WISSELGELD WESTERBORK betaalpas voor allerlaaste rit Weer GOED VOOR 50 CENT GOED VOOR 100 CENT BEVEILIGING STEEDS EEN STAP ACHTER TRIESTE HISTORIE VOOR VERZAMELAAR Lawine van zilveren munten overspoelt PIT ZATERDAG 17 MAART 1973 I De tol is betaald: de allerlaatste reis naar het levenseinde moet begin ROTTERDAM - De drukker hebben ze nooit kunnen achter halen. Maar het feit was duide lijk genoeg: op 15 februari 1944 kreeg het doorgangskamp voor Joden te Westerbork zijn eigen geld, getekend en wel door de kampcommandant Gemmeker. „Gutschein 100 cent, Gutschein 50 cent, Gutschein 25 cent, Gut schein 10 cent. Dit biljet is al leen in het kamp geldig" stond er voor alle zekerheid ook nog bij. Daarmee was de cirkel voor de ter dood gedoemde kampbe woners gesloten. Eigen kamp: eigen kleding: eigen geld: eigen naar het einde... Plotseling, na bijna 30 jaar ver schijnen Gutschein 100 cent, Gutschein 50 cent, Gutschein 25 cent, Gutschein 10 cent weer op de geldmarkt, in dit geval op de verzamelmarkt. Hoe gaat zoiets? ,,Ja, hoe gaat zoiets", zegt de heer J. B. J. Hartmans, van de Rotterdamse munthandel „Mun- ta Posta", Schiedamseweg 178, Rotterdam. „Je hoort toevallig, dat iemand een pakket van deze biljetten bazit en ze nu kwijt wil. Je bezoelkt zo'n man, praat met hem en tenslotte koop je die 300 series van vier biljetten. Je maakt het je vaste afnemers en via advertenties bekend en dan komen de bestellingen". Staan de mensen er bij stil wat deze „Gutscheinen" betekend hebben. Wat kamp Westerbork in de geschiedenis van goed en kwaad betekent? „Natuurlijk staan de mensen daarbij stil. rk kreeg na mijn aanbieding veel reacties: goede en soms zeer trieste. Goede reac ties ook van mensen, die zelf kampbewoner geweest waren. Trieste reacties van mensen, die zidh afvroegen of ik hieraan werkelijk moest verdienen". „Je staat er zelf genoeg bij stil, ook al zou men dit niet willen UTRECHT Er gaat prak tisch geen dag meer voorbij, of er wordt een roofoverval ge pleegd in Nederland. Een plot selinge golf van criminaliteit? Een groots opgezette nationale bende? Of is het de gelegen heid die de dief maakt? Nog geen politie-instantie in Neder land heeft er één zinnig woord over kunnen zeggen. Eén ding is zeker, de misdaad is perfec ter geworden, maar de beveili- gings- en bewakingsmiddelen evenzo. En die zijn er nogal wat, getuige de ongelooflijke uitstalling op de internationale beveiligings- en politietentoon- stelling Safety Fair in Utrecht die van morgen tot 23 maart wordt gehouden. In nog geen 100 jaar is er wat dit betreft veel veranderd. Toen was een goed slot vol doende. Wie kan zich nog voor stellen dat de burgemeester van Woerden in 1881 via het algemeen politieblad landelijk de opsporing verzocht van t.een paar nieuwe roodtrijpen pantoffels, ontvreemd ten na dele van ene Arie Zuidam in de slaapstee van vrouw Pouw". Een dergelijk bericht zou nu zelfs niet meer zwaar genoeg wegen voor een interne bekendmaking in een politie korps en daarmee blijkt het verschil in opvatting tussen toen en nu als het gaat om de zwaarte van een delict. De rover, de inbreker, heeft zou men kunnen zeggen, het pleit gewonnen. Een potentiële mening: „In de huidige situa tie kan men over het algemeen stellen dat de materiële bevei ligingsmiddelen als kluizen en zovoort vrijwel niet zijn be stand tegen de middelen waar mee toegang tot het begeerde goed kan worden geforceerd. Hierbij moet nu nog de aante kening worden geplaatst, dat de meest effectieve kraakmid- delen nog niet zodanig trans portabel zijn geworden, dat zij voor de inbreker operationeel zijn, maar in een tijd van computers in een luciferdoosje zullen ook deze middelen ooit handzamer worden". De ideale, hoewel niet goed koopste, combinatie is een de gelijke materiële beveiliging, die veel tijd vraagt