Kaat Mossel achter tralies Mini-tragiek in Mokumse tongval NA EEN WIJNTJE OP PRINSJESDAG EN EEN OPSTOOTJE VOOR I HET STADHUIS VAN ROTTERDAM ZATERDAG 10 MAART 1973 AMSTERDAM In de tijd dat de gouden schijven nog niet als kas(sa)producten in trossen werden gekweekt floot half Nederland het lied van de mummie van de Pha- rao. Zo ging deze welig in de wat ten en zalven gelegde Egyptische koning over de tong, nadat hij op wetenschappelijk verantwoorde wij ze uit zijn graf was gelicht en on beperkt overgeleverd aan de analy- seerlust van hooggeleerden. Dit werd algemeen aangevoeld als een pijnlijke ingreep in de eeuwige rust van de Pharao. Zodoende verzeilde dit schokkende lot In de vaderland se liederenschat, even mistroostig als humoristisch beschreven, op melodie gezet en bezongen door Moestafa, de exotische schuilnaam van de rasechte Amsterdammer mr. E. A. Moes (73), advocaat en procureur van onbesproken reputa tie. Juist deze maand bedrijft hij een halve eeuw lang in toog en zeer in getogen de juristerij. Zijn handen staan naar het Wetboek van Straf recht, zijn geest gewiekst gericht op jurisprudentie, generale preven tie en civiele procedures. Maar on der de bef schuilt de gestalte van een dubbele persoonlijkheid, die evenzeer hangt aan zang en snaren. In zijn studententijd al bezong hij als een minstreel 's levens wissel valligheden. Sindsdien welden hon derden liederen op uit zijn artistie ke inborst. Vrouwe Justitia met de blinddoek zal wel een oogje toege knepen hebben als zij zag hoe mr. Moes buiteb de kille rechtszaal de weegschaal in evenwicht hield tus sen de plichtvolle pleiter en de troubadour die de alledaagse tram melant bezong. Na een hecht door timmerd pleidooi met zijn gezicht in de plooi stond hij een uurtje la ter met een retourtje spoorslags Hilversum in de Bonte Dinsdag avond Trein van de AVRO, VARA's Showboat of Negen heit de klok van de KRO. En dit niet een enkel keertje, maar jaren achtereen week in week uit. Mr. Moes: „Nee, de naam Moesta fa heeft helemaal niets te maken met een slangenbezwerende harem houder of een mysterieuze ooster ling. Ik ben een rasechte Mokum- mer en vooral veel gevraagd om mijn Amsterdamse tongval. In heb die naam wel zelf gekozen, maar niet zelf gemaakt. Iedere jongen heeft op de lagere school een bij naam. Dat was voor mij de voor de hand liggende benaming: Appel moes. Op de middelbare school werden ze wat vindingrijker. Daar noemden ze mij in de wandeling Moestafa. Zou ik zelf nooit opgeko men zijn. maar dat leek me later, toen ik begon op te treden, wel een leuke artiestennaam". De zingende pleiter stamt nog uit de pofbroekenperiode, waarin je als je een fuifje wilde bouwen zelf mu ziek moest maken, omdat de radio toen overwegend fungeerde als een hok voor Mexicaanse honden en Philips nog pas aan zijn eerste gloeilampje zat te prutsen. Wilde je dansen, dan moest je zelf het beno digde ritme uit de snaren plukken. Hij en ziin vrienden waren daar voor aangewezen op de mekkerige mandoline, die naast de banjo nog lang in zwang is gebleven bij de dansers van de Drikusman. Student Moes en zijn kornuiten versierden hiermee menig feest en omdat de geest ook wat wilde in dit gezel schap van semi-intellectuelen en zovendien het studentencabaret Iets was wat latere generaties nog moesten uitvinden, zongen zij er zelf verzonnen liederen bij. Aangezien toen het volk nog niet naar hem toekwam, haalde hij het volk naar zichzelf toe. Vrienden, bekenden en familie stommelden in queue de smalle trap op naar afge huurde zolders, waar de gespleten natuur van Moes op het punt stond definitief naar bulten te breken. Die verhalen uit de kraamkamer gingen van mond tot mond, zodat Moes met of zonder