kt
'y
y
3
Derde klassers
van de
Rosaschool
schreven
een boek (2)
Babbes, het olifantje
DE AVONTUREN VAN PIET POTLOOD
I7j ZATERDAG 21 APRIL 1973 LEIDSE COURANT PAGINA 11
Juniorenhoek
gen van de derde klas van de
Rosaschool, onder het toeziend
oog van "juf" Oliemuller heb
ben geschreven. Het heet:
n een ver land woonde eens
een olifant, die een baby zou
krijgen. Toentoen werd het
geboren. Het heette Babbes.
Maar hij groeide niet hard. Het
was een ondeugend olifantje. Op MARJOKE,
een zonnige dag dacht hij: ik
kan de wijde wereld wel in. 's
Avonds rolden er bij moeder
traantjes over haar slurf. Ze
dacht: morgen gaat Babbes de
wijde wereld in. Snif, snif.
...d...da...da..g,
zijn slurf. Moeder, moe
derBabbes, Babbes, mijn
zoon. Die avond was het feest in
het circus. Hier komt Babbes
met zijn moeder, zei de direc- 1
teur. Babbes en zijn moeder
treden die avond voor het eerst
op*.' En ze leefden nog lang en
gelukkig in het circus.
CARLA. ANGELI-
QUE, JOKE.
Vijf garenklosjes, drie grote en
twee kleine, zijn genoeg om de
ze soldaat te maken. Lijm de
klosjes aan elkaar, zoals op de
tekening, en verf ze. De armen
maak je van zo'n stokje met
wol" waarmee vader zijn pijp
schoonmaakt.
..snifsnif.
Oplossing
vorige week
lij liep....liep. ..liep tot hij mid
den in een bos terecht kwam en
een huisje zag. Hij dacht: daar
woont vast een mooie, schone
fee. Er kwam een mooie, blon- mdianenhelft nummer 2 hoort bif
vrouw naar buiten. Die het bovenste plaatje.
w zei: kom maar bin-
Babbes. Hoe weet u nou dat
ik Babbes heet, mevrouw? Hij
een heel tijdje stil. Je kon
een speld horen vallen, zo stil
was het. Toen klonk er een die
pe zucht van de fee en de fee
ei: ik heet Carodina, de fee.
lus u, u bent toch een fee? Ja-
eker, zei ze met een hoog
temmetje. Carodina zei: wil je
een nachtje bij me slapen. Heel
graag. fee. Heeft u wat te eten
voor mij? Want ik heb een dag
niet gegeten.
abbes plofte op een heerlijk
zacht bed neer. En sliep gelijk.
Hij snorkte heel hard. Toen be
gon zijn droom. Hij droomde
hij kon toveren. In zijn
droom zei hij: Karra, karre-
kantje, ik ben het toverolifantje.
Toen werd hij wakker geschud
door de fee. Êr staat eten voor
je klaar, Babbes. O, dank u
wel, fee, zei hij met een slape
rig stemmetje. Toen hij gegeten
had, zei de fee: Babbes, jij mag
een wens doen, omdat je zo lief
bent geweest. Ik wens, dat ik
kan vliegen, zei Babbes. Coradi-
de wijde we
reld in. Daaaaaag! Babbes zei
Een dier uit lang vervlogen tijden. Dit dier heet Edaphosaurus en
leefde zo'n driehonderdmiljoen jaar geleden. Het had een heel sterke
kop en ook weer meer dan twee rijen tanden en kiezen. Men neemt
aan dat hij van mosselen en andere schaaldieren leefde. De Eda
phosaurus kon drie meter lang worden.
A
D
1
3
S2!
toverspreuk dat hij kon vlie- jwee mensen en twee dieren en daaronder vier voorwerpen. Ieder voorwerp hoort bij een mens of t
gen. En die spreuk was: vlieg,
vlieg hoog door de lucht, oli
fantje; olifantje op de vlucht!
Babbes dacht: er is niemand
me hoort.
dat had Babbes mis. Want
achter een struik zat een boze,
gemene heks. De heks nam de
bezemst-E-el en vloog door de
lucht Babbes achterna. Opeens
stond Babbes stil, en de heks
v'oog tegen hem aan. Babbes
viel naar beneden en dacht: dat
deed Coradina zeker. En daar
*ag hij boven zich een oud
vrouwtje op een bezemsteel lig
gen. Babbes trompetterde en
'iep hard weg naar Coradina.
