Avontuur
op een
hoge heuvel
a
ZATERDAG 10 MAaRT 1973
LEIDSE COURANT
Juniorenhoek
Dit is helemaal een troep. De tekenaar heeft niet alleen de hoofden
en de benen verwisseld maar ook nog het middendeel van de
lichamen weggelaten. Wie ziet toch kans de benen bij de goede
hoofden te voegen?
Er woonde eeis, zeven landen
hier vandaan, een arme boer
met vrouw en zoon. De jongen
werkte niet hard op het land
maar keek drj.nend naar de
verten. Hij was niet ijverig in
de schuur, maar tuurde door
het raampje. 'Hans Kijk-in-het-
land" noemde zijn vader hem.
De jongen keek :n het land om
dat hij zo graag zou willen weg
reizen en avonturen beleven.
Op een dag kwam een oude, blin
de man op "en oud mager
paard langs rijden. "Wil je niet
met mij meegaan Hans Kijk-in-
het-land? Dan kunje ook voor
mij kijken en veitellen wat je
ziet?" vroeg de blinde man. Dat
wilde de jongen graag. Hij nam
afscheid van vader en moeder,
steeg bij de blinde man op het
paard en zij reden weg.
"Als je onderweg iets bijzonders
ziet, moet je gaan kijken wat
dat is. En als ei wat te doen
valt, moet je dat ook doen", zei
de man. Zij reden en Hans ver
telde wat hij zag. Aangekomen
bij een hoge groene heuvel zag
hij iets bijzonders en zei:
"Aan de voet van de heuvel
flitst een zilveren straal".
"Ga maar kijken of er iets te
doen valt", raadde hem de blin
de man. Hans steeg van het
paard en vond een zilveren vis
die uit het water was geraakt
en op het droge lag te sparte
len. Bij elke sprong in de lucht
leek hij lichflitsen af te schie
ten. Hans nam hem op en zette
hem terug in beek. Daarin
dartelde de vis met een ruisend
gespat waaruit Hans kon ver
staan: "Als ik noit wat voor je
doen kan, roep dan om de zil
veren vis!"
Teruggekomen bij de blinde man,
klom Hans weer op de paarde-
rug en vertelde o\er de vis. Zij
bestegen de heu M en de jongen
beschreef de oude man hoe
groen de bomen en struiken wa
ren, hoe diep het dal al onder
hen lag en hoe horg de blauwe
hemelkoepel »ve fde. De blinde
man zei: "Van alles wat op
deze heuvel griiit, mag je niets
aanraken. Want op de top woont
de strenge kasteelheer die eige
naar is van da hele heuvel.
Trek geen blad van een boom
en geen spriet i it de grond".
Hans trok geen blad van de
boom en geen spriet uit de
grond. Maar door de lucht
kwam een zaalie aanwaaien en
het zette zich vast op Hans' lip
pen. Hij probeerde het wee te
blazen, fffft. Het zaadje bleef
zitten en daarom nam de iongen
het weg en stonte het in zijn
beurs.
A rijdnnd zei hij: "Daar zie ik
een heel groot huis tussen he
melhoge reuzenhlomen. Het ziet
er eenzaam un verlaten uit.
maar ik hoor iemand steunen".
"Ga kijken, mijn jongen, en als
er iets gedaan moet worden, doe
het dan", zei de blinde man.
Hans Kijk-in-het-land steeg af
en ging naar binnen. Daar zag
hij een man, zo groot als een
reus, in bed liggen steunen".
,,Wat is er aan de hand, grote
man?" vroeg de jongen. „Ik ben
zo ziek, zo ziek. En er is hier
niemand om mij wat te eten of
te drinken te geven".
„Dan zal ik dat doen", zei Hans
Kijk-in-het-land. Toen hij de
reuzenman had geholpen en
weg wilde gaan, zei de reus:
"Als ik ooit wat voor je doen
kan, moet je me maar roepen".
