Het epos van „de Bouw
meesters
f|( h' I I Uiumvil
LEIDSE COURANT
Op een ochtend in 1785 konden
Hagenaars aanplakbiljetten le
zen met de tekst dat „de lijfgar
des te voet en te paard aan nie
mand anders dan de Staten di-
rectelijk of indirectelijk enige
gehoorzaamheid bewijzen moch
ten". Die voor de huidige lezer
wat duistere mededeling is er
voor verantwoordelijk dat er bij
na twee eeuwen lang een ac
teursgeslacht op het toneel heeft
gestaan dat bekend werd onder
de naam „De Bouwmeesters".
Want in 1785 laaide de contro
verse tussen de patriottische
Staten van Holland en de Oran
je- of Prinsgezinden steeds ho
ger op. De jonge luitenant Fre-
derik Adrianus Rosenveldt, zoon
van de kapper, pruikenmaker en
baardschrapper bij de Gevan
genpoort was toegewijd lid van
het „Esquadron Guardes du
Corps" een via een bijzondere
eed aan de Prins Stadhouder Wil
lem V verboonden lijfgarde. Het
aanplakbiljet van de Staten van
Holland betekende een ondermij
ning van het gezag van de prins
en was voor enkele van de gar
de officieren die zich bewust wa
ren van hun eed van trouw niet
aanvaardbaar. De jonge Frits
Rosenveldt werd uit de garde ge
zet, werd werkeloos burger,
mocht z'n vader nog even hel
pen met het bijvegen van de ge
knipte haren in de barbierszaak,
maar moest toch iets passenders
zien te vinden. Het werd het to
neel, en de jonge Frits werd
stamvader van een beroemd to
neelgeslacht.
Haagse garde-officier
stamvader van geslacht
van helden, komedianten,
cabaret- en revue-artiesten
kroost daarvoor kreeg ging in
de familie-kas. Bovendien leef
den toneelspelers in een zeker
isolement.
De gewone burgerij discrimi
neerde het wereldje van „potsen
makers", vaak gesteund door de
tirades van predikanten. Acteurs
behoorden nergens toe, ze leef
den van de hand in de tand als
de zigeuners van hun tijd, maar
nauwelijks het arme deel der
in kleding en manier toonden ze
natie te zijn. Die leefwijze in
een geïsoleerd wereldje werkte
het ontstaan van vele buitenech
telijke liefdesverhoudingen in de
hand, met als gevolg vele wetti
ge en onwettige kinderen.
Wanordelijk
Dat laatste is er de oorzaak van
dat het geslacht Rosenveldt plot
seling tot het geslacht Bouw
meester wordt. De zoon van de
oude Frits Rosenveldt, Louis was
getrouwd met Suzanne Lambot-
te. Uit dat huwelijk ontsproten
twee kinderen die op hun beurt
weer voor een aparte tak Rosen-
veldt-Huysers-Poolman in de
acteurswereld zouden zorgen.
Louis Rosenveldt leefde lang ge
scheiden van zijn vrouw, die
geen officiële separatie wilde
toestaan. Uit een verhouding
met de actrice Elisabeth Vink
werd een zoon geboren die de
naam van haar latere wettelijke
echtgenoot kreeg, Louis B. J.
Moor. Moor werd op zijn beurt
een bekend acteur en uit zijn
verhouding met Sophie de Vries
werd de zoon Henri de Vries ge
boren, de acteur die de wereld
afreisde met „De brand in de
Jongejan" van Heijermans,
waarin hij zeven rollen speelde
„Natuurgeluiden" schreef de Duitse pers, Artistieke climax" juichten de Engelsen i
lock in „De koopman van Venetië".
Bouwmeesters glansrol als Shy-
TT 1 TT
mijn
De geschiedenis van dat ge
slacht Rosenveldt/Bouwmeester
is door Simon Koster in meer
dan 400 pagina 's te boek ge
steld onder de titel „De Bouw
meesters, kroniek van een thea
terfamilie". De 72-jarige Simon
Koster, voormalig hoofdredac
teur van het Haarlems Dagblad
en lange tijd toneelrecensent
van dat blad kwam vijf jaar ge
leden op het idee de Bouwmees
ter-kluwen te ontwarren:
„Ik was toen bezig a
boek „De geschiedenis
Haarlems toneel, an schavot tot
schouwburg" in opdracht van
het Haarlems gemeentebestuur,
bij mijn onderzoek s.tuitte ik zo
vaak op de familie Bouwmeester
dat ik als het ware de basis
voor dit nieuwe boek al had".
Niettemin werd het voor Koster
vier jaren speurwerk in o.a.
rijks- en gemeente-archieven,
langs programma's, affiches en
kranteknipsels in het Toneelmu
seum voordat zijn boek gestalte
kreeg.
