KOOTWIJK
PIERRE
MARIE
CURIE
{tnafe
(Van een onzer verslag
gevers)
Kootwijk - Als je goed
luistert op het Kootwij-
kerzand, hoor je de wind
door de schaarse, verpie
terde en zonverbrande
grashalmpjes zoeven. Al
leen de hoogspannings
leiding en in de verte de
hoge antennemast van
het radiostation Koot
wijk, verstoren een ruig
stuk natuur. Er zijn mo
menten dat je hier kunt
denken op de maan of in
de oertijd te staan.
Onder de Kootwijkse
stuifduinen lag een ge
heim verborgen, dat nu
gedeeltelijk bloot gelegd
is. Geen goud of zilver,
geen fundamenten van
kerken of kastelen, geen
grafveld, maar wel een
uitgebreid terrein met
sporen van een verzame
ling regelmatig en haaks
op elkaar staande vroeg
middeleeuwse boerderij
en. Het is het resultaat
van enkele jaren nauw
gezet graaf-, speur- en
denkwerk op of liever in
het Kootwijkerzand op
de Veluwe. waar archeo
logen van het Instituut
voor Pre- en Protohisto
rie (IPP) sedert 1965
2'i hectare Veluwe heb
ben afgegraven. Bergen
zand zijn er verzet.
Van het voormalige mid
deleeuwse Veluwedorp is
niet veel meer over.
Slechts verkleuringen in
de ondergrond, die leken
totaal niets zeggen, spre
ken voor archeologen
soms een duidelijke taal.
De opgraving staat onder
leiding van de heer H. A.
Heidinga van het IPP.
Hij spreekt van "een on
verwacht groot dorp, be
staande uit zogenaamde
clan-eenheden". Op en
kele uitzondering na
moeten de huizen langs
een zeer regelmatig
stratenplan zijn ge
bouwd. Alles duidt er op
dat daarmee nog niet de
totale omvang van het
dorp bepaald is. Er zit
nog meer onder het
zand, dan de reeds vrij-
gegraven sporen van 23
boerderijen.
De opgravingen kwamen
ONTHULT MIDDELEEUWS DORP
Een schop uit de vroe
ge geschiedenis, ge
vonden op de Veluwe.
op gang toen de histori
cus R. Wartena de ont
dekking deed, dat in de
elfde eeuw de belasting
inkomsten uit de streek
bij Kootwijk daalden.
Hij maakte daaruit on
der meer op dat het ge
bied nabij Kootwijk .leeg
liep' en dat de bewo
ners uitstierven of naar
elders verhuisden.
In 1965 werd in het
Kootwijkerzand het eer
ste 'proefputje' gegraven
en in 1970 kwamen de
eerste zoeksleuven. In
'71 begonnen de eigen
lijke opgravingswerk
zaamheden. Behalve het
vroegmiddeleeuwse dorp
werd ook nog een huis
plaats uit de Romeinse
tijd (18de tot 17de eeuw
voor Chr.) blootgelegd.
Uit de grondsporen kon
den de deskundigen af
leiden dat het dorp in de
laatste dagen van zijn
bestaan een moeizame
strijd moet hebben ge
voerd tegen het opdrin
gende stuifzand.
De laatste familie die er
uiteindelijk moet hebben
gewoond, schijnt nog ge
probeerd te hebben zich
tegen het zand te verde
digen. Uit de grondspo
ren is namelijk gebleken
dat al ondergestoven ak
kers toch weer waren ge
ploegd en omheind. De
ploegvoren bevatten veel
zand. Ook heeft men blij
kens de sporen getracht
volgestoven waterputten
weer open te graven.
Wat op kleine schaal bij
Kootwijk in de vroeg-
middeleeuwen gebeurde,
vindt mu, in 1973, aan de
randen van de Sahara in
het groot plaats.
De bewoners van het
Als waterput gebruikten de vroegmtddeleeuwers twee uitgeholde boomstommen, die in de grond gegraven werden.
oud dorp waren wat je
noemt niet van gisteren.
