fA
Blauw en groen
en een
roverhoofdman
DE AVONTUREN VAN PIET POTLOOD
ZATERDAG 31 MAART 1973
LE1DSE COURANT
PAGINA 6
Juniorenhoek
AFLEVERING 82
Ze zaten allemaal bij elkaar, alle kin
deren van de Ashtons, die nu volwas
sen waren, voor het diner. Ze praatten
wat met elkaar, tot Margaret plotse
ling zei:
Ik geloof niet dat dit feestje zo'n
goed idee was"-
en ik zal je zeggen wat eraan man
keert", zei Freda. „Moeder zal daar zitten
als de rots van Gibraltar en het zal helemaal
't water vallen".
Ik begrijp het niet", zei Margaret, „ze zijn
ruim dertig jaar getrouwd en het leek mij
altijd een volmaakt huwelijk".
.Allemaal schijn, meisje", zei Philip, terwijl
hij het laatste papieren servetje vouwde.
„Noem het maar standverschil. Waarom
moest vader voor oom Sefton gaan werken?
Ik vraag me weieens af of ze alleen maar
hem opkomt bij oom Sefton omdat ze
■rouw is, en niet omdat ze het wil".
.Onzin", zei Margaret.
Maar ze wisten allemaal dat het waar was.
Margaret herinnerde zich iets wat haar moe
der eens tegen haar had gezegd. Ze had ge
zegd dat ze zich afvropg hoe haar leven zou
zijn geweest als het anders was gelopen.
Margaret had nooit goed begrepen wat ze
met „anders" bedoelde, maar nu begon het
tot haar door te dringen.
Zou ze zich weieens afvragen hoe haar le
ven zou zijn geweest, als ze met iemand van
haar eigen stand was getrouwd?", vroeg
Philip. „Ik bedoel niet dat het beter zou zijn
geweest, maar als je leven niet is wat je er
van verwacht had vraag je je zoiets weieens
af".
Ze heeft een gelukkig leven gehad", zei
Margaret, zonder het zelf te geloven.
„Gelukkig?", vroeg Freda opstaande. „Met
Robert en David en Philip weg en John ver-
Als je leuk kunt tekenen, heb je aan wat papieren zakjes genoeg om zelf je poppen voor de poppenkast
te maken. Je tekent er leuke mannetjes en vrouwtjes op. Waar de armen zouden moeten zitten, maak
je gaatjes waar precies je vingers door kunnen. Als je je vingers beweegt, is het net of de poppetjes
armen hebben.
In China leefde eens een han
delaar in zijden stoffen. Dat
is niets bijzonders want in die
tijd werd nergens in de wereld
mooiere zijde geweven. De han
delaar hield zoveel van blauw
en groen dat hij geen andere
kleuren verkocht. Wel honderd
tinten blauw en honderd soorten
groen en honderd weefsels die
blauw leken als je ze rechtop
hield maar groen als je ze neer
legde.
De dochter van deze man was al
tijd in blauwe en groene zijde
gekleed en haar gezicht leek
daarbij op een theeroos. De
handelaar was trots op zijn
mooie dochter en liet haar
graag helpen bij het verkopen.
Want al wie zag hoe mooi zij
was in blauw en groen kocht
nog meer. Zo werd de vader in
korte tijd rijk. Toen kocht hij
saffieren en smaragden dat
zijn blauwe en groene edelste
nen en daarmee bedekte hij
zijn dochters kleren van boven
tot onder. Maar het meisje was
niet alleen mooi, ook heel kost
baar gekleed. Daarom verbood
de handelaar haar nog naar
buiten te gaan. want er zijn al
tijd dieven en rovers op pad om
kostbaarheden te stelen.
Vóór haar kleren met die edelste
nen waren bezet, ging zij wel
eens wandelen naar een bam
boebosje waarvan de takken
zich bogen over een beek. Daar
zat zij dan te kijken naar het
blauwe water waarin de groene
bamboeblaadjes spiegelden en
zij voelde er zich gelukkiger
dan thuis tussen de blauwe en
groene zijde, omdat er geen
mensen om haar heen drongen
die wilden kopen.
Achter het bosje woonde een
schilder en hij vond het meisje
zo mooi dat hij haar portret
maakte zonder dat zij daarvan
iets merkte. Maar nu zij behan
gen was met de kostbare ste
nen, mocht zij niet meer uit
gaan.
Op een dag verlangde zij zo naar
de rust bij de beek dat zij tóch
wegslipte. Maar het geschitter
van haar edelstenen maakte de
glans van het water onrustig.
Daarom wandelde zij verder
langs de beek naar een rivier.
Dichtbij de brede stroom werd
zij overvallen door rovers. Zij
stopten een prop in haar mond,
sleepten haar naar hun boot en
roeiden met hun gevangene
weg.