Tegelijkertijd met de verschij
ning van het boek, waarvan het
eerste exemplaar woensdagmid
dag j.l. werd uitgereikt aan de
laatste acterende telg van het
Bouwmeestergeslacht, Wiesje
Bouwmeester, organiseerde het
Toneelmuseum aan de Heren
gracht 168 in Amsterdam een
Bouwmeestertentoonstelling. Si
mon Koster: „Ik heb van die
vier jaar voorbereiding zoveel
tijd. in het Toneelmuseum door
gebracht dat daar het idee voor
een tentoonstelling naar aanlei
ding van het boek ontstond, Het
mocht zo langzamerhand best
eens, want sinds de dood van
Louis Bouwmeester in 1925 was
er nooit meer zo'n expositie ge
weest".
Twee eeuwen
Tussen Frederik Adrianus Ro
senveldt en Wiesje Bouwmees
ter, tussen stamvader en achter
kleindochter liggen niet allleen
de levens van tientallen werk
zaam als acteur, actrice, musi
cus, zangeres, revue-artiest. Er
tussen ligt de geschiedenis van
twee eeuwen toneel in Neder
land. Simon Koster: „Ik heb
niet alleen geprobeerd alle
Bouwmeesters de revue te laten
passeren, ik hoop dat het me
ook gelukt is een beeld te geven
van het toneel in die bijna twee
eeuwen tijds". Juist dat maakt
zijn boek ondanks de vele na
men van rollen en toneelstuk-
Heel Amsterdam was op de been bij de begrafenis van Louis Bouw
meester. De stoet met naast de koets o.. Esther de Boer van Rijk,
Ko Arnoldi, Constant van Kerkhoven en Louis van Gasteren sr.
vertrok van de Stadsschouwburg die lang voor hem gesloten bleef.
ken, niet alleen een uitgebreid
wetenschappelijk document
maar meer nog een familie
epos, een roman van komedian
ten en draken die je voor zo
ver de lengte dat toelaat in
één adem uitleest.
Wie vandaag in z'n nette pak
achterover in de gerieflijke
schouwburgstoel Wiesje Bouw
meester bij Toneelgroep Globe
en straks in „vrije produkties"
aan het werk ziet, moet zich
eens indenken hoe het allemaal
begon. Vandaag wordt geschre
ven, gepraat en gewerkt om het
toneel tot bredere lagen van ons
volk te brengen, toen was toneel
voornamelijk voor de minderont-
wikkelden. Acteurs zwierven
langs schouwburgen en kermis
sen en het verschil daartussen
was minimaal. In de schouw
burg kon je voor een paar cen
ten een plaats krijgen en daar
was dan je consumptie bij inbe
grepen Nog lang gedurende de
negentiende eeuw klinken tijdens
de voorstelling luide stemmen in
de zaal die om bier of grocje
vroegen en een acteur was een
hele kei als die geluiden ver
stomden.
De tonelisten moesten het vaak
met erg weinig geld doen en Si
mon Koster laat in zijn boek dui
delijk zien dat het ontstaan van
de zogenaamde „toneelfamilies"
niet alleen een kwestie van al
dan niet erfelijk talent was. Door
zijn voortdurende reizen langs
provinciesteden, met steeds wis
selende domicilie, moest een ac
teur haast wel met een actrice
getrouwd zijn en zodra de kinde
ren maar enige woorden hardop
zonder stotteren ten gehore kon
den brengen werden ze op het
toneel voor de leeuwen gewor
pen. Het weinige geld dat het
Lily Bouwmeester, filmdiva onder de Bouwmeesters, vlak
mistisch getinte film „Morgen gaat 't beter".
de oorlog in de opti-
i de grote Louis, een formidabel actrice die heeft
de naam „jonge-
jannen" werd bedacht. De we
gen van Louis Rosenveldt en
Elisabeth Vink scheidden ze
hebben geen enkel contact meer
gehad en uit een tweede ver
houding met de jonge actrice
Louisa F. M. Bouwmeester spro
ten vier kinderen voort die allen
de naam van de moeder kregen.
Drie van hen werden grote ac
teurs: Frits Bouwmeester
(grootvader van Lily Bouwmees
ter), Theodora Bouwmeester
(ook: Theo Mann-Bouwmeester)
en de grootste van allen Louis
Bouwmeester die op zijn beurt
weer zover valt na te gaan
vier kinderen uit twee huwelijken
had en twee kinderen uit ver
houdingen, te weten Tilly (Pe
rm) Bouwmeester en Wiesje
Bouwmeester. Een nogal wanor
delijke gang van zaken, waarbij
niet vergeten moet worden dat
de situatie van de acteur in de
vorige eeuw en zelfs in het be
gin van deze eeuw daar alle aan
leiding toe gaf.