Ze gebruikten verschil
lende werktuigen van ij
zer. been en hout. Zij
hadden ook ontdekt dat
zich circa anderhalve
meter onder het toenma
lige maaiveld (er ligt nu
een laag Kootwijker
zand van een twee me
ter op) een ondoordring
bare ijzerlaag bevond,
waardoor het grondwa
ter aan de oppervlakte
bleef. Aanvankelijk moet
het dorp zijn watervoor
ziening hebben gevonden
in vennetjes, later is
men putten gaan slaan.
Daarvan zijn er ver
schillende gevonden. Dat
de mensen van het be
staan van de ondoor-
dat de putten tot niet
verder dan de ijzerlaag
reikten. Men waakte er
kennelijk voor de ijzer
laag te doorbreken,
waardoor de watervoor
ziening in gevaar zou
komen en het gebied
droog zou komen te
staan.
De twintigste-eeuwse ar
cheologen hebben ook
voordeel van de laag.
De ondergrond is door
de laag tot op heden zo
vochtig gebleven dat
hout en ander verteer
baar materiaal prachtig
bewaard zijn gebleven.
Volgens de archeologen
een verrassing bij een
opgraving op zandgron
den.
De huizen moeten enigs
zins bootvormig zijn ge
weest, zij het zonder
scherpe voor- en achter
zijden. Ze zijn langwer
pig en de flanken staar
een beetje bol. Niet a
leen de sierlijke vorn
van de huizen maa*
de zeer regelrnai.g»
paalzetting en de s.or»
vuldig bewerkte pale
bewijzen volgens de des
kundigen dat de timmer
manskunst, of liever de
Boerderijen uit de
vroegmiddeleeuwen op
de Veluwe bij Kootwij
kerzand. Zo moeten zij
er volgens archeologen
uitgezien hebben.
Zelfs dubbelgetande
zaagjes waren rond het
jaar 1000 bij Kootwijk
in gebruik.
houtarchilectuur op een
hoog peil stond. Vond
sten van dergelijke boot-
vormige huizen in het
Duitse Warendorf en in
Scandinavië suggereren
volgens de heer Heidin
ga dat het om een wijd
verbreide noordwest-
Europese cultuur gaat
tussen de achtste en elf
de eeuw. „Kootwijk le
vert - onverwacht - de
beste voorbeelden uit
Nederland" aldus de
heer Heidinga.
Het is merkwaardig dat
er geen sporen van be
graafplaatsen zijn ge
vonden. Er moeter» vol
gend archeologen en his
torici wel één of meer
grafvelden geweest zijn.
Maar het is nog niet ge
lukt ook maar een enkel
graf te lokaliseren, noch
uit de vroege middeleeu
wen, noch uit de Ro
meinse tijd. Men ver
moedt dat alles door uit-
stuiving verdwenen is.
Verwacht mag worden
dat zeker in de eerete
tijden dat de nederzet
ting bewoond werd. de
doden niet begraven
maar verbrand werden.
Er zijn noga! wat vcmd<-
sten gedaan. Er is een
schop of ploeg gevonden.
dubbel getande ijzeren
zaagjes, een houten weef-
spocl. stuk van een
wag. kort geleden
De k lagen in een
zogenui. .Je hutkom. De
hutkommen zoals die nu
nog in de grond zicht
baar zijn, moeten des
tijds kleine hutjes van
circa twee bij twee me
ter zijn geweest, die ver
moedelijk als opslag
ruimte zijn benut.
Er liep een 'internatio
nale' route langs de ne
derzetting; een oude
Hessenweg die langs
Kootwijk loopt een eer
tijds Utrecht met Deven
ter verbond, in wezen de
voorloper van de huidige
E 8..
Veluwe
geeft
leven uit
vroege
historie
prijs
EN
ONTDEKKERS VAN RADIUM
Pierre Curie (mrd'den) i
i zijn vrouw Marie Curie-Sklodowska in het Parijse laboratorium,
tenslotte het radium geïsoleerd
Op 4 juli 1934 overleed op 67-jarige leeftijd Marie
Curie-Sklodowska aan een ziekte, waarvan de symp
tomen heden ten dage maar al te goed bekend zijn:
die ziekte van hen, die te lang bloot gesteld zijn ge
weest aan gammastralen. Deze ziekte manifesteert
zich in het bijzonder door een ongeneselijke bloedar
moede (anemie), een teken dat het beendermerg on
herstelbaar beschadigd is. Sedertdien zijn veie men
sen aan deze stralingsziekte gestorven. Geleerden,
maar ook gewone mensen. In Hirosjfma bijvoorbeeld
of in Nagasaki. Maar dat was nadat de mensheid er
in geslaagd was de krachten, die Marie en Pierre
Curie ontdekt hadden, uit het atoom vrij te maken.