om gefor ceerd te worden met daarbij een alarmsysteem dat de hulp ter plaatse brengt voor de ma teriële beveiliging het heeft be geven of, bij het zogenaam de lawaaialarm de daders verjaagt voor er al te veel schade is ontstaan. Concreet wil dat zeggen dat bijvoorbeeld de juwelier die zijn etalage laat bewaken door een alarminstallatie ook maat regelen dient te nemen om te voorkomen dat na een ruitin- slag met een snelle greep waardevolle artikelen worden ontvreemd. Voorziet hij niet in een dergelijke materiële bevei liging, dan had hij zich waar schijnlijk ook de kosten van een alarminstallatie kunnen besparen. In sommige gevallen is alleen materiële beveiliging wel vol doende, als het forceren van de materiële beveiliging vak werk en bijzondere middelen vereist en de waarde van het beveiligde goed bovendien rela tief te klein is om het omvang rijke werk van de „kraak" aantrekkelijk of lonend te ma ken. In de omslachtigheid van de Kraak ligt de grondoorzaak van de overval. De veiligheids maatregelen werden te goed. De gentlemen-inbreker, de vakman, werd een uitstervend vak. Hij moest in de criminele geschiedenis plaats maken voor de „harde jongens", die met bruut geweld, over lijken desnoods, gewapenderhand geldtransporten, banken, win kelbedrijven voor „hun reke ning" namen. Die rekening is bar hoog opgelopen de laatste jaren. Een voorzichtige mening van politiedeskundigen: ,,De eerste reacties op overvallen van hen die risico liepen lagen in de tactische sfeer, waarbij allerlei methodes werden bedacht om overvallers op een dwaalspoor te brengen. De overval berust op intimidatie, waarbij daad werkelijk geweld al dan niet achter de hand wordt gehou den. De afweer daartegen be vindt zich in een ontwikke lingsstadium waarin reeds re sultaten zijn bereikt en onge twijfeld zal ook deze methode eens, door het grote risico voor de daders, niet meer lo nend zijn". Geniale geesten hebben al op lossingen gevonden in vangnet ten, valluiken en ga zo maar door, maar die oplossingen zijn praktisch niet uitvoerbaar. Ook de „beroeps-vallenzetters" zijn er nog niet helemaal uit. Werkelijk afdoende afweer te gen overvallen is er nog niet. Wel redelijk deugdelijke. Of, om nogmaals de politie te cite ren: „Deugdelijke afweermid delen tegen het overgrote deel van de methoden op het crimi nele vlak die thans worden be nut, bestaan reeds, al maakt men er niet altijd afdoende ge bruik van". GERARD CRONé. geloven. Maar je weet, dat de mensen bijvoorbeeld gek zijn op die verdoemde S.S.-dolken, op Duitse helmen, op „Mein Kampf" van Hitier. Je gaat na denken, waarom de mensen dat willen hebben, desnoods voor veel geld. En dan ineens begrijp je de mensen. Ze zoeken de ge schiedenis achter die biljetten, de motieven, de mensen van die tijd, de omstandigheden. Munten verzamelen betekent voor veel mensen een stuk geschiedenis tot leven brengen. Iedere munt heeft zijn eigen historie: welke serie is het, uit welk jaar, uit welke maand komt hij. Wat staat er op zo'n munt, of op zo'n biljet, wat betekent bijvoorbeeld op dit kampgeld het tandwiel?" „Die Duitsers wisten het fraai te vertellen. Dat tandwiel? Dat is om de arbeid in dit „Arbeits- lager" te symboliserenMaar de kampbewoners wisten later beter. Dat tandwiel? Dat is het laatste wiel, dat ons nóg met het leven verbindt". De heer J. B. J. Hartmans is de enige munthandelaar, die de series in zijn bezit heeft. De oor spronkelijke bezitter had ze bij na 30 jaar bewaard. Toen wilde hij ze wel kwiijt, omdat hij toen pas van zijn angst af was, dat ze hem er wel eens voor zouden kunnen grijpen. De man heeft zelf in Westerbork gezeten. Ik hoef u niet te vertellen, wat deze man telkens weer beleefd heeft, wanneer hij die 300 series op zi'jn zolder zag liggen. Ont vreemd van de Duitsers... Ja, ja. De angst