Hans keerde terug naar de blin
de man, besteeg het paard en
vertelde wat hij in het grote huis
had gedaan. En dat was niet
weinig! "Je hebt toch nog
steeds niets van deze heuvel
aangeraakt, Ha.is"? vroeg de
blinde man. "Niets", zei de jon
gen. "behalve een zaadje dat
door de wind op mijn lip werd
geblazen. Het z't nu in mlin
beurs". „Ik weet niet of je dat
wel mag houd in", peinsde de
blinde man.
Zo bereikten zij de top van de
heuvel en de burcht van de
Heer. Mooiere vergezichten dan
vanaf deze top bestaan niet en
daarom zei Hans: "Hier wil ik
een poosje blijven werken"! Dè
jongen vroeg om werk en werd
aangenomen als knecht. Nu
bleek dat Hans, die thuis maar
had zitten dromen, ongelooflijk
hard en goed merken kon. De
blinde man zei: "Het zaadje dat
op je lip is geblazen, komt uit
de hemelhoge bomen bi j het
reuzenhuis. Zoln tg je het in je
zak draagt, zal het je de kracht
van een reus geven". En elke
avond voor de jongen slapen
ging bij de blinde man en het
paard, haalde hij het zaadje uit
zijn zak om het te bekijken.
Maar een dienaar, die jaloers
werd op Hans-Kijk in-het-land.
bespiedde hem 's avonds door
het stalraampje en verklapte
aan zijn Heer: "Die Hans heeft
een gelukssteen. Als ik die steel
en hem aan u gtrf, zult u zijn
kracht en ijver hebben". Dat
vond de Heer een goed idee, en
's nachts stal de dienaar de beurs
Maar de Heer vond er geen
gelukssteen in. Hij keerde de
beurs om en schudde hem leeg
boven een bloempot. Er viel
niets uit behalve een zaadje, en
dat zag hij niet e< ns.
„Je hebt leugens verteld!" riep de
Heer en joeg de dienaar weg.
Maar de volgevlc morgen was
het zaadje al ontkiemd en er
schoot een boom op die in drie
dagen aan alle kanten boven en
door het kasteel heen groeide.
De torens stortt;n in en de mu
ren vielen om. "Het is de
Eens kijken of jullie iets van zee
dieren afweten. Al deze zeedie- VORIGE WEEK
ren hebben iets hetzelfde, op een OPIOSSING
na. Wat is hetzelfde en welk zee- Nummer drie, met het dasje, is de
dier is de uitzondering. Volgen- echte Chaplin,
de week kun je het lezen.
BfM-73
Voor dit spelletje heb je niet veel nodig. Probeer een schoenendoos
te pakken te krijgen en vijf schroeven met een flinke kop zodat je
neer kunt zótten. Verder een punaise, een elastiekje en een stuk
zilverpapier om een .kogeltje" van te maken. Je drukt de punaise
tegenover de schroeven in een plankje niet in de tafel want dan
krijg je thuis herrie doet het elastiekje eromheen en je gaat met
eth zilverpapier.kogeltje schieten. Wie schiet in vijf keer de meeste
schroeven om?
schuld van Hans-Kijk-in-het-
land!" riep de Heer, "ik hang
hem op aan deze boom!"
Maar Hans dacht aan de reus en
schreeuwde langs de heuvel om
hulp! De reuze iman, die intus
sen genezen was. stampte naar
boven, brak een tak van de
boom en ranselde de kasteel
heer af. Intussen besteeg Hans
met de blinde man het paard en
zij reden snel langs de andere
kant van de heuvel naar bene
den. Daar kwamen zij voor een
breed water 'e staan. Hoe
daar nu overhom te komen?
Hans-Kiik-in-het-'.and keek in
het water en iiep: "Zilveren
vis!" Daar schijn flitsen onder
de waterspiegel en de vis zag
het ongelukkige drietal. Aange
zien een wonlervis weet dat
mensen op schmen varen, trok
hij vanuit een kieek een mooi
opgetuigde boot naar ze toe.
Hans stapte met de blinde man
en het paard aan boord en stak
van wal.
Maar de vis had bij het slepen
van de boot een paar schubben
verloren. Ze waren door de
lucht gevlogen en de wind had
ze op de ogen van de blinde
man geblazen. Die wreef zijn
ogen uit en... jazeker! Precies
zoals in het hijbeis verhaal
wreef hij de :ohuben uit de
ogen en kon weer zien.
