Boos
weglopen
van huis
Petertje en
de herfst
DE AVONTUREN VAN PIET POTLOOD
ZATERDAG 24 FEBRUARI 1973
Juniorenhoek
LEIDSE COURANT
\\ifv
\Vk,
Een jongen riep eens op een
avond heel ikwaad door het
huis: „Morgen loop ik weg!"
Weglopen, dat willen nu en dan
alle jongens die nog niet groot
zijn maar ook niet meer klein.
Voorgoed weglopen van huis,
omdat vader boos is, of moeder
zeurt of omdat de andere kinde
ren plagen. Wat er nu precies
gebeurd was in het huis van de
jongen die woedend schreeuwde
„Morgen loop ik weg", weet
niemand meer. Maar wel dat
hij heel kwaad was en met een
gezicht als een donderwolk naar
bed ging. Vader zei: „Die boze
bui zakt wel". Moeder begon te
huilen, maar de grote wijze
broer sloeg zijn arm om haar
schouders en zei: „Niet onge
rust zijn, moeder, ik houd hem
wel in het oog".
De voigende morgen nam de boze
jongen in alle vroegte zijn
spaargeld, stopte een hemd en
een broek in zijn tas, nam een
stuk brood uit de keuken en
sloep het huis uit. „Ik wil niet
meer in dit huis blijven", zei hij
tegen zichzelf. „Ik ga eerst
naar de stad en dan naar Italië,
werken bij het circus. Was ik
maar dadelijk met het circus
meegetrokken".
Langs de weg tussen dit dorp en
de stad had kort tevoren een
circus gestaan. De grote tent en
de wagens met vreemde circus
mensen, de stallen en kooien
met paarden en wilde dieren.
Er waren adembenemende
voorstellingen gegeven met
clowns, acrobaten en danseres
sen en temmers van gevaarlijke
dieren. Jongens en meisjes wa
ren erbij geweest die kunsten
maakten op prachtige versierde
paarden. Iedereen uit stad en
dorp was verrukt geweest over
die wondere circuswereld en
toen de artiesten weer opbraken
en verdwenen, lieten zij een
vreemde lege plek achter. Je
kon niet begrijpen dat hier die
feestelijke tent vol licht, mu
ziek, kunsttoeren en grappen
had gestaan. Sommige kinde
ren, die nog niet groot waren
maar ook niet klein meer, dach
ten met heimwee aan dat cir
cus... Als ik toch eens die kleine
clown kon zijn, als ik toch eens
die goochelaar kon wezen, als
ik toch eens zo'n paardrijdster
mocht worden.. Dat dachten zij.
En nu was één van die jongens
kwaad van huis weggelopen.
Hij ging het circus achterna en
wilde daar een groot artiest
worden. Later zouden ze thuis
stom van bewondering voor
hem zijn! Hij zag zichzelf al als
dierentemmer, paardrijder,
acrobaat en clown tegelijk.. De
weg naar de stad kon hij wel
dromen en daarom droomde hij
ervan hoe schitterend en be
roemd hij later worden zou.
Maar de grote, wijze broer had
tegen moeder gezegd: „Ik houd
hem wel in het oog". En dat
deed hij. Daardoor merkte hij
dat zijn kleine broer het huis
uirsloop en de weg naar de stad
opliep. Stilletjes ging hij hem
rchterna. Ook in de stad kende
de boze jongen heel best de
weg. Hij liep door straten, stak
pleinen over en ging regelrecht
door, om aan het andere eind
de stad weer te verlaten. Maar
toen werden zijn passen wat
minder zeker.
Er was een kruispunt met wel
vijf wegen. Daarom stond er
een wegwijzer met vijf borden.
Op vier borden waren namen
van andere plaatsen geschreven
maar op het vijfde stond: ITA-
Llë. Dit was een beslissend
ogenblik. De boze jongen ging
aan de kant van de weg zitten
om even te rusten en wat te
eten. Daarna stapte hij op,
recht op het doek af zonder op-
of omkijken.
De grote, wijze broer had hem al
die tijd bespied. „Zozo", be
greep hij, „ons driftig jongetje
wil naar Italië, het circus ach
terna". Zonder op te vallen
volgde hij zijn kleine broer tot
een ander kruispunt. Daar stond
weer een wegwijzer met ver
schillende borden, maar de jon
gen aarzelde niet. Hij nam de
weg waarheen het bord ITALIë
wees. Toen wist de grote
broer zeker dat de jongen weg
wilde lopen. Nu had die oudste
wel tegen moeder gezegd: „Ik
houd hem in het oog", maar hij
wou niet naar Italië, hij wou
naar huis. Daarom verzon hij
een list.
