i
18|>
Met 'n knots
de wijde
wereld in
DE AVONTUREN VAN PIET POTLOOD
-'Vy
ZATERDAG 20 JANUARI 1973
LEIDSE COURANT
PAGINA 6
Juniorhoek
jferj 6R4Ö-72
/V
TN de donkere smederij vlamde
A het vuur, licht en schaduw
speelden samen over de muren.
De smid was aan het smeden
en de smidsjongen moest met
de blaasbalg het vuur aanwak
keren. Maar de jongen stond te
suffen en de vlammen doofden.
„Sta je weer te slapen?" riep
de smid woedend. „Aan jou heb
ik geen hulp, ik wou dat je het
huis uit ging!" De jongen slen
terde naar de deur, keek naar
buiten waar de wijde wereld lag
en zei: „Ik ga al, vader. Geef
mij alleen een ijzeren knots
mee, want er loopt zoveel ge
spuis langs de weg".
„Best", zei de vademen hij
smeedde van zeven kilo ijzer
een knots. De jongen nam hem
aan en sloeg ermee tegen het
aambeeld met zulk een kracht
dat de knots brak. „Geef me
een betere vader", zei hij en
dat deed de smid.
De tweede woog tweemaal zeven
kilo. De zoon probeerde hem,
maar bij de tweede slag brak
hij al. Toen smeedde de vader
een derde van driemaal zeven
kilo en de zoon sloeg hem bij de
derde slag krom. Maar de smid
nam hem de knots af, boog die
met zijn eigen handen recht en
zei: „Recht buigen kun jij ook.
Ga nu de wijde wereld maar
T")E smidsjongen ging op weg.
Maar hij ontmoette geen ge
spuis, dus hij hoefde zijn knots
niet te gebruiken. Al gauw
kwam hij aan op een landgoed
en vroeg om werk. „Wat kun je
zoal?" vroeg de landheer. De
smidsjongen verzon gauw een
baantje waarmee hij dacht veel
te kunnen luieren. ,,Ik kan
koeien hoeden, meester", zei
hij. „Dan kan ik je gebruiken",
zei de landheer terwijl hij keek
naar de brede schouders, sterke
armen en zware knots van de
jongen. „Er gaat geen dag
voorbij of er wordt een stuk
van mijn vee in het veld gesto
len en geen enkele knecht kan
daar een stokje voor steken.
Wat moet je loon zijn?"
En noemde op: „Zoveel eten en
drinken als ik wil, een veren
bed en elk jaar drie goudstuk
ken met het portret van de ko
ning erop". Dat was verschrik
kelijk veel. Maar elke dag een
stuk vee kwijtraken was nog
duurder en de landheer gaf toe.
De volgende morgen vertrok de
nieuwe koeienhoeder met het
vee naar een weide. Hij was
daar nog maar net aangeko
men, of de grond dreunde van
een zware stap. Er kwam een
rover aan die er tweemaal zo
sterk uizag als de smidsjongen.
„Wat doe jij hier, mannetie?"
vroeg de rover. „Ik sprokkel
hout", was het antwoord. „En
als je soms een koe wilt roven,
ga je gang en laat me met
rust". Dit meende de jongen.
Maar de rover meende het ook.
Hij nam een koe bij de horens
en wou er mee vandoor gaan,
toen de smidsjongen bedacht
dat hij zijn knots wel eens ge
bruiken kon. Eén zwaai was al
genoeg. Met een zucht als een
windstoot viel de schurk op de
grond. „Die blijft wel tot mor
gen van de kaart", dacht de
overwinnaar. Hij keek naar zijn
knots, maar die was niet krom
gebogen Toen ging hij liggen
slapen.
's Avonds keerde hij bij zijn
meester terug en er ontbrak
niet één stuk aan het vee. De
landheer vroeg: „Heb je niets
bijzonders gemerkt, daarbui
ten?"
„Niets bijzonders", antwoordde
hij. Want hij dacht: als ik ver
tel hoe machtig die knots is,
neemt hij hem misschien af en
De volgende morgen was hij met
zijn kudde nog maar püts op een
andere wei aangekomen, of
daar dreunde de grond en er
kwam een rover aan die wel
driemaal zo sterk als de smids
jongen leek. „Wat doe jij hier
kereltje?" vroeg de rover. „Ik
sprokkel hout", was het ant
woord, „en als jij soms de stier
wilt stelen, ga je gang want ik
heb er niets mee te maken".
Maar nauwelijks had de rover de
stier bij de horens genomen, of
de jongen zwaaide uit alle
macht met zijn knots en de
booswicht tuimelde omver met
een zucht als een stormwind.
„Die blijft wel drie dagen bui
ten westen", dacht de jongen.
De knots was wel krom maar
hij boog hem recht en ging daar
na liggen uitrusten.
's Avonds keerde hij bij zijn mees
ter terug en er ontbrak niet één
stuk aan het vee. „Weer niets
bijzonders gemerkt?" vroeg de
meester. „Niets gemerkt", was
het antwoord.
Op de derde morgen was hij met
zijn kudde op een derde weide,
maar toen klonk een stap die
rinkelde! De rover die eraan
kwam, was niet zo groot als de
twee vorigen, maar deze had
een harnas aan. Heel merkwaar
dig, want harnassen waren in
die tijd allang uit de mode. De
rover zei geen woord, maar
greep een kalf beet. Toen hief
de jongen zijn knots van drie
maal zeven kilomaar de rid
der riep „Hola!" en sloeg het
vizier op. Niemand minder dan
de landheer bleek in dat harnas
te zitten! De jongen liet van
schrik de knots uit zijn handen
vallen en de grond schudde er-
„Vind je het zo bijzonder dat ik
hier in een harnas kom?",
vroeg de landheer. „Jawel",
stamelde de koeienhoeder, „ik
dacht: dit is nou nog eens een
echte roofridder".