De zijdehandelaar was ontroost
baar toen hij merkte dat zijn
dochter verdwenen was en had
spijt haar met edelstenen over
laden te hebben. Hij nam moe
dige mannen in dienst om zijn
dochter op te sporen en loofde
een rijke beloning uit voor wie
haar vond! De schilder was
over de verdwijning van het
meisje al even bedroefd als de
vader en ook hij bood aan haar
te zoeken. Maai hij vroeg saf
fieren en smaragden als lokmid
del en de vader gaf hem een
buideltje vol.
Terwijl de moedige mannen hui
zen en schuren doorzochten,
repte de schilder zich naar de
beek, want hij begreep dat haar
hart naar het water trok. Hij
zocht langs de beek tot aan de
rivier waar vissersboten en zin-
genue roeiers en keizerlijke ple-
zierschepen voorbij voeren
maar geen rovers. Hij zocht
langs de rivier tot aan de zee.
Dèèr lag een grote prauw met
bruine zeilen. Hij stapte aan
boord en vond er maar één
man, die de wacht hield bij een
kooi. Daarin lag een mens, in
vodden gekleed. Niemand zou
uit dat ongelukkige wezen de
mooie dochter van de zijdehan
delaar herkend hebben. Maar
een schilder herkent een gezicht
altijd en een verliefde schilder
zeker!
„Waar is de hoofdman?", vroeg
hij aan de bewaker. „Niet
hier", antwoordde de man ter
wijl hij een krom mes uit zijn
riem haalde en er met zijn na
gel tegen tikte. Dat was een
waarschuwing, maar de schil
der deed of hij het niet zag. Hij
maakte zijn bundeltje met saf
fieren en smaragden open en
schudde er een paar in zijn
hand. „Ik wil dat vod uit die
kooi van je kopen", zei hij,
„geef je haar mee voor deze
prijs?" Daar ging de bewaker
op in! De hoofdman had im
mers al de zijden kleren vol
edelstenen afgenomen en hij zou
het meisje vèst in zee gooien,
zo gauw zij van wal waren ge
stoken. „Vlug dan", zei de be
waker, „neem haar mee. Ik zal
zeggen dat ik haar wel in het
water moest gooien omdat zij
zo'n keel heeft opgezet".
Hij maakte de kooi open en de
schilder nam het meisje In zijn
armen. Hij droeg haar langs de
rivier en langs de beek naar
zijn hut. Daar waste hij haar en
gaf haar zijn grijs-wit katoenen
hemd om zich in te kleden. Op
nieuw was zij zo mooi als een
theeroos! Daarna bracht hij
haar terug bij de vader die zó
gelukkig was. dat hij niet alleen
de dochter maar ook de schilder
omhelsde. De moedige mannen
werden spoorslags naar het ro
versschip gestuurd dat juist
klaar lag om weg te zeilen. Er
brandde een vreselijke strijd los
waarbij de slechte hoofdman
zijn hoofd verloor...
Toen keerden de moedige mannen
terug naar de zijdehandelaar,
maar zij hadden vergeten de
zijden kleren met edelstenen uit
het schip te halen. „Ach",
meende de vader van de lieve
dochter, „dat is Jammer. Maar
kom, ik heb nu geen smaragden
en saffieren meer, maar groene
en blauwe zijde in overvloed om
mijn dochter te kleden voor
haar bruiloft met de schilder,
en genoeg om nog zoveel te ver
kopen dat wij er met ons allen
van kunnen leven. Wat heeft
een mens nog meer nodig?"
Oplossing
vorige week
De generaal loopt voorbij en groet de namaaksoldaatjes. Maar in de
bovenste tekening zijn vijf dingen weggelaten die op de onderste
wel staan. Zie je ze? Volgende week worden ze op een tekeningetje
aangewezen en kun je zien of je het goed gehad hebt.
Vroeger zijn er enorm grote dieren geweest. In 1877 vond men de
skeletten van twintig beesten die Iguanodon heetten. De geleerden
schatten dat de skeletten zo'n honderdendertig miljoen jar>
zijn. Kan ook honderdentwintig zijn want ze kijken niet op tien
miljoen jaar. De Iguanodon was tien meter groot en had niet twee
rijen tanden en kiezen maar meer rijen. Je zal zoiets tegenkomen.
mist. noem jij dat gelukkig? En dan...".
Ze zag John stil in de hoek zitten en zweeg.
Ze wisten zich nog net op tijd te beheersen en
zei niet wat ze dacht. Ze noemde niet de
voornaamste oorzaak van haar moeders ver
driet, de enige waarover ze niet met elkaar
konden praten.
Ze hadden allemaal hun eigen theorieën en
ze wisten allemaal dat ze het nooit goed zou
den begrijpen.
John keek op. „Het is de oorlog", zei hij.
Ze wisten geen van allen iets beters te zeg
gen. Het was niet genoeg, maar het was iets
dat ze allemaal konden begrijpen.