zijn broeders in de kunst begon op te treden voor liefdadige doelen en later ook voor jubilerende bedrijven en verenigin gen, die een aankomend advocaat liever zingend op hun feest hadden dan als curator in hun faillisse ment. En omdat talent de ruimte zoekt, trokken Moes en zijn vrien den 's zomers in een woonwagen door ons land als vagebonderende troubadours, die hun gaven in het volk wierpen dat zich ontvankelijk had neergevlijd aan de voet van het geïmproviseerde podium. In de jaren '30 begon Hilversum oog en oor te krijgen voor Moes. Die wederzijdse wekelijkse liefde heeft geduurd tot in de jaren '60, toen Moes moest afhaken wegens ziekte. Nadien zag men hem ook Mr. Moes: ,,Op de luit maakte ik elke week op de gitaar had ik misschien goud kunnen halen". lijst van artiesten, die bij uitstek om de nationale feestdagen van het Kon. Huis van vrolijke etherfranje te voorzien naast de Limburgers, de Friezen, de Drentse klompen dansers en andere regionale folklo risten. Denk niet licht over deze lokale cultuur, want zoals er ge luidsjagers zijn. die de fiedels van uitstervend gevederte ten behoeve van het nageslacht op de band vastleggen, zo bouwt Wim lbo in bundeltjes hechte containers voor het snel vervliegende edelgas van het klassieke cabaret. En hierin huist ook Moestafa als de zangerige bezweerder van volks levenszeer. Stadsminstreel Mr. Moes: „Toen burgemeester d'Aüly van Amsterdam In 1949 zijn Brusselse collega Lode Craaybeckx op bezoek had en dit feit vierde met een hoofs diner op het Mui- derslot haalde hij mij erbij om het wel en wee van opstandig Amster dam te bezingen. Dit eindigde met een groteske huldiging van mijn persoon als Stadsminstreel van Am sterdam. in gotische krullen geno teerd op het menu. dat als getuige nis gold. Ik heb het altijd bij de luit gehouden, al is die later door de gitaar verdrongen, maar wat de besnaring betreft maakt dit geen verschil. Die luit maakt intussen' wel goed duidelijk, dat ik eigenlijk te vroeg geboren ben, want In dit gulden tijdperk van de gitaar had er voor mij waarschijnlijk ook wel wat goud gezeten in een singeltje op een elpee. Dan had ik rustig de stijgende verkoopcijfers in het oog kunnen houden zonder onder de druk te staan telkens iets anders te moeten verzinnen, zoals vroeger toen ik wekelijks met een nieuw liedje voor de radio moest komen. En'dan had Je natuurlijk ook nog niveau te houden, want met drie vluggertjes voor de vaak zouden ze het in Hilversum al gauw voor ge zien gehouden hebben. Uit protest heb ik nooit gezongen en ook nooit de maatschappij aangeklaagd. Ik zocht het in een gekke kijk op nor male toestanden. Ik heb er nooit Als jurist Moes de toog uit deed, dan stond daar de minstreel Moestafa niet meer op het scherm, ofschoon hij direct bereid is om als Moestafa een showtje op de tv te komen ma ken. Mokumse tongval Mr. Moes heeft artisticiteit en juris terij altijd streng gescheiden gehou den. Hij heeft als Moestafa nooit als stof voor zijn teksten geput uit de benarde levensgeschiedenissen van zijn cliënten, die hem opzoch ten voor juridische bijstand en niet voor een cabareteske benadering van hun zorgen. Eén liedje vormt daarop een uitzondering. Dat is de Krakenzetter, waarvan hij er nogal wat heeft verdedigd in zijn leven en die hij in heldere zang heeft af geschilderd als kleine man tegen over het Grote Recht, mini-tragiek in Mokumse tongval. De gewone man als de weerbesten- dige seismograaf van de gevoelens van het volk heeft mr. Moes altijd sterk aangesproken. In zijn liedjes heeft hij die man op een grote Rembrandttentoonstelling in het Rijksmuseum laten voortschuifelen tussen de kunstvlooien en diens on gezouten gedachten in pikant melo dieus