens meer dan verplichte
gelegenheids woorden en -geba-
„Er wordt met ons meege
leefd" misschien ligt daarin
niet de geringste waarde van
een koningschap zoals dat door
Juliana is waar gemaakt.
Niet achterhaald
Van het koningschap in de huidi
ge tijd wordt wel eens gezegd
dat het feitelijk niet meer is dan
een overbodig ornament. En
dat, wanneer Europa straks één
zal zijn geworden, met In een
nog verder perspectief allerlei
mondiale aaneensluiting de da
gen va nde in wezen middel
eeuwse monarchie geteld zullen
zijn. Van oppermachtig regeren
Is sinds de afschaffing der abso
lute monarchie al lang geen
sprake meer. Toch Is In Juliana's
jaren het Nederlandse koning
schap bepaald geen afgedane en
achterhaalde zaak gebleven.
Het gevaar, dat zich rond de
monarchie, en dus ook rond het
hof, een op reactionair behoud
gerichte belangengroep formeert
is steeds minder te duchten. Ze
ker, de deelnemers aan het
jaarlijkse defilö op Soestdijk
worden nog iets te veel uit be
paalde kringen gerecruteerd.
maar dat in haar werkkamer
het portret van de „oude Drees"
op de koningin neerziet wijst in
de richting vnn een toch wel Iets
bredere oriëntatie van haar
kant.
Tijdens de jongste maandenlange
kabinetscrisis heeft Nederland
nog eens duide"|k kunnen besef
fen, dat de taak van z'n konin
gin zich waarachtig niet alleen
tot wat representatie, tot het te
kenen van koninklijke besluiten
en het voorlezen van in slecht
Nederlands gestelde troonredes
beperkt. Vooral tijdens zo'n ka
binetsformatie wordt er nog
„geregeerd".
Wat dat betreft zinnen sommi
gen op nog verdere inkrimping
van de koninklijke bevoegdheid
tot het aanwijzen van formateur
of informateur. Hier geen
staatsrechtelijk betoog over het
voor en tecen van een niet door
het staatshoofd te benoemen,
doch aan hem bindend voorge
dragen formateur of premier.
Hier slechts de ronstnter'ng dat
er zich „dank" zij de dertien re-
gerin"sformaties wanrbil zij be
trokken is geweest, bij de konin
gin een unieke schat aan erva
ring, inzicht, mensen- en perso-
nenkennis moet hebben opge
hoopt, waarvan men slechts
wensen kan, dat ze voorlopig
niet ongebruikt verloren zal
gaan. JOHAN WINKLER