„Alleen een toupet zie je slechte Perfectionistische regelzucht in Den Haag \V_4k Haarwerker Theo Zantman: VNG-voorzitter Roeien: Nederlandse! gemeenten voelen zich miskend Kaalheid kan alleen op onnatuurlijke wijze bestreden worden ARNHEM De gemeenten voelen zich in de steek ge laten, miskend. Wat eens de ruggegraat was van onze democratie, is geae- genereerd tot een trieste club van lokale bestuur ders die met lege handen een niet gekozen beleid moeten verdedigen tegen over de burgers. Aan han den en voeten zijn ze ge bonden aan Den Haag, dat letterlijk en figuurlijk hen de wet voorschrijft. Het slot zit op de portemonnee, terwijl voor de uitvoering van de hen opgedragen taak de gemeenten steeds meer geld nodig hebben. De Vereniging van Neder landse Gemeenten, een eerbiedwaardige vereni ging die al meer dan zestig jaar bestaat, neemt dit niet langer. Enige tijd ge leden heeft de VNG in een open brief aan de kabinets formateur in vinnige be woordingen de problema tiek uiteengezet. Dttrgemeesfer <>s. .T. A. F. Roeien van Arnhem, te vens voorzitter van de VNG, staat helemaal ach ter de in het boekwerkje met de titel ,,de gemeenten in de tang" geuite kritiek. Het is geen klaagschrift van de gemeenten om meer geld", zegt de heer Roeien. ,,Waar het in de eerste plaats om gaat is dat de rol die de gemeen ten spelen in ons gedecen traliseerde staatsbestel, op de achtergrond is geraakt. Tegen de toenemende cen tralisatie, het alles regelen de Den Haag, daartegen tekent de VNG in deze open brief verzet aan. Het gaat dus duidelijk om twee dingen: om het gebrek aan erkenning en om het ont houden van voldoende fi nanciën". „Een typisch voorbeeld, dat als illustratie voor zowel het een als het ander kan dienen, is de toegestane toeneming van de gemeentelijke uitgaven vergele ken met die van het rijk. De ge meenten mogen voor 1973 5,85 procent meer uitgeven en het rijk heeft voor zichzelf dit per centage op 8,4 vastgesteld", al dus de heer Roeien. Het is dan ook geen wonder dat veel gemeenten de eindjes steeds moeilijker aan elkaar kunnen knopen en dat een te kort op de begroting geen uit zondering meer is. Het gevolg is dat de gemeentebesturen vra gen om extra middelen en daar voor moeten ze een beroep doen op artikel 12 van de wet finan ciële verhoudingen. Dat bete kent dat ze onder curatele van het rijk komen te staan: voor bijna alle uitgaven van een beetje omvang moet eerst toe stemming gevraagd worden en dat is voor een gemeentebestuur dat zichzelf respecteert natuur lijk geen pretje. „In die gemeenten", zo schrijft de VNG in de open brief, „be heerst het gebrek aan financiën het gehele beleid. Het gemeen tebestuur heeft daar vrijwel geen invloed meer op. Het ge meentebestuur is zijn zelfstan digheid kwijt". Burgemeester Roeien taxeert het aantal ge meenten dat een „rijkspottenkij ker" heeft gekregen op onge veer 30 procent. „Wij zijn bang dat je op die ma nier de gemeenten onthooft. Want waar gaat het om? We hebben een gedecentraliseerd bestuursapparaat. De gemeen ten moeten vrijheid van hande len hebben om hun taak te kun nen uitvoeren. Wanneer er nu steeds meer centraal geregeld gaat worden uit een perfectio nistische regelzucht, dan hol je de democratie stelselmatig uit. De gemeenten begrijpen duvels goed dat we met z'n allen zui nig moeten zijn, maar het gaat om de verdeling van de midde len". „Waarom zou het rijk meer mo gen uitgeven dan de gemeenten, daar willen we dan een motive ring voor hebben. Het is mis schien wel begrijpelijk dat rege ring en parlement zo handelen als ze nu doen, maar ze moeten het zicht op het grondvlak niet verliezen. Vandaar dat we ook niet alleen de kabinetsformateur hebben benaderd met deze open brief, maar we hebben ook ge sproken met de fractievoorzit ters. Wat bedoelt de VNG met de op merking dat het gemeentebe