Hans-Kii'--in-het-la.id er. de oude
man die niet meer blind was.
voeren met het paard naar de
overkant van het water, om sa
men nog meer van de wereld te
AFLEVERING 64
Freda liep naar de bus. Er stonden kleine
zweetpareltjes op haar voorhoofd, door de
warmte van de middagzon. Ze voelde dat ze
beefde. Ze zou voor het eerst in haar leven
met Michael alleen zijn. Ze vroeg zich af wat
>u zeggen. Het zou moeilijk zijn zich te-
beheersen en hem niet precies te zeggen wat
zij dacht dat Margaret dacht.
Freda's gevoelens voor Michael waren dub
belzinnig. Aan de ene kant voelde ze een die
pe haat tegen hem, tegen de man die zoveel
leed over de familie had gebracht, zoveel
verdeeldheid, en die tussen een man en een
vrouw was gekomen op een tijdstip dat ze el
kaar het meest nodig hadden.
En toch kon ze hem niet haten. Ze was zich
r al te bewust van haar ware gevoelens
voor hem. Ze vroeg zich dikwijls af of zij en
Michael anders tegenover elkaar zouden heb
ben gestaan als het een andere tijd was en
alles ergens anders was gebeurd.
Het was slechts een droom en ze vroeg zich
aarom zij juist verliefd moest worden op
een man als Michael, de minnaar van haar
zuster. Ze wist dat ze het haar hele leven bij
zich zou houden, net als een droom.
,Het is zo eenvoudig", zei hij. „Ik hou van
haar, ik heb haar nodig en als ik haar denk
te hebben, ontglipt ze me".
„Het spijt me, ik wil je geen verdriet doen",
antwoordde Freda.
'as te ver gegaan en uit wat zij had ge
zegd, had hij begrepen wat er aan de hand
was. Uit wat Freda had gezegd, had hij be
grepen dat het tussen hem en Margaret af
gelopen was.
„Ik word gek als ik aan haar denk, daar bij
jullie, die haar allemaal trachten over te ha
len het juiste te doen, wat dat ook mag
zijn. En ik zit hier en kan er niets aan
doen."
Hij liep als een gekooid dier de kamer op en
neer. Ze had medelijden met hem. Zij be
greep wat hij moest voelen. Ze voelde het
zelf ook. Er was een tijd geweest dat ze het
heel sterk gevoeld had, toen ze niemand had
gehad om mee te praten en thuis opgesloten
zat in die bekrompen en gespannen atmo
sfeer. Hij draaide zich plotseling om.
„Het was goed van je, te komen", zei hij,
„maar wat wil je me eigenlijk zeggen? Dat
er geen hoop meer voor me is? Weet jij
soms iets wat ik niet weet? Weet je,
toen mijn vrouw stierf, hoopte ik omdat ik
niets anders kon doen. Er is een soort drem
pel van verdriet en als je daar eenmaal
overheen bent, stomp je af. Ik dacht dat ik
nooit meer van een ander zou kunnen hou
den, maar het is anders gelopen. Zodra je
van iemand of iets gaat houden, al is het
maar een hond, dan weet je dat eens het
verdriet komt."
Freda wist niets meer te zeggen. Ze had heel
weinig gezegd, maar ze wist dat wat ze had
gezegd heel veel inhield, misschien wel te
veel.
Ze ging zonder nog iets te zeggen weg. Het
speet haar, dat het zover was gekomen en ze
vroeg zich af of het altijd verdritig moest
eindigen, of een van beiden altijd zou moe
ten lijden als je van iemand hield. Ze
hoopte maar, dat het niet altijd zo zou zijn,
voor haarzelf, of voor Margaret, of zelfs
voor Michael. In haar hart wist ze echter,
dat wat hij gezegd had, waar was.
Jean zat op de rand van Margarets bed.
Edwin zat tegenover haar. e ergste hit
te van de dag was voorbij en de stralen van
de dalende zon vleien door de bladeren van
de bomen. Jean staarde uit het raam.