Natuurgeluiden
De grote Louis Bouwmeester
vult het middendeel van Kosters
boek. Deze kleinzoon van de
garde-luitenant Rosenveldt was
een fenomeen en een van de
weinige acteurs die zelfs in het
buitenland de allerhoogste roem
behaalde. Toen hij zijn beroemd
ste rol, de Shylock uit Shakes
peare's „Koopman van Venetië"
in Duitsland speelde, schreef het
Kölnisches Tageblatt: „Een
trait-d'union tussen grandioze
artistieke bandeloosheid en grote
kunst. Men moet het toegeven:
Hij kan alles". Ook de Kölnische
Zeitung prees Bouwmeesters „li
chamelijke welsprekendheid" en
verbaasde zich over Bouwmees
ters „natuurgeluiden": „Enkele
gedeelten speelde hij zelfs zon
der een enkel woord, alleen met
geluiden van pijnlijk gekreun,
krassende begerigheid, verstikte
woede, helse vreugde, gruw
zaam welbehagen en bevende
onmacht". Al ging het de heren
esthetisch gezien wel eens te ver
men was het er unaniem over
eens dat Bouwmeesters spel tot
het beste van zijn tijd behoorde.
Veel later speelde Bouwmeester
zijn Shylock in het Nederlands in
Londen tussen Engelse acteurs.
De kritieken juichten dat men
geen Nederlands hoefde te ken
nen om deze artistieke climax te
waarderen. Terug in Nederland
moest Bouwmeester het weer
net zoals zijn voorvaderen
met kluchtwerk doen om brood
op de plank te krijgen. Willem
Rooyaards wilde hem geen enga
gement aanbieden, met Eduard
Verkade verkeerde hij op voet
van oorlog en Heijermans zat
diep in de schulden. Of we het
spel van de grote Louis vandaag
nog zouden kunnen waarderen' is
de vraag. Simon Koster citeert
wijlen Cor Hermusou die zowel
wijlen Cor Hermus die zowel
Bouwmeesters stijl als het mo
derne toneel van zijn eigen tijd
tjVm htftant/ffeh hlïthlritrnntt. a in tUrqmninrtf HVDViïïMjf
op HOI'NSIMC ih'11 I:. IKBHlItllU lui.'!,
niu&rtSitiiaisn s o in '»r uit
i'. i. i« o s i: v i: i. I
DEVÏVÏ'E
"nïïï?'' ,ïf,f"'r,:
VI' It
l'rÈtitikKnmcrriüil
/frnrfrU«i|n IW,
IIIl.iliiii-.'ii,',
Hendrik
Mrl,„
J», h»i hi.k OH Nurl.ü r
JEROME POINT IJ,
ik: listige kaittimirbciiieitdk.
HI.IJM'i l, h^ri» lli'rli Ijfj^nunr I.h
H 'all'ir,
.1. 1.1 IW'I.Hl
•liUffe 2 me, en
I"1* L«i'lnlirjfrnrL
Een affiche van de benefiet-voorstelling voor stamvader F. A. Rosen-
feldt bij hel gezelschap van zijn zoon. Twee bijrollen werden ver
tolkt door Louise Bouwmeester.
kende: „Hij zou temidden van
ons detoneren: beter: wij zouden
detoneren tegenover hem omdat
zijn spel grootheid bezat, een
grootheid waar het toneel aan
ontwend is geraakt".
Simon Koster geeft ook het „na
geslacht" Bouwmeester volop de
ruimte. Van revuekoning Louis
Bouwmeester junior, de Fren-
kels, de filmdiva onder de
Bouwmeesters, Lily Bouwmees
ter, met Pygmalion en Vadertje
Langbeen, tot en met Wiesje
Bouwmeesters nog steeds
groeiende staat van dienst. Dat
alles wetenschappelijk opgezet
met een onmisbare, volledige
„stamboom" en bronnenvermel-
ding achterin het boek kwam
tot stand met subsidie van het
ministerie van cultuur, recreatie
en maatschappelijk werk
maar niettemin doorspekt met
vele anecdotes. Om maar te be
sluiten met de stamvader van
de familie: Koster verhaalt in
zijn fraaie geïllustreerde boek,
ontsierd door een paar zetfoutjes
en een enkele ontbrekende regel,
over Frederik Adrianus Rosen
veldt dat hij zijn hoofd placht
kaal te scheren om zijn pruiken
beter te dragen. Behalve dat dat
kale hoofd hem eens redde in
een duel, waarbij hij z'n pruik
niet wilde beschadigen en z'n te
genstander in de lach schoot,
gebruikte hij het om een bij het
publiek geliefde stunt uit tc hn-
len. Op zijn blote hoofd zette hij
een metalen helm, daarover
deed hij een dikke pruik en als
een bepaald toneelstuk dat vroeg
stak hij die achter de coulissen
in brand en rende zo het toneel
op. Er is wel wat veranderd
sindsdien.
BERT JANSMA
Simon Koster De BOUW
MEESTERS, KRONIEK VAN
EEN THEATERFAMILIE. Van
Gorkum, Assen, 36,—.