Wil den Hollander NCRV brengt bestseller .Boerin in Frankrijk" op televisie /,0p zoek de ik in heuvels slakken vlucht kluizenaars bestaan" en ik (fflq£p ZATERDAG 7 APRIL 1973 i^SÊÊÊÊmkM Actie, camera loopt. Lia Dorana onderhoudt zich op het erf van haar oude boerderij in Frankrijk met een ingezetene van het dorp Inval-Boiron-. Deze bijrol wordt gespeeld door mevrouw Serlerse, die trots bekend, dat ze eens met Vier zusters het vliegende trapezenummer "De vijf Serierses" heeft gemaakt. Op het erf van het boerengezin Den Hollander in het Franse Inval-Boiron zwoegt NCRV-regusseur Bob Löwestein (midden) aan zijn nieuwe monster-televisieserie "Boerin in Frankrijk". De hoofdrol van boerin-schrijfster Wil wordt vertolkt door de actrice Lia Dorana (tweede van rechts). redeneerd, want ze hebben hier vaker dorst dan aanvechting om naar de kerk te gaan. Nu staat dat nieuwe ding al jaren leeg en we hebben nog steeds geen kroeg". Maigret Inval-Boiron Achter Amiens is de aarde nog altijd woest en ledig als in de eerste scheppingsdagen. De ka thedralen hebben al lang plaats ge maakt voor scheefhangende godshui zen met baardschurft in de galmga ten; de wegen zijn kronkelende navel strengen, die door doodstille dorpen slingeren, waar mesthoop en kerk de enige herkenbare punten zijn. De boer derijen liggen diep verscholen achter knotwilgen en eisen in smalle plooien tussen eindeloos golvende heuvels. De vrouw, die ons even buiten Camps de weg wijst naar de boerderij van Wil den Hollander draagt haac kortge knipte snor met ere. „Les Hollandais", zegt ze welwillend, „goeie mensen. Te goed voor deze streek. Wij zijn hier niet gewend om zo hard te werken als zij. Die man heeft 85 koeien en zijn vrouw schrijft boeken. Ik heb ze niet gelezen, want ik ken geen Hollands. Maar ze zal het wel weer hebben over onze achterlijkheid. Wij zijn hier een achterlijk volk". Ze prikt over de drempel een bestraffende vinger in de schemering van haar café, waar een man in een blauwe overall met gebo gen hoofd boven een glas rode wijn op de ochtend kauwt. „Ah, les Hollan dais", zegt ze zacht, „brave mensen". Verderop in Sénarpont verkoopt Mada me Poyen in haar „Café-Tabac„ ge krulde ansichtkaarten van dertig jaar geleden. „Nee, in kleuren heb ik ze niet", roept ze stuurs. „Waarom wilt u eigenlijk gekleurde ansichtkaarten van Sénarpont?" Ze kijkt me wantrouwig aan, strijkt nadenkend over haar don kere snor. Achter haar, boven de gla zen potten met ulevellen en zoute drop is een groene schap ingeruimd voor bladen, waarop Brigitte Bardot haar lippen tuit boven iets verkleurde punt- borsten. Madame Poyen verkoopt ook briketten en zalmkleurig^ onderjurken in alle maten. Op de muur van het station, omringd door guirlandes van gifgroen mos, hangt een vergeelde dienstregeling. Er gaan per dag vier treinen naar Parijs, maar op zon- en feestdagen is de chef fin gemachtigd haar station te sluiten. Nu pakt ze achter het raam een brei werkje van haar bureau en zet een nieuwe serie steken op. De volgende trein gaat over zes uur. In Sénarpont woont ook de pastoor, die van zijn bisschop opdracht heeft ge kregen in het naburige Inval-Boiron op zon- en feestdagen een mis op te dra gen. Hij heeft het jaren volgehouden, maar toen er drie maanden achtereen slechts drie kinderen vóór zijn altaar zaten, heeft hij de moed opgegeven. „Hun eigen schuld", zegt boer Den Hollander. „In de oorlog heeft een V-l van de moffen de oude kerk vernield en toen hebben ze hier gezegd: bouw van het geld van de schadeloosstelling maar een café. Dat vind ik logisch ge Inval-Boiron ligt in een gedeelte van het departement Somme, dat klein- Zwitserland