tokkelwerk vastgelegd; in de geest volgde hij deze man ook naar het Concertgebouw en naar de jaar lijkse traditie van de Gijsbregt en ook daar vloeiden de meest sappige recensies uit 's mans mond. Dit Amsterdams is Moestafa's artistie ke kenmerk geworden, omdat hij het slepende ritme en de afgeplatte klanken van deze V-sprank gevat in zijn teksten wist te vangen. Daar om paste Chiel de Boer hem als so list in zijn programma in en stond hij in Hilversum bovenaan op de moeite mee gehad om advocatuur en cabaret uit elkaar te houden, zoals ook de advocaat, die voorzit ter is van de postduivenhouders- club, die dingen niet door elkaar haalt. Vijftig Jaar lang heeft In het leven van mr. Moes de Jurist beentje- over gedaan met de artlesL Als Moestafa zich na gedane arbeid te ruste legde, ontwaakte 's morgens een verkwikte mr. Moes. En als deze de toog uitdeed stond Moesta fa daar weer. TON OLIEMULLER Kaat Mossel, het „moy brokje" dat voor drie jaar intensieve discussie en geharrewar zorgde. delijke vriendin, Cornelia Swencke woonde. De steeg werd voornamelijk bewoond door aanhangers van het huis van Oranje. Die aanhangers, voornamelijk „eenvoudige lieden" la gen al sinds de Pachtersoproeren van '48 in de clinch met de patriot ten. Deze verzameling gegoede bur gers wilde in ons land een groot aan tal hervormingen doorvoeren op rechtelijk, politiek en economisch ge bied. Tegenstander daarbij was prins Willem V, die de ideeën der verlich ting bepaald niet goedwillend bekeek. De eerste maal dat er sprake is van woelingen is acht maart 1783, toen Kaat tot de luidruchtigste feestgan gers behoord zou hebben bij de vie ring van de verjaardag van de stad houder. De gegoede patriotten waren al enigszins gegriefd doordat de zak kendragers toestemming hadden ge kregen de erepoort uit 1766 toen de prins meerderjarig werd te ge bruiken voor de versiering van het gildehuis. De oranjegezinde burge meester vond dat best mits er geen ongeregeldheden van kwamen. Ook de Hoofd-Officier van de stad vond het best maar zei tegen Kaat wel: Niet te veel te drinken, zo zoudt gij somtijds een burger molesteren". Ook de steeg bij Kaat was vrolijk versierd. In de latere onderzoekingen is grote aandacht besteed aan de beschuldi ging dat Kaat van de prins achthon derd gulden via tussenpersonen zou hebben gekregen om de feestviering eens goed op poten te zetten. Zo ge tuigde een overbuurvrouw een be diende in witachtig livrei met blauw gezien te hebben met een zak waar achthonderd gulden inzat. Kaat zou ook twee hammen en twee schouder- De Gevangenpoort in Den Haag, 1 tjes hebben gekregen als aansporing voor haar zelf. Kaat ontkent later, en van bewijs vertelt de geschiedenis niets. De burgerij haalde er ook bij in het proces dat het personeel van de scheepstimmerwerf voor de schaft van negen uur al dronken was en dat een aantal mensen de brutaliteit had gehad geld te vragen aan burgers voor de prins. In het proces is ook een broodbakker gehoord over een „crimen majestatis populi" bestaan de uit het gratis uitdelen van oranje lint. In de Zwanesteeg werden op deze avond twee ketels wijn gestookt bleek later nog. Het jaar '83 verliep zonder verdere opmerkelijke gebeurtenissen zij het dan dat men Kaat er later van ver dacht in juli een tocht naar Den Haag gemaakt te hebben voor een ontmoeting met de stadhouder. Alle insinuaties ten spijt is het hoogst on waarschijnlijk dat ze de man ook maar gezien heeft. r Kaat Mossel het laatste ja haar gevangenschap doorbracht. Bilderdijk versierde voor „moy brokje" 3642 gulden en 18 stuivers smartegeld Centraal in de onderzoekingen van de al genoemde commissie kosten ruim een ton staat 22 maart 1784. Het aflossen van de wacht voor