stuur zijn geloofwaardigheid dreigt te verliezen tegenover de burgers? „Aktiegroepen nemen de natuurlijke taak van de ge meentebesturen over", schrijft de VNG. Het antwoord van de heer Roe ien: „De aktiegroepen zetten de gemeentebesturen in hun hemd. Een gemeentebestuur heeft niet de ruimte om wat te kunnen doen, is gebonden aan handen en voeten en een aktiegroep kan doen wat ze wil. Een groot deel Burgemeester Roeien, voorzitter VNG: gemeenten worden onthoofd van de tijd van een gemeente raad wordt besteed aan het pra ten met aktiegroepen en het we melt ervan. Aan de eigenlijke taak komen de gemeentebe stuurders niet toe". Wanneer het woord aktiegroepen valt en wij burgemeester Roe ien vragen of een hardere aktie ook van de VNG te verwachten is omdat er nu al jaren ge plat wordt maar de situatie voor de gemeenten steeds slech ter wordt zeg: hi': Ik geloof ir. goed geargu-nent-erdo beto gen. Je moet met sterke argu menten komen en daarmee de mensen overtuigen. Dat is een veel moeilijker weg dan het houden van optochten en maar allerlei woeste kreten slaken". Alsof hij betrapt wordt op een on voorzichtigheid voegt de heer Roeien er echter meteen aan toe dat hij iedereen natuurlijk het recht gunt wel de straat op te gaan. „We zitten met z'n allen in een fi nancieel moeilijke positie, maar er moet een betere verhouding komen. Er zal geschoven moe ten worden, prioriteiten moeten worden afgewogen en dat kun nen de gemeenten niet doen. Wij kunnen niet op de stoel van de regering gaan zitten en dat willen we ook niet. maar het gaat om het functioneren van de gemeenten die essentieel zijn voor onze democratie". De gemeenten hebben zelf al vastgesteld dat bepaalde voor zieningen niet meer alleen door een bepaalde gemeente opge bracht kunnen worden en er is een wettelijke regeling die het samenwerken van verschillende gemeenten mogelijk maakt. Een soort vrijwillige gewestvorming is dus al enige tijd bezig te groeien. Ook in de open brief van de VNG wordt hier wat over gezegd: on der het hoofd financiën wordt uiteengezet dat steeds meer col lectieve voorzieningen moeten worden gef nancierd. Er wordt dan vrijwel uitsluitend gepraat over rijksuitgaven. Veel minder aandacht krijgt het feit dat een zeer groot deel van deze collec tieve voorzieningen in en door gemeenten tot stand moet wor den gebracht. Als typerend voorbeeld over hec niet denken aan gemeentelijke^ belangen wordt aangehaald de behandeling van het ontwerp get westwet. De minister van finan ciën verklaarde toen dat de fi nanciën voor de gewesten waart schijnlijk buiten de gewestwet) om geregeld zullen worden. Maar ook deze minister wist niet waar dat geld vandaan zal moe ten komen. Ook de heer Roeien ziet hier pro blemen. „Het moet zo zijn: dat wat in de streek geregeld kan worden moet daar gebeuren. Dat moet je niet centraal gaan doen. Ik denk hier aan zieken huishouw, onderwijs en wel zijnszorg bijvoorbeeld. In Den Haag denkt men anders en dit plaatst de gemeenten steeds weer voor perfecte regelingen waar geen enkele speelruimte inzit. Het ergst is dat voor de gewestvorming. Er is spontane [j samenwerking gekomen en dit proces is nu al zover voortge schreden dat een wettelijke on derbouw nodig is. Die laat ech ter op zich wachten en de ont wikkeling van de gewesten is geblokkeerd. Het lijkt op een patstelling. En eerlijk gezegd doen de opmer kingen van de VNG in de open brief, waar men het heeft over de mogelijkheid om uit de im passe te komen, een beetje voorzichtig aan. De VNG zegt: „de moeilijkheden zijn niet al leen van financiële aard, ook niet alleen een kwestie van be ter coördineren op rijksniveau, maar het rijk zal w»°- vertrou wen moeten stellen in het willen en kunnen van de gemeenten. Pas als die gezindheid weer is teruggekeerd zullen gemeenten i en rijk de problemen kunnen oplossen". BERT