De wraak van dwerg Kriki Pagina 6 LEIDSE COURANT ZATERDAG 7 JULI 1973 Juniorenhoek In het grote paleis van de hertog woor.de ook zijn vrouw, de jon ge hertogin. Zij hield veel van mooie kleren, maar zij ging ook graag op jacht Even heerlijk vond ze het om naar muziek te luisteren, maar liefst speelde ze met haar dwergen. In die oude tijd, wel vijfhonderd jaar geleden, was het mode dat voorname dames speelden met dwergen, die wèl net als gewone mensen ouder worden, maar niet zoals gewone mensen groeien; ze blijven altijd zo m kiein als een kind. De hertogin had binnen het paleis een huis laten inrichten voor haar dwer gen: stoeltjes en tafels, bedjes en kasten, allemaal gemaakt op hun maat. Voor de grap noemde zij het daar: Huis van de Reu zen. Elke dag stapte zij even in dat rumoerige huisje vol kleine mensen naar binnen. Dan kleed de zij haar dwergen mooi aan, of luisterde naar de fluitmuziek van Turelu, of lachte naar de treurige ogen van haar lieveling Krikri. Van Krikri hield zij het allermeest. En dat maakte ie mand anders groen van Jaloe zie: Selina, de mooiste en jong ste van de hofdames haatte Kri kri omdat hij bij de hertogin geen kwaad kon doen. Op een dag hield de hertog een grote jachtpartij. Deze morgen had zijn vrouw geen tijd om- naar de dwergen te gaan. Ter wijl zij zich liet kleden in haar nachtkleed, slipte Selina naar het Huis van de Reuzen en riep: „Krikri, de hertogin be veelt, dat je achter de jacht stoet aan zult rijden op een pony!" Dat was niet waar, Seli na verzon de leugen om Krikri te plagen. Toen die morgen het vrolijk jacht gezelschap uitreed op de snelle paarden, gingen de hoornblazers met schallende muziek voorop. Daarna volgden de hertog en hertogin met hun gasten. Mooie hofdames en knappe pages slo ten de stoet. Maar achteraan sukkelde de dwerg Krikri op zijn pony ,en naast hem de val se Selina. Natuurlijk kon Kriki de snelle ruiters niet bijhouden. Het paardje liep wat het kon, maar de achterstand werd steeds groter. Selina lachte hem uit en spotte met zijn korte be nen. Toen zij genoeg had van haar geplaag, liet ze hem in de OPLOSSING VORIGE WEEK steek. Verdrietig en erg boos wendde Krikri de teugel en keerde heel alleen terug naar het Huis van de Reuzen in het paleis. Daar fluisterde hij met Turelu, de fluitspeler. Samen smeedden zij een wonderlijk plan. Intussen heerste er een drukte van belang in de keuken van het paleis. Die keuken was wel greet als een balzaal. Hoe zou anders een feestmaal klaar ge maakt kunnen worden zoals dat hoorde in die tijd! Koks en koksjongens zwoegden voor hete vuren om vlees aan het spit te braden, vissen te koken, kruidi ge en zoete sauzen te roeren, malse groenten te stoven en he melse taart te bakken. Daar naast waren kunstenaars bezig dc schotels wonderbaarlijk op te sierenl De taart was al klaar. Het prach tige bouwwerk van amandelge bak was wel een meter hoog en «telde een schitterend fort voor. Er lag een gracht van zilver achtige room omheen waarin zwaantjes zwommen met echte diamanten als ogen. Het wapen van de hertog schitterde boven de poort in echt goud en van de torens wapperden zijn vlag. Maai binnen in de taart was ruimte overgelaten om een dwerg te bergen. Dat werd de grote verrassing van het feest maal! Turelu zou daar in ver stopt worden en fluit spelen ter wijl de taart wera opgediend. Juist toen de bakker van de taart een hulpje naar het Huis van de Reuzen wilde sturen om de fluitspeler te roepen, kwam hij er al aan: gekleed in zijn paars-met-groene wambuis, de baret met pluimen op het hoofd, de fluit in de hand. Eén-twee- drie, de dwerg werd opgepakt en in de taart