wordt genoemd. De heu vels bereiken hier een hoogte van vijf tig meter. Aan de hoofdweg staat ach ter verroeste hekken een landhuis, waarvan de ramen klepperen in de lentewind. De luifel boven het bordes hangt scheef en in de ramen op de eerste etage ontbreken de ruiten. Het wachten is nog slechts op Maigret, die na zijn vierde pernod in Café de la Gare de lustmoord op de weduwe Gar- nod bevredigend zal oplossen. De boerderij van schrijfster Wil den Hollander ligt lager, aan het einde van een holle weg, nog achter de kerk en 't hok, waar de brandspuit wordt be waard. De bermen zijn gevuld met au to's, die Nederlandse nummerborden dragen. Er staat ook een oranje Por sche tussen met achter de voorruit een bordje „N.C.R.V.". Op het erf roept regisseur Bob Löwestein: „Welk shot maken we nou jongens? Frits Lam- brechts met kruiwagen of Frits met de mest?" Er wordt na enig overleg be sloten om eerst de scène met de mest te draaien. „In kleur", verduidelijkt Löwestein; „dit kan een hele goeie se rie worden". Van Wil den Hollanders bestseller 'Boe rin in Frankrijk' maakt hij momen teel een televisie-serie van dertien af leveringen, die in oktober van start gaat. Hij werkt met 85 acteurs en 50 figuranten. „Zie hem daar stean", roept Lambrechts met lichte wrevel, „Cecil B. de Mille Löwestein. Die man is helemaal agrariër geworden. Die staat met grote boerenhanden achter zijn camera. Ik vraag me overigens af. waarom de NCRV deze serie met alle geweld in Frankrijk moet opne men. Dat kost tienduizenden guldens extra. Volgens mij hadden ze ook een boerde rij in Jisp kunnen afhuren. Dan had den ze dezelfde lokale sfeer gehad". Löwestein glimlacht, als hem het ver wijt bereikt. „Lambrechts begrijpt er helaas niks van", zegt hij. „Laat die nou maar dat rolletje van die boeren knecht spelen. Voor de rest wordt er niks van hem gevraagd. Ik weet zelf heel goed, waar ik aan bezig ben. Dit is anders dan mijn regie van de „Kleine Zielen". Dat was een Haagse affaire, die zich grotendeels binnenskamers af speelde. In deze serie speelt echter de natuur een hoofdrol. Ik maak er een gedocumenteerd drama van. Als ik dit in Friesland had gefilmd, zou je be slist wat anders hebben gezien. De luchten zijn hier a '.ders, het dorp is anders. Overigens moet ik zeggen, dat ik tot nog toe het grootste geluk van de wereld heb geha<j. Toen ik zon nodig had, was ie er. En 's middags wilde ik een scène draaien in de storm en prompt regende en goot het. Op zo'n moment denk je even: „Het is nuttig, dat je voor een christelijke omroep werkt. We schijnen toch een hot-line met de hemel te hebben". Gammele schuur In het café-Tabac van madame Poyen in het nabijgelegen Sénarpont zijn de ansichtkaar ten even oud als de stamgasten, die tussen de closetrollen en de bladen met Brigitte Bardot hun dagelijkse verversing komen nuttigen. Veel blijdschap brengt deze verstrekking ove rigens niet in het grijze dorp. letje mafkezen. Voor een scheet en drie knikkers werken ze zich al Jaren uti de naad". Dat is dan weer naar genoegen gere geld. Achter Löwestein is op dat mo ment Wil den Hollander verschenen, die mededeelt, dat de warme prak op tafel staat. De boer knikt. Mompelt: „Mijn vrouw heeft het niet zo begre pen op die hele filmtroep. Mijn vrouw houdt van eenzaamheid. Ze zou nu het liefst het bos invluchten om paddestoe len te zoeken. Ik zou zelf trouwens ook niet terug willen naar Nederland. Ik ben er vorige week nog geweest, maar na een paar dagen was ik het al goed zat. Nee. laat mij maar hier rustig verder knoeien en sterven. Ik ben van 1911. Ik heb de langste tijd nou wel ge had". Zijn vrouw legt het