Een kleine zesendertig jaar voor Marie's sterfdag en
wel op 18 juli 1898, dus nu vijfenzeventig jaar gele
den, hadden Marie en Pierre de nieuwe elementen
polonium en radium ontdekt in dat merkwaardige
afval van de Tsjechoslowaakse glasindustrie, pek
blende. Het ontdekken van radium en het isoleren
ervan, enige jaren later, betekenden voor Marie en
Pierre een hoogtepunt in hun wetenschappelijke car
rière. Zij konden toen niet weten, dat de ontdekking
de voornaamste aanleiding tot Marie's overlijden zou
zijn en zij konden ook niet weten dat eens bommen
vol dodelijke straling en hitte boven twee Japanse
steden uiteen zouden barsten. Vooral dat laatste zou
hen beiden met grote afschuw vervuld hebben.
Een wonderlijke levensloop die van Marya, of Mania
zoals zij als kind bij voorkeur genoemd werd, Sklo-
dowska. Want hoe is het mogelijk dat dit klein sensi
bel, hulpvaardig en opofferingsgezind Pools meisje
in een tijdsbestek dat de studerende vrouw nog een
kwalijk bekeken zeldzaamheid was, zou uitgroeien
tot de beroemdste wetenschapsvrouw van de moder
ne geschiedenis.
Schijnbaar had zij alle omstandigheden tegen: het
gezin van de in Warschau wonende leraar Sklodows-
ki (de achternaam van vrouw en dochters krijgt in
het Pools en in het Russisch altijd een a-uitgang)
was weliswaar een hecht gezin en Sklodowski was
een man van grote algemene ontwikkeling, maar Po
len zuchtte toen onder het tsaristische-Russische juk.
Bovendien was Sklodowski allesbehalve gefortu
neerd. raakte niet alleen bij een ongelukkige specu
latie het beetje geid dat hij had, kwijt maar verloor
wegens zijn nationalistisch Poolse denkbeelden ook
nog zijn leraarsfunctie. Met kostgangers en bijlessen
moest hij in zijn onderhoud voorzien. Maar gelukkig
had hij bekwame en leergierige kinderen: Joseph.
Bronia, Hela en de jongste en geniaalste, Mania, die
op vierjarige leeftijd het lezen al volkomen beheer
ste.
De negentiende eeuw was de eeuw van de grote ver
anderingen. Pasteur, Bernard en Darwin deden hun
ontdekkingen of stelden hun revolutionaire theorieën
op. En door deze wetenschappelijke vooruitgang ont
stond onder de invloed van Comte en Spencer, het
nieuwe positivisme, dat, aan de hand van weten
schappelijke resultaten, een wetenschappelijk verant
woord wereldbeeld beoogde te geven. De jonge Euro
pese intelligentia nam gretig deze lijn over; zij stel
de meer en meer de exacte wetenschap boven litera
tuur en romantiek. Maar wat in de vrije landen on
belemmerd baan brak, moest in het onderdrukte Po
len langs slinkse wegen penetreren. Zo ontstonden in
Polen naast de officiële Russische universiteit, de zo
genaamde vliegende universiteiten, waar heimelijk
onderwijs gegeven werd in allerlei exacte weten
schappen. Het sprak als vanzelf dat Mania, na haar
briljante gymnasiumtijd, lessen volgde op deze ge
heime universiteit. Daar werd het zaad gestrooid dat
later zo welig zou opschieten.
Gestaald door de moeilijke omstandigheden had zij
een onaantastbaar doorzettingsvermogen ontwikkeld.
Ze zag maar één doel voor ogen: door middel van
wetenschappelijke arbeid mens, en. meer in het bij
zonder de Poolse mens, en samenleving te verbete
ren en de door haar verworven kennis in zo ruim
mogelijke mate te verspreiden. En ze had maar één
wens: te studeren aan de Sorbonne te Parijs, toen
nog in alle opzichten „la reine du monde".