neergelaten. Even 'ater was het dak er weer opgezet en werden de laatste versieringen gemaakt. ie mand had gemerkt dat het niet Tureiu was, maar Krikri die zich in het pak van de fluitspe ler had gestoken en nu in de taart verborgen zat. Iemand had ook kunnen zien dat Krikri een zak met roet onder zijn wambuis had verstopt. Toen buiten het hoefgetrappel klcnk, kwamen de jagers weer thuis. Luidruchtig, moe, honge rig en dorstig gingen allen de grote zaal binnen en schaarden zich aan tafel. Daar werden de eerste schotels binnengebracht. Grote vissen met open bekken, waaruit fon teinen heerlijke wijn spoten. De gasten aten en dronken met smaak. Daarna verscheen het gebraad: de kop van een wild zwijn, begeleid door luid schal lende blazers op de jachthoorn. „Haa!", riepen de jagers. Hier op volgde eer geroosterde pauw. Zijn prachtige staart was aan het eind van de schaal op gezet en de pages die hem droe gen, konden op een geheimzinni ge manier die verenwaaier open en en dicht vouwen. „Oooohh! riepen de dames. Allerlei heerlijks werd daarbij ge snoept en gedrronken. Maar niets was zó mooi en zou zó smtiken als de taart! Terwijl het fot de zaal werd binnenge dragen, klonk vanuit het binnen ste fluitmuziek. Niet zo mooi als de hertogin gewend was, van haar Turelu. maar daar lette zij niet op. De taart werd aangesneden. Nau welijks was er een opening in de muur van het fort gemaakt, of daar sprong de dwerg te voorschijn. Hij danste over de tafel en blies op de fluit en al len riepen en lachten van ver bazing zodat niemand nog het bedrog van Krikri merkte. Maar toen hij voor de mooie Se lina danste, greep hij vlug zijn zak met roet. Vlak voor haar roze wangen en schitterende ogen sloeg hij met de vlakke hand op de zak. Een zwarte, vette wolk omhulde de mooie Selina. Toen het roet was neer gedaald, zag haar fluwelen kleed eruit als het pak van een schoorsteenveger, en haar ge zicht. als van drie schoor steenvegers! Zij huilde van woede en dat maakte modder- straatjes op haar wangen. Maar bij de gasten liepen de tranen van het lachten over het ge zicht. De volgende dag was er heel wat uit te leggen aan de hertogin. De kok trof geen schuld. Krikri en Turelu kregen een strenge berisping die de hertogin be sloot met een knipoogje voor Krikri en een nieuw pak voor Turelu, want dat paars-en-groe- ne was bedorven. En Selina moest een tijdje gaan logeren bij een knorrige oude tante van de hertog. AFLEVERING 162 (SLOT) Edwin wilde na het diner geen speech afsteken, maar Sefton haastte zich zijn redenaarstalent aan te bieden. Hij begon hen nostalgisch aan ande re Kerstfeesten te herinneren, aan de afwezige geliefden, die vorige ja ren aan deze tafel hadden gezeten. „En die nog hier bij ons zijn, in de geest: in onze harten en. Margaret schoof plotseling haar stoel achter uit en rende huilend de kamer uit. John rende haar achterna. Sefton vroeg verbaasd. „Heb ik iets ver keerds gezegd? Wat heb ik gezegd?" John volgde Margaret in hun slaapkamer en sloeg zijn armen om haar heen. „Hij denkt niet na. bij wat hij zegt, schat." „Nee. Het was mijn schuld. M'n gemoed schoot opeens vol. Oom Sefton heeft gelijk. Als de mensen sterven, leven ze voort. in onze herinnering. We houden ze zelf in leven, dat moeten we doen. Maar de laat ste maanden heb ik alleen aan mezelf ge dacht, aan mijn eigen zorgen. Er was geen plaats voor moeder en Philip, en Robert. En dat moet toch. Ik hou nog van ze, alsof ze nog hier waren." „Niet huilen, Margaret. Je denkt nu aan ze. En ik ook. Ze leven in ons. De kwestie is. .we zijn veranderd; we zijn niet meer dezelfden als toen we trouwden. En het heeft geen zin, te