TIGCHELAAP VRIJDAG 4 MEI 1973LEIDSE COURANT Een pruikje maakt van een oude, kale man, een mant een man die er een stuk jonger uitziet Dat malletje wordt met gege vens van b.v. haarkleur en haarval gezonden naar het be drijfje van de Zantmans in Rot terdam. Daar krijgt het de be handeling die moet leiden tot een gegarandeerd goed toupetje met garantie. Die techniek van het haarknopen is verwant aan het smyrnaknopen. Het haar wordt dubbel geknoopt op stuk jes folie of op het tule. Desge wenst heeft de onderlaag de kleur van de hoofdhuid. „Het systeem kennen we al uit onze toneelkapperstijd. We heb ben het natuurlijk wel verbeterd en verder ontwikkeld. We ge bruiken alleen echt naar.' Het wordt gehekeld en gesorteerd. Daarna veredeld, dat is op che mische wijze ontschubben. Dat is vreselijk belangrijk, want b.v. het haar van onze toupetjes klit niet en is kleurecht. Als het toupetje klaar is, begint het ei- genlijk pas. Een toupet is een prothese, een onnatuurlijk iets. Wij maken het iets nonchalan ter dan het eigen haar. Op het hoofd van dei man wordt het in- geknipt op een dusdanige ma nier dat er niets van te zien is. Het toupet moet begeleid wor den, want het is nooit af, zolang het eigen haar groeit cn ver kleurt". Theo Zantman krijgt de bouwste nen voor zijn handel, het haar, met kilo's tegel'jk binnen. „Er zijn genoeg beunhazen die je zelfs synthetiscn spul willen le veren. Dat pikken we natuurlijk niet. Wij gebruiken uitsluitend West-Europeps haar waarvan de marktprijs op ongeveer 150 gul den de kilo ligt. Alleen haren van 20 cm. of langer zijn bruik baar. Wij doen geen'enkele con cessies aan kwaMteit". Niet alleen brengen de toupets redding in de haarnooa .'an de modebewuste man, maar wor den ook de ziekenfondsen gecon fronteerd met de noodzaak van deze „protheses". Theo Zant man: „ik ben erkend zieken- fondsleverancier. Er komen hier soms zielige figueren die door de ziekenhuizen worden ge stuurd. Iemand die zijn hoofd huid kwijt is, mensen die door psychische schokken kaal woi- den en laatst een meisje van drie, dat kaal vas. Deze men sen helpen wij hier. Het geeft een enorme voldoening van je vak als je deze mensen weer vrolijk en met nieuwe hoop de zaak ziet uitgaan". Theo en Erna zijn een begrip ge worden in kapperskringen. Hun werk spitst zich toe op de trai ning van kappers omdat daar het fundament wordt „geplakt"' voor het nieuw koppie haar!" Wat vijf jaar geleden nog all een rare verdwazing en vertwii" feld werd beschouwd, is nu een alledaags verschijnsel. „Er lo pen duizenden met toupetjes, maar gelukkig vallen ze niet al- lemcfil op", zegt Theo Zantman. „Alleen de verschrikkelijk*? C&a. gen, die zie jc. Ik ben er trotsj^ op dat ik op straat nooit mijn vrouw kan aanstoten en zeggen, kijk daar wandelt een toupetje van mij". LEON VANKAN.De ROTTERDAM Een kalende man loopt de zaak in als een overjarig boekhoudertje en komt er later uit als een vleselijk afgietsel van Jason Hing. De man van vandaag is modebewust. Hij wil niet ou der lijken dan hij is, of sterker: hij wordt geacht langer jong te blijven. Veel mannen bereiken een hogere graad van ijdelheid dar. vrouwen en hebben daarbij de pech dat een snellere neiging tot kaalheid ais een vloek rust op hun levenswandel. Niet voor niets hebben enkele jaren geleden handige jongens ons ingevoerd in het pruiken- en toupettentijdperk. Toupettenkoningen, haarboeren en pruikenleurders en zogenaamde haarinstituten hebben voor één van de oudste beroepen van de wereld een nieuwe markt ge schapen. Het zijn echter de wei nige serieuze haarwerkers die het pleit gaan winnen. Een van hen, de grootste in ons land op het gebied van haarmaatwerk, is de 29-jarige Rotterdammer Theo Zantman, die samen met zijn vrouw Erna en 21 mede werksters 250 toupets per maand verkoopt. Theo Zantman is een rap