„Ik heb me met dit harnas ver
kleed om achter de waarheid te
komen. Wat is er gisteren en
eergisteren voor bijzonders ge
beurd?" vroeg de meester. „Ik
heb twee rovers geveld,
maar ik heb het verzwegen om
dat ik bang was dat u mijn zelf
gesmede knots zou willen heb
ben".
„Dat wil ik ook", zei de landheer
en hij keek vol bewondering
naar de knots die een gat in de
grond had geslagen. „Je moet
er dadelijk een paar voor mij
smeden, dan kunnen wij voor
goed alle rovers de baas".
„Ik kan niet smeden, mijn vader
heeft hem gemaakt be
kende de luie smidsjongen.
Toen zei de landheer: ..Wil je
lekker eten, drinken, slapen en
goud verdienen, dan eerst terug
naar huis! Leer knotsen smeden
en kom daarna je loon verdie
nen in mijn smederij". De
meester nam de knots met
moeite op zijn geharnaste
schouder en rinkelde naar huis.
F)E smidsjongen ging terug
naar zijn vader en vroeg of
hij mocht leren smeden. „Vooruit
dan maar weer", dacht de va
der met een zucht als een or
kaan. De jongen deed nu zijn
best en kon binnen het jaar een
knots van driemaal zeven kilo
smeden die niet krom boog!
Toen meldde hij zich weer bij
de landheer en werd de beste
smid die ooit een hamer op het
aambeeld had geslagen. Hij
deed het met plezier en vond
het niets erg dat de wijde we
reld voortaan bestond uit een
donkere smederij met vlam
mend vuur en licht dat met
schaduw speelt over de muren.
Oplossing
vorige week
De naam van de stad die de cow
boy na lang zoeken vond. is
Dodge City.
We gaan een ooievaar maken. Vraag een veiligheidsspeld a an it moe
der en buig die heel voorzichtig anders prik je je misschien ook
nog en dat is niet de bedoeling zoals op de tekening is pangege
ven. De snavel maak je van een lucifer die je, ook voorzichtig, met
een mesje puntig moet snijden. Dan kun je die „snavel" in de kop
van de veiligheidsspeld steken. Het lichaam maak je van een prop
watten of. als je het hebt, van boetseerklei. De ooievaar is klaar.
Je neemt een stuk kurk en prikt hem daarin, zodat je de ooievaar
netjes kunt neerzetten.
Weet je hoe het komt dat zeewater
zout is? En dat rivieren en me
ren het niet zijn? Heel eenvou
dig. Miljoenen jaren lang zat er
zout in de rivieren, die echter in
de zee uitmondden. Het zout ver.
dween uit de rivieren maar bleef
in de zeeën, zodat die langzaam
zout water kregen. Dat betekent
dus dat ook rivieren zout bevat
ten maar veel minder, niet te
merken, dan de zee Men
schat dat de rivieren jaarlijks
miljarden tonnen (en een ton is
duizend kilo) zout naar de zee
voeren.
De meest eenvoudige bordeertech-
niek is de kruissteek die we
vooral kennen van onze eigen
vaderlandse merklappen met de
vele voorstellingen en teksten.
Ze zijn momenteel erg in trek
en doen ingelijst, vooral als ze
al wat ouder zijn, als „antiek"
opgeld. Maar we hebben nog
nooit soortgelijke wandlappen
met beelden uit het Heilige
Land gezien.
Bij de Arbeiderspers is een boek
verschenen, waarin 18 platen in
kleur van monumenten in Jeru
salem; prachtig uitgevoerd door
mevrouw Ann Roth en ingeleid
door Ruth Dayan de ex-echtge
note van de Israëlische minister
van defensie. Zij laat daar in
zien wat er met zulke stijve,
blokkige steekjes te maken valt
wanneer men het onderwerp
maar als een geheel opvat en
vrijelijk in de ruimte plaatst
zonder randen of toegevoegde
versieringen. Ann Roth toont dit
werk als een voorbeeld van de
herleefde vrouwelijke handwer
ken in Israel waar de „Maskit"
een speciaal centrum is
toegepaste kunsten.
Het werk stamt uit een Joodse
werkplaats maar men is niet
enghartig bij het eigene geble
ven; Natuurlijk vindt de Meno
ra, de zevenarmige tempelluch
ter, bij de Knesset er een plaats
in, zoals ook de sjoel var- le
Hebreeuwse Universiteit. Mw
de Franciscaanse kapel der
seling is ook afgebeeld en was
onderwerp net als de Via Dolo
rosa of de kathedraal van de
Russen. De ontwerpen
overduidelijk aan dat architec
tuur zich uitstekend leent voor
dit werk, vooral wanneer de
hele figuur opgevuld wordt.
Achter in het boek staan de stra-
miens afgedrukt met een opga-
de kleuren. En dat het
Hebreeuwse kwadraatschrift
prachtig in de kruissteek uitge
voerd kan worden laten de bij
schriften nog eens extra uitko
men.
Op pag. 30 worden de Rooms Ka
tholieke- en de Grieks Katholie
ke kerken „secten" genoemd.
Dat is natuurlijk onjuist maar
dit kan aan een foute vertaling
liggen. De uitgave verdient
niets dan lof. (Auteur Ann
Roth, Uitgever De Arbeiders
Pers.