Het was ook een soort excuus voor hun eigen
gedrag. Je kon het altijd aan de oorlog wij
ten. Je zou misschien kunnen zeggen, dat dit
alles niet zou zijn gebeurd als er geen oorlog
was gekomen. Daarmee wierpen ze de
schuld van zich af; maar het zou waar
schijnlijk toch zijn gebeurd, ongeacht de om
standigheden en waar dan ook. Edwin kwam
fluitend binnen en zette een oude foto van
hemzelf in uniform op het buffet. Hij keek
de kamer rond.
„Jullie malle ouwe vader in de grote oor
log", zei hij, en ze lachten allemaal, hoewel
het huilen hun nader stond.
Edwin nam Philip mee naar het café, en
toen Ian Mackenzie Freda kwam halen, lie
ten John en Margaret hen alleen in de huis
kamer. Freda werd verlegen door hun over
dreven tact.
Margaret en John verdreven de tijd met een
spelletje kaart. Ze wachtten tot de anderen
zouden terugkomen.
„We moesten maar gauw een eigen, huis
gaan zoeken", zei John.
Margaret keek op. „Jij voelt het ook, hè?",
„Je kunt beter op jezelf wonen. Het spijt
me, maar iets in dit huis werkt op m'n zenu
wen en bovendien wil ik het hebben zoals het
moet zijn tussen ons".
„Ja", zei Margaret, dat wil ik ook".
Ze stond op, liep naar hem toe en nam zijn
hoofd tussen haar handen. Ze boog over hem
heen, kuste hem eerst op zijn voorhoofd en
toen op zijn mond. Er was geen hartstocht in
dit gebaar, geen verlangen, maar dat deed
er niet toe, want he* was een prettig mo
ment, stil en vredig.
Het was de rust die Margaret had gezocht.
De rust waarvoor ze inwendig had gevochten
en waarnaar ze zo verlangde. Het was een
prettig, rustig, vredig moment. Het was ge
noeg.
Sefton liet zichzelf binnen, daar de
voordeur open stond. Ze hoorden hem
in de hal roepen: „Is er iemand
thuis?"
Margaret ging naar hem toe en hielp hem
zijn jas uittrekken.
„Is je moeder thuis?", vroeg hij.
Ze keek hem verbaasd aan. „Vader zei d
ze bij u was. en dat u samen hierheen zou f
komen".
Er verscheen een bezorgde trek op SSeftoj l\
gezicht. Hij liep naar de telefoon en draaii l'
een nummer.
„Ik heb een kop thee voor u ingeschonka
oom", zei Margaret toen hij klaar was m
telefoneren.
Ze gingen in de huiskamer zitten. John wj
uitgegaan. Hij voelde zich nooit op zijn g.
mak als Sefton er was. Ze hadden te weira
gemeen.
„John is naar het café gegaan, om vader
Philip te waarschuwen dat u hier bent", i,
Margaret.
Sefton keek op. Hij speelde nerveus met zij
theekopje.
Margaret vroeg zich af wat er met hem at
de hand was. Ze zag haar oom niet vaak i
verstrooid als nu.
„Waar dient dat feestje eigenlijk voor?!
vroeg hij.
Margaret antwoordde dat het voor Philil
verjaardag was, maar dat de eigenlijke b
doeling ervan was, te trachtten Jean wat
te vrolijken.
„Je hoeft mij niets over je moeder te verte
'en. Als ik vanavond een beetje prikkelbat
lijk, is het alleen omdat ik me ongeruj
maak om haar. Weet je, ze kwam naar nj
toe omdat ze dokter Willy wilde spreken.
liet me beloven dat ik er niets van zou zei
gen, maar ze heeft last van hoofdpijnen.
zei dat ze het gevoel had, dat ze hard ac,
teruit ging. Ik zou daar verder geen aa>
dacht aan hebben geschonken, maar ze g|
droeg zich nogal vreemd. Ze zei maar steei
dat ze zo naar moeder verlangde. Nogj
vreemd, vind je ook niet?" Ze keken elkaj
aan en dachten hetzelfde. Waar zou Jean 4
zijn?".
Het was druk in het café. Philip q
rijn vader zaten samen in een hoekje
Philip zag dat Edwin meer dronk dai
gewoonlijk. Hij werd niet bepaali
dronken, maar wat hij zei, zou hij os
der meer normale omstandighede
niet hebben gezegd.
„Jij bent weg geweest Philip, en Je hebt hj
een en ander gemist. Weet je wat je moed?
met Kerstmis tegen me zei? Ze zei dat i;
haar nooit meer mocht aanraken. Ik he[
ruim dertig jaar van m'n leven aan m'n g|
zin besteed en wat moet ik nu? Opnieuw M
ginnen? Ze heeft nog meer tegen me gezegd
Toen ik zei, dat ze me het gevoel gaf ea
mislukking te zijn, zhi ze dat ik een goe«
man was. Maar ze zei het met minder hart]
lijkheid dan je aan een hond zou geven".
(wordt vervolgd).
Suske
en
Wiske
De
malle
mergpijp
Broom
Hilda