proberen dezelfden te zijn. Dat kan niet." „Na België, bedoel je? En de dingen waar je met Marjorie over kunt praten? En waar je met mij niet over kunt praten." „En Michael. Maakt dat je niet anders?" „Ja. Dat zal wel." Margaret was zo dicht bij hem, dat ze fluisterde. „Ik ben bij Marjorie geweest. Daar ben ik geweest bij haar. Ze wil jou hebben, John. Maar alleen als ik je laat gaan. Dat heeft ze gezegd, John." „Wil je me laten gaan?" „Als jij haar wilt hebben, zal ik je niet te genhouden. Maar ik heb haar gezegd..dat ik je wil hebben. Tegen elke prijs." „Marjorie heeft ook iemand nodig. Goed, ie mand zoals ik, voor mijn part. Maar dat is het enige wat ik voor haar voel. I zou graag iets willen doen om haar te helpen. Maar ik kan het niet. Want ik heb jou no dig. En Johnny. Zo denk ik erover." Margaret kon geen antwoord vinden. John kuste de tranen van haar wangen, toen John-George binnenkwam om te kijken wat ze uitvoerden. Margarets plotselinge aftocht scheen het al gemene vertreksein te zijn. Ian moest weg voor zijn zondagsdienst. David vroeg of Sheila en de kinderen en hij met hem mochten meerijden. Tony bood aan Freda mee te nemen, die naar haar feestje in het ziekenhuis moest; en tante Helen; en Harry naar het station te brengen. Sefton zei dat hij nog wat wilde.blijven. Toen iedereen afscheid had genomen, ruim den Edwin en Sefton de tafel af. Edwin wist niet of Sefton het hem zou zeg gen, maar hij vroeg: „Jij zat er ook met een paar centen in, he, Sefton? In die on derneming van Howells, bedoel ik." „Ja. Voor meer dan een paar centen." „Toch niet. .met alles wat je had?" „Nou, nee, niet alles. Maar. .een beetje te veel om me prettig te voelen." Edwin wachtte tot Sefton zou doorgaan, maar dat deed hij niet. Hij drong dan ook aan. „Hoe kon dat gebeuren? Hoe kon dat uitgerekend jou overkomen?" „Doordat ik een fout had gemaakt. Een ernstige fout. En ik heb ervoor moeten be talen. En goed ook. Zo zit het." „Ik heb ook een ernstige fout gemaakt, Sef ton. Niet in zaken. Iets wat Jean me had had toegestaan". kunnen laier. goedmaken. .als ik het haar „Heb je daarom die aandelen Phaser voor David gekocht?" „En Margaret dit huis gegeven. Dat heb ik ook gedaan." „Zo. Dus je gaat verhuizen?" „Naar iets kleiners, Sefton. Ik heb niet meer nodig „Ik moet ook een kleiner huis zien te vin den." Edwi.i trok zijn wenkbrauwen op, maar gaf geen commentaar. „Weet je, Sefton, ik heb laatst wat oude brieven verbrand. Ik begon ze te lezen. Ik kon er niets aan doen. En zal ik je eens wat zeggen? Ik herkende de mensen niet die ze hadden geschreven. Ik overdrijf niet. Die van Jean aan mij en de mijne aan haar. Het deed me denken aan die keer, toen ik naar huis terugging. Naar het sombere mijnengebied. Waar ik geboren en getogen v/as. Ik kon er geen. .contact meer mee krijgen. Begrijp je wat ik be doel, Sefton?" „Datzelfde gevoel heb ik soms met Tony. Geen echt contact." „Ik heb nog een brief gevonden. Een die ik aan jou had geschreven en nooit verzon den. Hij is in erg formele termen geschre ven. Mijn ontslagbrief; van vijfentwintig jaar geleden." „Vijfentwintig jaar, Edwin? Ik kan me niet herinneren, dat je daar ook maar iets van hebt laten merken." „De tijden waren toen te moeilijk om me mijn ontslagaanvrage te kunnen permitte ren. Ik mocht je er niets van laten mer ken. Ik schaam me er nu nog een beetje voor." „Misschien was het voor ons allebei beter geweest. Beter dan al dat vitten en erom heen draaien. Mijn schuld, voornamelijk. Ik ben nu eenmaal zoals ik ben, dat kan ik ook niet veranderen." „Ik heb mezelf wel veranderd, Sefton; bij God, ik ben veranderd. Maar laten we niet