prater. Hij spreekt over mallen, tulen, folie en hekel. Als je dat in een pot stopt, stevig klutst en nog eens maalt, komt er een toupet je uit. Helemaal op maat, in de juiste kleur en nog natuurlijker en nonchalanter dan het eens zo geprezen eigen haar. Theo maakt een duidelijk verschil tussen haarwerkfabrikant en pruikenmakers- of -handelaren. Hij wil er niet te veel over kwijt, maar laat toch doorsche meren dat er in het pruikenge- bied heel wat beunhazen rond huppelen. „Er zijn handelaren", zegt Theo, „die pruiken en haar met boten vol uit China en Hongkong aan slepen. Synthetische pruiken en op alle mogelijke manieren ont kleurde en weer geverfde prui ken worden bij de kappers voor de etalage gezet. Kaal meneer? Dan dit of dat pruikje. De men sen kunnen geen verhaal halen na enkele maanden wanneer de geknoopte haren loslaten. Als een bui regen op een geverfde pruikje valt hou je een bundel kledder over". Gevraagd naar de welig tierende haarinstituten met de fraaiste anglosaksische benamingen, zegt Theo Zantman: „Er zijn er bij die het haarinplantsysteem propageren. Dat systeem is zo oud als de wereld, de bosjes mannen deden dat al. De klant wordt overdonderd. Het eigen haar wordt geknoopt en ander haar eraan vastgemaakt. Het instituut zegt er niet bij dat het eigen haar groeit en dus de kno pen na enige tijd loslaten". Volgens Theo Zantman kan kaal heid alleen op onnatuurlijke wij ze worden bestreden. Haarmid- deltjes, lotions, pillen, crèmes helpen slechts de cosmeticafa- brikanten rijker worden en de hoofden van de klanten kaler. De kalende man rest een redding: het goede toupetje. Theo: „je ziet soms verschrikkelijke als je nergens voor deugde, te genwoordig heeft het beroep iets artistieks, de kapper moet bij blijven door middel van cursus sen en trainingen. Een kapper van de nationale equipe is der de geworden met een toupetje van ons op de wereldkampioen schappen in Barcelona. Daar lees je niets over. Als iemand kampioen „mens erger je niet" spelen is, zit hij bij Duys, een kapper die avonden en avonden traint in zijn vak, wordt doodge zwegen" dellen rondlopen. Dat zijn de Zantman heeft zijn beroep spelen- slechte toupets, hoofden met heugafelttegels. De goede tou pets zie je niet". Een goed toupet moet tot stand komen via een wisselwerking tussen kapper en haarwerker. Daarin schuilt tevens het risico van het vak. De haarwerker kan nog zo goed zijn, als de kapper de maat verkeerd op neemt, of geen oog heeft voor de psychische elementen die bij een nieuwe haardos een rol spe len, blijft de haarwerker, on danks zijn research en door- wrikte systemen nergens. Zant man heeft er iets op gevonden. Hij instrueert de kappers op technische clubs en instrueert tevens de kappertrainers. Theo: „Daar is veel te weinig van bekend. Vroeger werd je kapper derwijs aangeleerd als toneel kapper. Hij zegt: „Een jaar of tien geleden had nog niemand van een haarstukje gehoord, toch maakten wij bij het toneel legio pruiken voor de spelers. Ik heb heel wat toupetjes ge maakt voor Hans Tiemeyer bij „Theater" en voor Henk van Ulsen. Ik merkte gewoon dat hij zich lekkerder voelde en zeker als niemand het in de gaten had. Erna, mijn vrouw, en ik begonnen toupetjes te maken voor enkele mensen. Dat werk stapelde zich zo op, dat wij moesten kiezen tussen het thea ter en het eigen werk. Bij het theater was het toupetje alle maal liefdewerk en schouder klopjes, maar je kon er geen brood van eten. We zijn in Rot terdam begonnen op een boven kamertje. De toupetjes werden geknoopt op een keukentafel. Dat was alles wat we hadden. Haarwerker Zantman is officieel een fabrikant. De kapper zet de kalende klant geen pruik op, maar maakt een malletje van het kalend stuk in de haardos. i goedzittende pruih

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1973 | | pagina 14