De grote broer wrong zich door
de struiken die langs de weg
stonden en holde, zonder door
de boze jongen gezien te wor
den, hard over de velden naar
het volgende kruispunt. Daar
stond weer een wegwijzer met
borden en op één ervan was na
tuurlijk weer ITALIë te lezen.
Vlug verwisselde de grote broer
twee borden en verstopte zich.
Juist op tijd. Daar kwam de
boze jongen al aan. Hij keek
weer goed uit en nam de weg
die volgens het bord naar Italië
voerde. In werkelijkheid liep
die weg daar natuurlijk hele
maal niet naar toe. Neer, die liep
jujst in een boog terug in de
richting van het eigen dorp en
het eigen huis
Nauwelijks was de boze jongen
die weg ingeslagen of de grote
broer zetten de borden weer op
hun goede plaats, holde langs
een binnenweggetje naar de vol
gende richtingwijzer en verwis
selde ook daar weer de borden.
Zo liep de boze jongen een hele
dag van 's morgens vroeg tot 's
avonds laat in een wijde kring.
En intussen holde de grote
brper van de ene richtingwijzer
naar de andere, tot ze tegelij
kertijd aankwamen in hun eigen
dorp. „Hé, dat is ook toevallig,
we komen tegelijk thuis!" zei
de oudste.
„Ja, ja", stotterde de jongste, die
er niets van begreep. Hij was
dan ook veel te moe om na te
denken, veel te moe om nog
boos te zijn, zelfs veel te moe
orr. aan het circus te denken.
Hij sloop naar bed en viel als
een blok in slaap.
Die nacht droomde hij dat hij ze
ven dagen en nachten moest lo
pen om het circus te vinden en
toen hij er eindelijk aankwam,
zei de directeur: „Je moet eerst
terug naar huis om zo groot en
sterk te worden dat je van ze
ven dagen en nachten lopen,
niet moe wordt".
I aat in de volgende morgen werd
hij wakker en was blij in zijn
eigen bed te liggen. Hij schaam
de zich een beetje, maar niet zo
heel erg. Hij was toch écht een
dag lang weggelopen, en nie
mand wist gelukkig dat hij naar
Italië had willen trekken! Dat
dacht hij.
Vader, moeder en grote broer wa
ren wijs en spraken nergens
meer over. Dat luchtte de jon
gen. die boos was geweest, zo
op, dat hij helemaal niet boos
meei was en vergat waarom hij
weg had willen lopen.
Wel eens gehoord van een safari? Dat is een reis naar een natuur-
park waar beesten nog in het wild leven. Je kunt ze gaan zien.
maar wel veilig in een dichte auto. Dit is zo'n safarireiziger. Maar
hij is doormidden geknipt. Welke van de vier onderste plaatjes
hort bij het bovenste om een hele safarireiziger te krijgen?
Wie kan een kaars op een afstand van drie meter uitblazen? Vraag het
aan je vriendjes en vriendinnetjes, laat ze het proberen en het zal
njet lukken. Nu jij. Je neemt een plastic fles, zo één die je gemak
kelijk in kunt drukken. Je schroeft de dop eraf. duwt stevig tegen
de onderkant en de kaars floept uit. Als je tenminste goed hebt ge
richt, zoals op de tekening.
Petpitje, een jongetje van zes
jaar, is op het plein aan het
spelen. Het is herfst en de bo
men hebben hun blaadjes laten
vallen. De straten liggen er vol
mee. Petertje weet niet meer
wat hij spelen moet. Hij heeft
al gestept en gehinkeld, en in
de plassen gelopen. Maar nu
weet hij het niet meer.
Opeens ziet hij een heleboel bla
deren. Hij denkt: „Die leg ik op
een hoop en dan kruip ik erin.
Ja, dat doe ik". Petertje raapt
ijverig de blaadjes bij elkaar.
Na een poosje is het een aardi
ge berg geworden. Hij gaat erin
liggen en valt direct in slaap.
Ondertussen is zijn moeder een
beetje ongerust geworden. Waar
blijft Petertje toch? Moeder
zoekt alle straten in de buurt
af. Ze is ook al een paar keer
langs de berg geweest waarin
„Je eet als een mus", zegt men
wel eens tegen iemand die heel
weinig naar binnen werkt. Maar
dat is geen goede vergelijking,
want vogels kunnen juist enorm
veel eten, zeker jonge vogels.