Hij riep: Coradinaaaa. Coradi-
naaa, kom eens vlug. Coradina
';ep op het geluid af en riep:
*ie roept mij? Ik, Babbes! Bab
bes, wat is er? Ik zag een oud
vrouwtje op een bezem liggen,
"iet een gek blauw be-est ach-
l'rop. O. dat is de gemene heks
Binita. En dat beest is een
H blauwbilgorgel. Maar blijf ver
J van die twee vandaan want als
die blauwbilgorgels spuwen, dan
*ord jij ook een gemene blauw
bilgorgel-gast. Babbes trilde en
<i,met rillende stem: ik kom
"ooit meer bij die twee.
fn week later kwam Babbes bij
e*i> circus aan. Hij zag een di-
toteur en stapte er naar toe.
fij vroeg: mag ik bij u werken
u -het circus? Ja. dat mag,
B«pr je moet met een andere
'lifant optreden. Toen hij bij de
üdere olifant kwam. schrok
dier. Zoek ze eens bij elkaar.
AFLEVERING 100
.Is het soms niet waar? Ben ik hem soms
niet tegen het lijf gelopen? Pech voor jou.
Weet je niet meer, dat hij net weg ging,
toen ik met achtenveertig uur verlof kwam?
En jij hebt hem vast niet de bons gegeven,
alleen omdat ik erachter ben gekomen'.
'Colin en ik leven niet bij elkaar, als je dat
bedoelt'.
.Moet ik dat geloven? David riep de kinde
ren. .Peter. Janet. Kom. 't Is tijd voor de
verjaardagsthee'.
,David'. Sheila had weinig tijd om te ant
woorden. daar de kinderen al naar hen toe
gerend kwamen. 'Ik wil scheiden'.
,Op grond van mijn overspel zeker, niet het
jouwe'.
.Je geeft toch toe dat er andere vrouwen
zijn? Je kunt moeilijk anders'. .Goed, ik
zal het toegeven, als je dat wilt'. Peter
was het eerst bij hen en sloeg zijn armen
om zijn vader heen. Janet, die niet ver
achter was, greep zich aan haar moeder
vast. De ruzie moest worden beëindigd.
Het verjaardagsfeestje verliep prettig. Ieder
een deed zijn best. Maar toen de kinderen
moe waren en naar bed moesten, zei Da
vid zo luchtig mogelijk: ,,Als jullie vlug in
bed liggen, heb ik nog tijd om je toe te
stoppen vóór ik wegga'.
Er ging een gehuil van protest op en me
vrouw Thomas zei ,U kunt de laatste trein
alleen halen als u nu meteen weggaat.
Waarom blijft u vannacht niet hier?'
Ze gaf zichzelf niet veel kans als vredesticht
ster, maar ze wilde het zo graag.
,Nee. Ik moet terug. Maar in ieder geval be
dankt'. Sheila wist dat hij loog, maar zei
niets.
Hij bracht Peter en Janet naar bed, stopte
hen in en kuste hen. Toen hij alleen met
Sheila bij de voordeur stond, zei hij: ,Toen
ik thuis kwam en die vent zag, ben ik naar
dat meisje gegaan. Ik dacht dat het uit
was, tussen ons. Voorgoed. Daarom ben ik
naar haar toe gegaan. Ik dacht dat ik van
haar hield. Ja, ik hield van haar. En ze
heeft een kind van me, als je dat wilt we
ten.'
'Nee. dank je'. Sheila voelde haar handen
ijskoud op haar wangen. ,Er was één ding
wat me trouw deed blijven. David. Ik heb
me altijd vastgehouden aan de gedachte,
dat je ondanks alles van me hield. Dat kon
je niet vernietigd hebben. Dacht ik. Dat
kan niet, dacht ik. Hij houdt nog van me'.
,Ik hield ook van je. Maar ik hield ook van
haar. Liefde is geen monopolie, Sheila. Je
kunt niet alles alleen hebben'.
,Dus je houdt niet meer van me? Ik kan het
beter uit de eerste hand horen'.
.Ik moet gaan, anders mis ik m'n trein'.
Toen Sheila de deur achter hem dicht deed,
kon ze haar tranen niet langer terughouden.
Januari 1944
Harry Porter had zo zijn best gedaan om uit
te leggen waarom hij zonder zijn vrouw
was gekomen, dat Margaret vermoedde
dat er iets mis was. .Zie je Celia zei van
morgen, dat ze vaifmiddag naar Liverpool
zou gaan, om een paar dingen te kopen,
die ze in Chorley niet kan krijgen. Daar
om ben ik zelf gekomen en heb John op het
raadhuis opgebeld. Vanuit het station'.
.Hij mag geen privé-telefoongesprekken voe
ren', zei Margaret tegen haar schoonvader.