„Wanneer komt mevrouw Porter?" vroeg
Edwin. Zijn stem verstoorde de stilte en de
rust van de dag.
„Over een uur, misschien eerder", antwoord
de Jean. „Ze zal het John moeten zeggen,
over Michael bedoel ik. Ze zal het hem
gauw moeten zeggen."
„Geef haar tijd, Jean. Het belangrijkste is.
dat ze bij hem blijft. We moeten wach
ten tot hij weer op krachten iö, voor ze hem
alles kan vertellen. Hij kan niet alles tege
lijk verdragen."
Edwin keek ook uit het raam en naar de
door het stof gebroken zonnestralen. Het
was daar zo rustig en stil. Hij wenste dat
het binnenin hem ook zo was.
Er ging zoveel in hem om, dat het moeiijk
was, rustig uit het raam te kijken en van de
zon te genieten. Hij herinnerde zich tijden,
waarin het mogelijk had geleken van zulke
eenvoudige dingen te genieten.
Hij keek naar Jean. Ze was de laatste tijd
vreemd zwijgzaam en terughoudend geweest.
Toen die middag de telefoon belde, scheen
ze het niet te horen, hoewel ze er vlak bij
stond. Ze keek een andere kant op en ne
geerde het eenvoudig.
Het leek alsof ze in zichzelf vluchtte, alsof
probeerde zich uit het leven terug te
ken.
Inderdaad, dacht hij, een mens kan
een bepaalde hoeveelheid verdriet dr
Zou Jean haar deel hebben gehad?
scheen niet alles meer behoorlijk in zich
te nemen, ze reageerde bijna niet meer
wat hij en de anderen deden of zeiden.
Zij leek heel ver van hen weg te zijn, in
klein wereldje van haarzelf.
Beneden werd aan de voordeur gebeld en
mand ging open doen. De stem van
vrouw Porter klonk door het huis toen
haar zoon begroette.
Daar was nog iemand die het niet lan
kon dragen, dacht Edwin. Het leek alsof
dereen onder ging, onder de druk van het
ven. Hij voelde zich ook doodmoe.
Margaret zag hoe mevrouw Porter John i
te toen hij de deur open deed. Ze gonsde
een oude bij om hem heen. Ze raakte
wang aan en vroeg of hij wel goed gekl
en warm genoeg was. Margaret walgde
eens. De weeïge, overdreven liefde van <J
vrouw was teveel voor haar en ze dra<
zich om en ging de huiskamer weer bim
Als ze daarmee haar verdere leven op
scheept zou zitten, zou het nooit goed gaan.
Ze haatte deze vrouw om de manier waa
ze John helemaal in beslag nam. Het I
wel alsof ze hem niet wilde loslaten, t
niet zichzelf wilde laten worden.
Toen ze vanuit de hal binnenkwamen, g
Margaret, een of ander excuus mon
lend, de kamer uit. Ze probeerde nog e
Johns aandacht trekken. Ze wilde hem
ten weten wat zij voelde, dat ze wilde
zijn moeder wegging, dat, als iets een
leidelijk herstel van hun huwelijk in
weg zou staan, zij het zou zijn.
Toen Margaret de kamer uit was, gin
John en zijn moeder enige ogenblikken n
de radio zitten luisteren. De klanken er
werden onderbroken door haar dringe
vragen. John begon ongeduldig te wo:
en zijn moeder merkte, dat hij eigen!
niet naar haar luisterde. Toen John
naam David noemde, reageerde zijn n
der onmiddellijk.
'Ook al een mislukt huwelijk', zei ze,
schijnt in deze familie normaal te 2j
maar iedereen kon zien dat dat van het!
gin af aan al mis was.'
'Het komt door de oorlog, moeder', zei hij.
'Dat zeggen een heleboel mensen, om
vrij te pleiten.'
John zag dat zijn moeder op een vreeij
manier naar hen keek, uit de hoek
haar ogen, berekenend, alsof ze wachtts
het goede moment om te zeggen wat zo
haar hart had.
(wordt vervol)
Suske
en
Wiske
De
malle
mergpijp
M Vteui$eu,fri&