Een zeezwaluw die 31 gram
weegt, at op een dag 48 gram
wormen op. Een winterkoninkje
voederde zijn jongen in vijftien
uur niet minder dan 1217 keer.
In de maag van een kwartel
vond men vijfhonderd kevers en
in die van een havik vijfhon
derd muggen. Als een mens in
verhouding ook zo at. zou hij
elke dag een kalf of twee tot
drie lammeren moeten opeten.
Nou, en wie doet dat?
Petertje heerlijk ligt te slapen.
Maar ze kan hem niet vinden.
Ten einde raad gaat ze naar
huis. Plotseling begint het heel
hard te waaien. De wind neemt
alie bladeren meeen Peter
tje wordt de lucht in geblazen.
Toevallig staat zijn moeder
voor het raam. Wat ziet ze
daar? Een heleboel bladeren in
de lucht, en Petertje. Moeder
geeft een gil van schrik. Daar
moet wat aan gedaan worden.
Vlug pakt ze een laken en haalt
de buurvrouw. Samen houden ze
het laken vast om Petertje op
te vangen. Net op tijdl De wind
gaat liggen en laat Petertje en
de bladeren vallen. Als ze thuis
komen, vraagt moeder aan Pe
tertje: „Weet je hoe dat
kwam?" Petertje schudt zijn
hoofd en vraagt verbaasd: „Hoe
dan?" „Nou, dat komt", zegt
moeder, „omdat jij haast niet
eet en dan word je niet groter
en blijf je mager".
„Dan zal ik voortaan meer eten",
belooft Petertje. En hij gaat fijn
met zijn blokken spelen want
hij wil niet nog eens door de
lucht zweven.
KARIN LEMCKERT
l—ll—ll
VORIGE WEEK
OPIOSSING
De vis zat aan de hengel
AFLEVERING 52
„Nog een kusje", zei Michael toen Margaret
uit het bed stapte en zich begon aan te kle
den. Hij hield haar hand vast en wilde
haar niet laten gaan. Ze hadden zojuist de
liefde bedreven.
,,'s Middags is het 't fijnste", zei Margaret.
„Je hoort dan alle drukte en herrie buiten,
zonder er zelf deel van uit te maken. Je
gedachten staan dan stil".
„Je kunt je problemen vergeten", zei Mi
chael, die begreep wat ze bedoelde, „maar
als je wakker wordt, zijn ze er weer".
Hij zweeg even. Hoe ze ook trachtten het te
vergeten en er niet over te praten, het was
altijd in hun gedachten.
„Je wilt het niet onder de ogen zien, hè?",
zei Michael. „Morgen komen ze terug. Je
vader en John. Ik geloof dat het beter was
geweest als je eerder hier was komen wo
nen. Als je al je schepen achter je had
verbrand".
Het was dezelfde woordentwist die ze in de
anderhalve maand nadat Margaret had ge
hoord dat John nog leefde, al duizend keer
hadden gevoerd. Waarbij telkens en tel
kens weer hetzelfde werd gezegd. Michael
wilde dat Margaret bij hem in kwam wo
nen en hem daarmee de zekerheid gaf, dat
ze hém liefhad, dat ze hem nog wilde heb
ben. En Margaret zag tegen de uiteindelij
ke beslissing op, hoewel ze heel goed wist
dat ze wel wilde. Ze wist het zeker, en
toch weerhield iets haar ervan, het te doen
voordat ze haar man in levende lijve zou
hebben gezien. Het leek te wreed dat hij,
na alles wat hij had doorgemaakt, bij zijn
terugkeer tot de ontdekking moest komen
dat zijn vrouw hem had verlaten.
Margaret vond dat ze het hem beter per
soonlijk kon zeggen, dat zou eerlijker en
waardiger zijn.
„Je zult het hem direct moeten zeggen", zei
Michael.
„Hij heeft maar een week of vier verlof en
dan moet hij terug. Het hoeft niet nu of
nooit te zijn", antwoordde zij.
Michael ging rechtop zitten. De angst voor
uitstel stond op zijn gezicht te lezen, de
overtuiging dat, hoe langer ze het uitstel
den, hoe moeilijker het zou worden.
Margaret liep naar de deur.
„Waar ga je heen?", vroeg hij.
„Boodschappen doen".
Dit was voor hem het moeilijkste ogenblik,
want de gedachte wilde hem niet loslaten,
dat ze, als ze eenmaal de kamer uit was,
niet zou terugkomen.