somber worden. We moeten vooruit kijken. Hepen. We kunnen niet anders, he?" Edwin zag dat het bijna tijd was voor de traditionle kerstrede van de koning en zette de radio vast aan. „John en Margaret schijnen niet meer naar beneden te komen. We zullen het dit jaar sa men moeten doen, Sefton. Er is een tijd geweest, dat we niet genoeg stoelen had den. ,Ja, zegt dat wel» Ik ben benieuwd of hij iets gaat zeggen over het eerste Kerstfeest in vredestijd." Sefton vouwde ondeskundig het tafellaken op. „Waar zou hij zijn geweest, toen de oorlog werd verklaard? Ik was in de tuin met Philip. Weet je nog hoe mooi dat jaar de bloemen bloeiden?" „September 1939, Edwin. Lijkt een generatie geleden." Ze gingen zitten; de laatste sporen van het familiediner waren via het doorgeefluik naar de keuken verdwenen. „Ja", zei Edwin peinzend. „Het eind van een periode. Het begin van een nieuwe." Er kwam geluid uit de radio; tromgeroffel en het volkslied. Edwin Ashton liet zich in zijn stoel achterover zakken, toen de ko ning begon te spreken. Zijn gedachten gin gen terug naar de tijd van vóór de oorlog, toen de gebeurtenissen nog een bezit had den genomen van hun leven, en er ook tus sen de Ashtons nog geen oorlog bestond. Ons feuilleton ,,De familie Ashton,,, dat vandaag wordt beëindigd, is in meerdere drukken in drie delen ver schenen bij Uitgeverij L. J. Veen te Wageningen. Deze delen zijn echter veelal niet meer alle drie te krijgen en zullen binnenkort totaal zijn uit verkocht. Midden augustus ver schijnt evenwel bij dezelfde uitgever het complete verhaal van de beken de tV-familie als trilogie, omvang 616 bladzijden, waarvan 24 pagina's fo to's, tegen een lagere prijs dan de drie afzonderlijke delen samen. (f 19.30). Er moeten zulke grote inktvissen bestaan hebben, zoals in oude boeken is te lezen, dat ze een schip onder water konden trekken. Dat zal wel sterk overdreven zijn maar een beetje waar is het toch. Er leven in de zee reuzeninktvissen die men zelden ziet. Eens spoelde er een aan in Nieuw-Zeeland. Het beest was zeventien meter lang. In een universiteit in Amerika kon men enige jaren geleden een inktvis zien van veertien meter. Dat beest had niet alleen acht armen en zuignappen maar ook nog grote vangarmen waarmee hij de buit stevig tegen zich aan drukte. Dit andere Tarzan dan jullie misschien kennen. Maar hij slin gert ook van boom tot boom om zijn vriend te zoeken. Als je met een potlood langs de cijfertjes gaat en natuurlijk bij 1 beginnen, zie je wie die vriend is. In tent is het dikwijls gauw een rommeltje. Je kunt je kleren soms niet terug vinden. Daar doen we wat aan. Neem drie takken, ongeveer dertig centimeter lang. Schil ze af en bindt ze aan elkaar met touw, zoals je op de tekening kunt zien. De „klerenkast" kun je ook nog ophangen. Paulus de Boskabouter „Dc Hooi- kooi" Door JEAN BL'LIEU 8- ..Paulus". sprak de gekwetste uil. boorde vol verwijten. ..Ja Oehoeboeroe"piepte Paulus. waarna hij haastig een hap van dc heroverde boterham nam. „Wat jij aan mijn staart?" „Ik -eh- ik dacht..." sta melde Paulus, „dat jij die muis -hm- en dat wilde ik niet hebben". Nu was het Oe hoeboeroe die wat verlegen werd. „Hoe kom je daar nou bij?" riep hij uit. „Je weet toch dat ik helemaal zeer nimmer een muis zal.,„hm.... tenminste niet als..." Hier schraapte de brave 'uitl langdurig zijn keel ...als jij in de buurt bent. Ik wilde ja alleen die boterham maar teruggsv ..Hij is lekker hoor, welbedankt". zei Pau lus, wie het zand tussen de tanden knarste. „Tot je dienst", sprak Oehoeboeroe en vloog waardig weg.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1973 | | pagina 6