het stadhuis in Rotterdam werd voor de betreffende compagnie een tocht te midden van een opdringende menigte joelende burgers. Er moest zelfs het bevel „laadt het geweer" gegeven worden om te voorkomen dat de bur gers de compagnie uiteen zouden „drijven". De maat was vol, een jaar lang van opstootjes en woelin gen werd teveel voor de zittende ma gistratuur en eind augustus wordt Kaat met haar onafscheidelijke vriendin Caatje Swencke op het stad huis opgesloten in de gijzelkamer. Die heeft achter een raam op straat zodat Kaat Mossel beslist niet alleen zit. De verjaardag van de eerste dochter van Willem V wordt hier ge vierd met negen eindjes kaars en punch, die ook aan de schildwacht wordt aangeboden. De boze burgers zorgen na dat feest voor een luik voor het raam en twee weken later vraagt Kaat wegens toenemende zwakte haar kinderen te zien. Een vol jaar gaat voorbij zonder dat er iets gebeurt. De commissie van schepenen werkt aan het onderzoek, vergadert iedere dag en kijft over de mantel die Kaat wel of niet gedragen heeft en of ze op 22 maart nu wel of niet ter plaatse gezien is met een steen in de hand en wat ze precies voor kreten geslaakt heeft. In september 1785 neemt de advocaat Willem Bilderdijk haar verdediging op zich en vraagt brutaalweg om vrijspraak. Dat blijft hij bijna twee jaar lang doen. Hij krijgt alleen ge daan dat zij in juli 1786 naar Den Haag wordt overgebracht en opgeslo ten in de Gevangenpoort. Pas als de Pruisen Nederland binnenkomen na het gebeuren in Goejanverwellesluis gaat het wat sneller. Kaat Mossel wordt in 1787 in vrijheid gesteld en gaat met een erewacht naar Rotter dam terug. Daar duikt ze de histori sche vergetelheid in en overlijdt er op 29 juni 1798. De advocaat Willem Bilderdijk. met zijn „insolente airs" blijft na haar in vrijheidsstelling strijden voor een sa tisfactie. Die haar ook gegund wordt met een bedrag van 3642 gulden en 18 stuivers. PAUL NOTA ROTTERDAM De luidruchtige viering van de verjaardag van stad houder prins Willem de Vijfde in 1783 i en een opstootje een jaar later, waar 1de politie in onze dagen eventjes de lange lat over zou leggen, brachten in het jaar 1784 de Rotterdamse mos selvrouw Kaat Mossel in de gijzelka mer onder het Rotterdamse stadhuis en later in de Haagse Gevangen poort. In die twee gevangenissen heeft deze keurvrouw der mosselen bijna drie jaar doorgebracht als slachtoffer van de twist tussen pa triotten en prinsgezinden uit die tijd. Van die drie 'aar werden er twee door een commissie van onderzoek besteed met spijkers op laag water zoeken, het volschrijven van 36 boek delen vol muggezifterij en het horen van ruim driehonderd mensen van wie sommigen meer dan twintig maal. En dat alles zonder enige uitwerking op het feitelijke conflict. Dat werd in 1787 beslist door het befaamde inci dent in Goejanverwellesluis dat aan dachtig het lied „Hop Marianneke" eerst de Pruis en vervolgens de kale Fransen in ons land bracht. De hoofdpersoon in deze geschiedenis Kaat Mossel kwam op de wereld in het jaar 1723. Van haar jeugdjaren maakten kroniekschrijvers later een soortement schandaalromannetje. Ze hield er de betiteling „moy brokje" aan over, dat zoiets zou kunnen zijn als „lekker dier". Op wandel over haar beslist niet van reinheid blinkend levenspad belandde Kaat, die eigenlijk Caetje Mulder heette, in 1775 in een huis aan de Zwanensteeg te Rotterdam. In die kromlopende steeg had ze voor zes honderd gulden een huisje gekocht terwijl tegenover haar een onafschei- Willem Bilderdijk, de man die Kaat Mossel verdedigde en zelfs een „sa tisfactie" van 3642 gulden en 18 stuivers wist los te krijgen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1973 | | pagina 15