De universiteit van Warschau was voor haar geslo
ten; deze instelling wees hautain vrouwelijke studen
ten af. De 17-jarige Mania was om zo te zeggen een
charmante smeltkroes geworden van „vaderlands
liefde, humanisme en intellectuele verlangens", zoals
haar dochter Eve het in de beroemde biografie over
haar moeder uitdrukt. Maar ook Manla's drie Jaar
oudere zusje Bronia koesterde eenzelfde soort ver
langen en toen deed Mania iets, dat haar zo typeer
de: ze stelde al haar spaargeld ter beschikking en
ging als gouvernante werken, om Bronia in staat te
stellen medische studies te volgen aan de Sorbonne.
Omgekeerd zou Bronia, als zij afgestudeerd was,
Mania in de gelegenheid stellen naar Parijs te gaan.
In 1891, op 23-Jnrige leeftijd begon Manln die zich
van toen af Marle noemde, huar studies in schel- na
tuur- en wiskunde aan de Sorbonne, welke studie rij
In recordtijd voltooide. In die tijd maakte rij kennis
met de knappe, maar zeer bescheiden natuurkundige
Pierre Curie, expert op het gebied van de fijne me
tingen. Hun vriendschap was aanvankelijk uitslui
tend wetenschappelijk, maar kreeg later toch een
ander accent: zij huwden in 1895.
Dat was in hetzelfde jaar, dat Wilhelm Röntgen in
Berlijn bij toeval de naar hem genoemde stralen
Ontdekte. Een jaar later constateerde de Franse na
tuurkundige Henri Becquere! dat zouten, nfkomstlg
van uraniumerts bijzonder krachtig straalden. On
derzoek naar en eventueel isoleren van de stoffen
die deze straling veroorzaakten, leek Marie Curie
een mooi onderwerp voor een proefschrift en zij en
haar man zetten zich terstond aan het werk. ZIJ in
troduceerden het begrip „radioactiviteit" en ontdek
ten dat „pekblende", een uraniumerts, dat ook tho
rium bevatte, veel sterker straalde dan het eigenlijk
zou moeten doen. „Pekblende", moest dus onbekende
elementen bevatten.
Zij slaagden er in, zij het veel moeite, grote hoeveel
heden pekblende te bemachtigen, die onderzocht
werden in een oude houten loods op het terrein van
de school waar Pierre les gaf. Na ontzaggelijk* in
spanning kon Marie bijgestaan door Pierre, aanto
nen dat twee elementen voor de straling verantwoor
delijk waren: polonium (genoemd naar Polen) en
het zeer sterk stralende radium.
Dat was in 1898. Vier jaar later, in 1902 konden de
Curies na ongelooflijke inspanningen tMerre stond
meer dan eens op het punt om het op te geven
het betrokken poeder isoleren en zo het exacte be
wijs te leveren. Toen zij op die grote dag na gedane
arbeid naar huis keerden om hun inmiddels geboren
dochtertje Irene naar bed te brengen, gingen zij te
rug naar het laboratorium. Uit de kolf met het ra-
diumpoeder straalde hel blauw-violet licht; het zelf
de licht straalde ook van alle instrumenten die met
het radium in aanraking waren geweest.
Van die dag af waren Marie en Pierre wereldbe
roemd. Beiden verwierven het jaar daarop de Nobel
prijs en Pierre kreeg waar hij al lang recht op had,
een leerstoel aan de Sorbonne. Lang zou Pierre niet
van zijn nieuwe functie kunnen genieten. In 1906
stak hij verstrooid een straat over, werd overreden
door een zware sleperskar en stierf op slag. Zijn
vrouw werd in zijn plaats hoogleraar en zette het
werk voort, tot zij, ondermijnd door de omgung met
radioactiviteit, in 1934 stierf.
Van haar kon algemeen getuigd worden, dat zij een
van de weinigen was, die, ondanks haar wereldfaam,
haar natuurlijke bescheidenheid nimmer verloor. Zij
legde bovendien de grondslag voor de hedendaagse
atoomenergie die voor de mensheid zowel een ramp
als een zegen kan zijn.
A. VAN GRINSVEN