na de maaltijd nog eens uit. Ze zit ineengedoken achter een ruwhouten tafel in haar woonka mer, die ze dankzij de verdiensten van haar boeken heeft kunnen stofferen met een grootbeeldtelevisie en een mo dern wandmeubel. Er is ook wat geld geïnvesteerd in een betere oudedag- voorziening en in een Citroën ID. „Twee jaar geleden kon ik niet meer schrijven. Mijn jongste dochter kreeg toen opeens een ongeneeslijke ziekte. Ze werd blind en lam en de doktoren gaven ons weinig hoop. Met genees middelen is ze nu weer wat opgeknapt. ken de vriendschap op 'n presenteftr- blaadje wordt aangereikt, hoeft het voor mij niet meer. Vorig jaar kwu- men er 180 mensen uit Nederland naar onze boerderij. Ik krijg stapels post. Die late vriendelijkheid komt voor mij als mosterd na de maaltijd." „VOOR MIJ IS SCHRIJVEN ZOEGEN, ONMACHTIG VECHTEN MET DE TAAL, DIE IK NIET BEHEERS..." tot Op het erf van de boerderij hebben timmerlieden van de NOS in de afgelo pen weken een gammele schuur vóór de nieuwbouw van boer Den Hollander geplakt. De nieuwe opstallen heeft de hoer kunnen bekostigen uit de op brengst van de boeken van zijn vrouw Maar Löwestein wilde in zijn serie be slist op pagina één beginnen en daar is de armoe in huize Den Hollander nog troef. Het succes van Wil den Hol lander heeft de NCRV zo op onver wachte kosten gejaagd. Voor de brand, die de schrijfster plastisch schildert in haar boek. hebben de timmerlieden verderop in het weiland dezelfde stal nogmaals nagebouwd. „We willen het allemaal zo natuurgetrouw mogelijk weggeven", legt Löwestein uit. „maar het is toch niet onze bedoeling, dat de boerderij tijdens onze ODnamen tot de grond toe afbrandt. A propos, hoe komen we overigens aan brandweerlie den? Die zaak zal toch op één of ande re manier nat moeten worden gehou den". Boer den Hollander knikt vaderlijk. „Geen probleém", meent hij, „voor een paar flessen wijn doen ze hier al les. Wat dat aangaat zijn het een stel- ht kan terugkomen. Ik vind dat Universele vrouw vreselijk. Zo'n mooi meisje reddeloos verloren. Toen kwam David Koning van de NCRV langs om te praten over een televisieserie en het enige, wat ik dacht was: „Als ze niet beter wordt, moet toch iemand voor haar zorgen". Johanna lag hier hulpeloos op de bank. Voor haar heb ik ook mijn nieu we broek geschreven. Johannes zo'n knap kind". Ze kijkt met onderdrukte walging naar de scriptgirl, die op lemen voeten het vertrek is binnengekomen. Zegt dan zacht: „Ik ben een merkwaardige schrijfster. Mijn woordenschat is maar uiterst beperkt. Ik ken alleen de woorden van de lagere school. En van mijn man heb ik ook niks bijge leerd. Die spreekt nog steeds als jaren geleden in de Hoekse Waard. Mijn man is ook in al die Franse jaren niet veranderd. Hij loopt nog als in de Hoekse Waard. Spreek zo. Eeet zo, smakt zelfs zoals vroeger in de Hoek se Waard. Ik ben anders. Ik voel me soms een Belse. Van alles wat. Ik ben ook niet zo'n materialist als hij. Ik denk aan andere dingen dan aan bie ten en aardappelen. Te gevoelig. Het boerenleven is hard. Je bent vrij, maar in feite ben je slaaf van je eigen vrijheid. Ik ga pas echt leven, als iedereen weg is. Als ze slapen. Ik kan ook alleen maar 's nachts schrijven. En soms 's middags, als de anderen op het land zijn. Dan zit ik hier met mijn pennetje en mijn vellen papier en begint voor mij een ander leven. Ik ben een vreemd tiep. Te veel solitair. Ik kan dagen door het bos dwalen, dromen van bloemen, van kraaien, vreemde planten. Dan denk ik hardop en komen er woorden op papier, die ik nauwe lijks ken. Voor ini) is schrijven zwoe gen, onmachtig vechten met de taal, die ik niet meester