„Margaret. Ik smeek je; besef toch dat je
hem pijn moet doen. Je maakt het voor
ons geen van allen beter. Hoe langer je het
uitstelt, hoe moeilijker het wordt. Tot het
misschien tenslotte onmogelijk wordt".
Ze eisten allebei dat ze hetzelfde dachten.
Sinds ze elkaar voor het eerst hadden ont
moet, waren ze door de omstandigheden
achtervolgd. Ze waren door bepaalde ge
beurtenissen gescheiden geworden, alle
plannen die ze hadden gemaakt schenen op
niets te zijn uitgelopen. Alles leek tegen
hen te hebben samengespannen.
Nu was haar man teruggekomen en Michael
was vastbesloten niet weer iets tussen hen
te laten komen.
Margaret zag er geen gat meer in. Ze wilde
bij Michael zijn en toch zag ze tegen de
uiteindelijke beslissing op. Ze dacht er lie
ver niet aan.
Jean was in de keuken. Ze had juist de voor
kamer opgeruimd. Ze voelde zich niet op
haar gemak en wou maar dat er iemand
was met wie ze zou kunnen praten, maar
Margaret was uit, Freda naar haar werk,
en Edwin was naar Londen gegaan.
Ze doodde de tijd door het hele huis een
schoonmaakbeurt te geven. Ze hield zich
zelf voor. dat ze het deed omdat John te
rugkwam, maar ze wist dat ze het alleen
maar deed om de uren en minuten door te
komen. Ze was alleen, maar ze wilde zich
niet alleen voelen.
Ze schrok toen er gebeld werd.
Het was Sheila, en toen ze met haar naar de
keuken terugliep, zei ze: „Edwin zei, dat
ze niet vóór morgenmiddag hier zouden
kunnen zijn. Je weet hoe het met de trei
nen is".
Het water kookte en Jean zette thee. Ze
schonk een kopje voor Sheila in en zette
het voor haar neer.
„Ik ben twee keer bij je aan de deur
wees* en heb een boodschap voor je i
tergelater. om even aan te komen,
maakte me ongerust toen je niet kwam".
„Ik ben de laatste tijd geen erg prettig
zeischap", antwoordde Sheila.
Jean had met haar te doen. Sheila was
een dochter voor haar en dat was ze alt
geweest sinds ze met David was getroui
David had haar niet gezegd wat er
beurd was. toen hij de laatste keer toen
thuis was naar Sheila was gegaan, r
Jean was er vrij zeker van dat het
goed boterde tussen hen.
„Zie je. Sheila", zei ze, „ik moest je sp
ken, want ik begin langzamerhand het
voel te krijgen dat ik mijn kinderen i
meer ken. David zien we bijna nooit en
hij komt is het alsof we een vreemde
bezoek hebben. En van Margaret kan
ook al geen hoogte krijgen".
Jean dacht ook aan haar eigen huweli
Hun reis naar Featherstone was een so
stopplaats in hun relatie geweest. Het
het bekennen van een vergissing gewei
alsof ze zich naar elkaar hadden om
draaid en gezegd dat er, na dertig jai
samen te ziin geweest, nog brede kloi
van misvatting tussen hen bestonden
veel dingen die ze van elkaar niet wist
„U moet niet denken dat ik voor hem
kruipen", zei Sheila, „en hij schijnt ze
niets meer om de kinderen te geven,
heeft ze in geen tijden gezien".
Sheila dronk haar theekopje leeg en sto
op. Ze keek Jean aan en wenste dat
haar kon helpen, dat ze iets aardigs o\
David kon zeggen, dat ze kon zeggen
hun huwelijk gelukkig was. Maar het
geen zin om te liegen, of er omheen
draaien, dacht ze. Ze moesten de feiten
der de ogen zien.
„U moet het niet vreemd vinden, als u
een poosje niet ziet", zei ze. „Ik moet n
mezelf in 't reine komen".
„Moed houden, kind", antwoordde Jei
„Hij komt gauw bij je terug. Je zult
Sheila glimlachte. Ze vroeg zich af of Da
inderdaad zou terugkomen en of zij er d
zou zijn.
Ze dacht aan Colin en toen aan David,
waren zo verschillend. Sheila vroeg zich
wie van de twee ze zou hebben gekozen
ze de kans kreeg om opnieuw te beginni
Ze wist dat het nog steeds David z
maar ze verzette zich tegen haar nood]
dat dit als de enig mogelijke keus aang
(wordt vervolgd
Suske
en
Wiske
De
malle
mergpijp