.Ja, dat zeiden ze. Tenzij het een kwestie
van leven of dood is, of zoiets. Ik heb een
paar uur de tijd. Ik heb gehoord dat de
Amerikanen bij Anzio een bruggehoofd
hebben. Dat is niet slecht, he?'
Margaret zei hem, dat Edwin niet var zijn
werk naar huis zou komen. Hij was die och
tend weggegaan, om zijn neef in Castleford
op te zoeken. Harry Porter scheen dit niet
erg te vinden; hij liet ook niet merken dat
hij speciaal Edwin had willen ontmoeten.
Het heefte iets met Celia te maken, dacht
Margaret; hoe kon Harry het toch bij haar
uithouden? Hij moest wel elk voorwendsel
bruiken en elke gelegenheid te baat nemen
om die klagende stem een tijdje niet te ho
ren. Maar er was nog iets anders. Ze voel
de het. En ze had gelijk.
Celia deed geen boodschappen. Ze zat thee te
drinken aan een marmeren tafeltje in de
stationswachtkamer, toen haar zoon bij
haar kwam. John vroeg bezorgd wat er
aan de hand was.
„Is het vader?"
„Nee, met hem gaat het goed. natuurlijk. Ze
wilden me niet met je doorverbinden,
daarom moest ik zeggen, dat een van de
naast* familieleden ziek was. Die ambte
naren trekken zich tegenwoordig nergens
iets van aan. Die denken dat je ze met li
chaam en ziel toebehoort, is 't niet zo?
Nou, zeg ze maar uit mijn naam dat ze
het mis hebben."
„Waarom hebt u ons niet laten weten dat u
zou komen, moeder? We hadden elkaar
toch thuis kunnen ontmoeten, in plaats van
hier? Maakt vader het heus goed? U zegt
dat toch niet alleen maar voor mij?"
die jaren die smeerlapperij heeft ingea
demd. Ik heb hem altijd gezegd, dat dat
werk niet goed voor hem is. Maar je kunt
tegen hem praten, zoveel als je wilt, hij
luistert toch niet. Dat heeft hij nooit ge
daan."
„Ik ga even een broodje halen. Wilt u er ook
een. moeder? Of nog een kop thee?"
Margaret stopte John-George in bed. „Hoe
vindt u uw kleinzoon?", fluisterde ze, om
hem niet wakker te maken.
„Slaapt hij altijd zo vlug in?", vroeg Harry.
..Zeker niet. Hij wil alleen maar een goede
indruk op opa maken."
Toen Margaret zich in de huiskamer in een
stoel liet vallen, slaakte ze een diepe
zucht.
Harry keek haar onderzoekend aan. „Je hebt
het John zeker nog niet verteld? Als je het
had gedaan, zou je me nu wel hebben ge
zegd hoe hij het opnam."
.Over Michael, bedoelt u? Nee. Nog niet. Ik
heb het nog niet gedaan."
„Je kunt nu niet meer zeggen, dat hij er nog
te zwak voor is. Hij is de laatste tijd veel
beter geworden."
„Ik weet wel dat ik het hem moet zeggen. Ik
weet het. Dat heeft Freda me ook al duide
lijk gemaakt. Het probleem is alleen, hoe
langer je wacht, des te moeilijker wordt
het. En het gaat nu juist zo goed tussen
ons. .ik wil het niet weer helemaal beder
ven. Ik ben bang. .dat ik dat zou doen.
Gelooft u ook niet?"
„Denk je dat hij het je niet zal vergeven,
Margaret?"
„En dat hij me niet zal vergeven, dat ik het
zo lang voor hem verborgen heb gehou
den."
„Daar had je heel goede redenen voor, Mar
garet."
„Maar zal hij het ook zo zien?"
Harry's stem klonk schor, maar flink. „Je
moet het hem zeggen. Zo gauw mogelijk.
Het zou namelijk best kunnen, dat Celia
daarvoor naar Liverpool is gekomen. En je
wilt toch niet het gevaar lopen, dat zij het
hem vertelt?"
Nu kende Margaret de werkelijke reden van
de komst van haar schoonvader. „Ja. U
hebt gelijk."
„Weet je. .als je het niet doet. .is Celia je
voor. En wat dan?"
Celia had Harry beloofd, dat zij het John
niet zou vertellen, maar alleen omdat hij
haar had bedreigd, dat hij anders van
haar weg zou gaan. Ze hadden er hier, in
het huis van de Ashtons, een hevige ruzie
over gehad. Margaret herinnerde zich dat
maar al te goed.
„Je weet hoe zijn moeder is. Ze heeft het
nog altijd over de manier waarop ze het
ontdekt haeft. Op die Kerstavond. Die brief
van.