ben. Wij mensen zijn slechts medium. Wij vangen ge- dachtentrillingen op uit het heelal en dat wordt dan misschien een boek. Ik denk opeens aan een liedje van Moustaki. „Samen met mijn eenzaam heid". Ik ben ook 't liefst alleen met mijn eenzaamheid. Ik zoek slakken op de heuvels en vlurht in een kluize naarsbestaan. Ik kan eigenlijk moelijk mensen om me heen velen. Hef gezin waar de hele serie in feite om draait, mag van regusseur Löwestein op eigen erf slechts van eerbiedige afstand toekijken. Van links naar rechts zoon Bert (die in moe ders boek Jaap heet), boer Den Hollander, schrijfster Wil den Hotlander en jongste dochter Johanna. Eenzaam met jezelf. Dat is het wel. We waren thuis op Voorne-Putten met drie zusters. De ene was vijf jaar ou der dan ik, de andere vijf jaar jonger. Ik was altijd alleen. Ik ging in Den Briel op school en moest elke dag een half uur lopen om er te komen. Ik heb nooit op het schoolplein kunnen spelen. Ik werd ook geplaagd om mijn kleren. Ik droeg stijve boerse jurken en onwij ze vlechten. En de Hoeksen zeiden vun ons altijd: „Die goddelozen van de overkant". Ze waren zelf fijn christe lijk en wij waren het uitvaagsel, de zwarte schapen. Ik was indertijd een knappe vrouw, een beetje koket mis schien. En daarom was ik in hun ogen gelijk een lichtekooi. Mijn God, ik een lichtekooi. Ik heb nooit aansluiting kunnen vinden. En nu door mijn boe- Buiten in de trillende lentezon zwoegt actrice Lia Dorana met een tractor over het erf. Ze speelt de rol van Wil den Hollander in de televisie-serie. Is blij, dat ze de boerin nooit tevoren heeft ontmoet. „Nu ik haar wel ken, ontdek ik opeens een heleboel trekjes, die ik ook heb. Ze belichaamt voor mij de universele vrouw. Haar eenzaam heid komt me zo vertrouwd voor. Daarom heb ik die rol ook geaccep teerd. Ik herken er een stuk van me zelf in. Ik ben dan zelf wel geen boe rin, maar ik heb wel met mijn eigen handen een huis in Frankrijk her bouwd. Ik heb gemetseld, met de spe cie aan mijn handen gelopen, met kruiwagens gesjouwd. Ik weet erg goed. wat het is om plantjes te laten groeien in aarde, die niet wil meewer ken. Mijn man is dol op Afrikaantjes en die moesten hoe dan ook in onze tuin komen. Ik heb met de pikhouweel gaten moeten hakken om ze de grond in te krijgen. Ik zei: „Mijn God, we zijn Onze Lieve Heer toch niet. Als het Hem niet lukt om hier Afrikaantjes te laten groeien, wat verbeelden we ons dan eigenlijk?" „Kan niet is dood", zei mijn man al leen; „probeer het toch maar". Ik heb ze in augustus geplant en in november kwamen ze boven de grond. Heel klein, op dunne, brekelijke steeltjes. Jongen, je weet niet half, hoe moedig en lief Afrikaantjes kunnen zijn. Voor mij waren ze mooier dan de duurste anjers uit een kas". Ze kijkt peinzend naar de boerin en zegt: „Ik kan me dat isolement van die vrouw wel voorstellen. Ik ben ook op een gegeven moment uit Nederland gevlucht. Ik was ziek van de hele rot zooi. Soms is het voor een actrice be langrijk, dat ze zich van haar eigen navel afdraait. Maar toch moet die vrouw eens van haar erf af. Anders stikt ze". Op dat moment verschijnt regisseur Löwestein in de deuropening. „Weot je, waar ik net aan zit te denken", roept hij, „als ik nu een paar tubercu- loze koeien kan krijgen, dan wordt het helemaal echt. Ik zoek de lokale sfeer. Waar kan ik een paar van die schar minkels krijgen? Die moeten hier toch wel ergens rondlopen". De anderen kijken hem zwijgend aan. Als God in Frankrijk eens wist, hoe een boerin in datzelfde land leeft. tekst: LEO THURING foto's: MILAN KONVALINKA

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1973 | | pagina 13