is deze man jaren na de oorlog nog een verschrik kelijke kwelling geweest". Staan de mensen er dan werke lijk bij stil, wanneer ze die bil jetten bestellen? „Natuurlijk, niemand ontkomt daaraan. De bestellingen lopen het gehele land door. Maar de meesten komen tot nu toe toch uit Drente, dat Westerbork bin nen zijn provinciegrenzen gehad heeft. Die mensen voelen zich er blijbaar nog steeds mee ver- Kampcommandant Gemmeker, die de Westerbork-munt te kende, in een opgewekte stemming met zijn grote vriend Aus der Fünten (rechts). bonden. Wie weet waarom ze de biljetten willen hebben. Om de waarde? Zo verschrikkelijk veel zijn ze op dit ogenblik ook weer niet waard. Voor 4 biljetten be talen ze 25 gulden. Als het een puntgave serie is, zo van de per sen, dan kosten de vier biljetten 100 gulden. Om de waarde is het niet, het is, geloof me, om de geschiedenis, om de gebeurtenis sen rond dat geld. Die verzame laars weten nu misschien meer van Westerbork dan tal van andere Nederlanders". „Neem nou dat beruchte inflg- tiegeld in het Duitsland van kort na de Eerste Wereloorlog. De mensen werden van de ene op de andere seconde straatarm, wanneer de mark weer met zo veel duizend gedaald was. Een ontstellend aantal zelfmoorden, overvallen, moorden, diefstallen was er het gevolg van. Haar knippen kostte bijvoorbeeld op een bepaald ogenblik 2 miljoen mank en de dollar steeg soms 630 mark per seconde. En. de 1800 drukpersen in dat Duitsland maar dag en nacht door draaien". „Dat is de geschiedenis. En daaruit halen de mensen de draad die het verleden bindt met het heden, waar of niet. Dat afschuwelijke Duitsland van kort na de Eerste Wereldoorlog, is dat niet de kern van alle el lende nadien?" „Stel je voor: een doosje luci fers kostte toen evenveel als daarvóór een karrevracht hout. En voor een half flesje bier be taalde de Duitser in de twintiger jaren evenveel als zijn vader vroeger voor 12 vaten bier. En een kluwetje wol was evenveel waard bij wijze van spreken dan als vroeger een hele kud de schapen". „Munten vertellen alles over het gekkenhuis, dat de wereld vaak geweest is en nog is. Het gaat de echte verzamelaar meestal niet om het „biljet", maar om de geschiedenis, die daaraan vast zit". „Zelfs de trieste reakties op mijn bod van die Westerbork-bil- jetten bewijzen het. De mensen blijven zich soms hun leven lang met een bepaalde periode uit de geschiedenis bezighouden. Hoe ellendig dit voor henzelf dikwijls is...". T. v. d. HOUTEN (Van een onzer verslaggevers) ROTTERDAM/DEN HAAG „Als jullie schrijven, dat een puntgave zilveren gulden uit 1967 niet beneden 7 gulden te koop is, moeten jullie dat eerst maar eens waar maken", zegt de heer J. Hartmans uit Rot terdam over de geruchten en de publicaties van de waarde van deze zilveren munt. Hij stelt vast: „Misschien wordt deze munt wel eens wat waard, maar dan moet men eerst wel de tijd nemen om enkele tientallen ja ren te wachten". De postkantoren worden op het obenblik overvoerd met de zilveren guldens en rijksdaalders". collega's nogal gepikeerd Is over de ge ruchten rond deze zilveren munten („wlo brengt zoiets de wereld in?"), volledig ge lijk. Tot nu toe zijn sinds 1 januari bij de Munt meester van het Rijk 4.506.000 zilveren gul dens en 1.356.200 zilveren rijksdaalders bin nengekomen, hem overgedragen door de. PTT. Naar schatting zijnaldus de Munt meester, nog zeker 135 miljoen zilveren munten in omloop. Waarvan 35 miljoen rijksdaalders en 100 miljoen guldens. Die moeten vóór 1 juli ingeleverd zijn. Wat is op deze enorme hoeveelheid de waarde van een zilveren munt uit de laat ste jaren? „Wat de gek ervoor geeft. Maar de munt handelaar en de echte muntverzamelaar zijn toevallig niet gek. Die kijken wel goed uit.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1973 | | pagina 15