Centen of procenten BANKROVERS „UITGETEKEND OP EEN OVERVALFORMULIER Jonge Italianen willen eigen bloementeeltbedrijf opzetten in Westland EEN KEUS MET HAKEN EN OGEN Vast bedrag bevoordeelt laagstbetaalden ZATERDAG 20 JANUARI 1973 DEN HAAG Enige tijd gele den heeft in de kranten het be richt gestaan, dat het aantal miljonairs in Nederland weer met circa 1200 is gegroeid. Hoe wel de voortdurende waardever mindering van het geld het be reiken van deze mijlpaal gemak kelijker maakt dan vroeger, kan men er toch uit afleiden, dat er nog altijd grote verschillen in inkomsten onder het Nederland se volk bestaan. De vraag „hoeveel mag iemand verdienen" en „hoeveel mag ie mand meer verdienen dan een ander" zal vooralsnog wel niet eensluidend beantwoord kunnen worden. Maar niettemin kan worden gezegd, dat in het alge meen zeer grote inkomensver schillen (moreel) onaanvaard baar worden geacht. In de belasting komt dit tot uit drukking door de zgn. progres sie. Iedere boekhouder kan ver tellen hoe sterk de verschillen in de bruto-salarissen aan het eind van het loonstrookje zijn geni velleerd door belasting en pre miedruk. Met name in vakbondskringen wordt dit niet voldoende geacht. Sinds enige tijd staat daar de kwestie „centen of procenten?" weer volop in de aandacht. En bij de onderhandelingen van de nieuwe metaal- en textiel-cao's zullen de industriebonden voor wat betreft de werkelijke inko- mensgroei een vast bedrag voor elke werknemer vragen In plaats van een percentage van het loon. Uitgangspunt van de voorkeur voor centen i.p.v. procenten is het streven om vooral de laagst betaalden te bevoordelen. Want het is duidelijk dat deze bij een uitkering van een vast bedrag relatief beter af zijn dan de ho- ger-gesalarieerden. Stel dat het jaarinkomen wordt verhoogd met een vast bedrag van 1300 gulden voor iedere werknemer, dan betekent dat voor een bru- to-inkomen van 8000 een stij ging van 16,3 procent. Voor'ho gere inkomens wordt dat steeds minder. 12.000 stijging 10,8 procent, 16.000 stijging 8,1 procent, 24.000 stijging 5,4 procent, 36.00 stijging 3,6 procent. Hieruit blijkt, dat door de uitke ring van een vast bedrag de in komensverschillen geringer wor den en dat de brutolonen naar elkaar worden toegetrokken. Dit is nog veel meer het geval wanneer we kijken naar de net to-inkomens. Immers, iemand met een hoog salaris moet over die 1300 gulden veel meer belas ting betalen, dan de lager-gesa- larieerden. In feite houdt hij dus minder over. Na aftrek van be lastingen etc. houdt iemand met een inkomen van 8.000 van die 1300 gulden netto 993 over. Dat is 12,8 procent netto loonsverho ging. Voor de hogere inkomens wordt dan het beeld: 12.000, verhoging 925, dat is 8,6 procent, 16.000 verhoging 951, dat is 7,0 procent, 24.000, verhoging 798, dat is 4,2 pro cent. 36.000, verhoging 644, dat is 2,5 procent. (Deze cijfers zijn afkomstig van een studie van het wetenschappelijk bureau van het NVV van 1968). Uit bovenstaande cijfers blijkt dus duidelijk dat de laagstbe taalden het meeste voordeel hebben bij een uitkering van een vast bedrag in plaats van een procentuele verhoging en dat de hogere inkomens een veer moe ten laten. Door een vast bedrag te geven in plaats van procenten treedt er een sterke nivellering op in de inkomens, die veel ver Centen of procenten, waar het om gaat is: waar houden vooral de laagstbetaalden het meest van over? der gaat dan alleen door belas ting en premiedruk het geval is. Tot zover is er geen vuiltje aan de lucht en lijkt de centen-kwes tie een een.voudige oplossing voor het probleem van de inko mensverschillen. Maar in de praktijk blijken zich allerlei moeilijkheden voor te doen, die van dit systeem (nog) geen doorslaand succes hebben ge maakt. In de eerste plaats bereik je met een nivellering binnen de cao een groep mensen, die slechts maximaal ca. 30.000 gul den verdient, en dat zijn dan nog de uitzonderingen. Alles wat daarboven zit valt erbuiten. „Daarom is de kwestie van cen ten of procenten wel aardig, maar ondergeschikt aan het pro bleem van de werkelijke inko mensverschillen", zegt de heer G. van Haaren van het weten schappelijk adviesbureau van het NKV, met wie wij over dit onderwerp een gesprek voerden. Weliswaar is er nu een centraal akkoord tussen werkgevers en werknemers gesloten, waarin een beperking van de hogere in komens is opgenomen, maar of dat ook zal lukken, blijkt pas aan het einde van het jaar. Maar zelfs wanneer in de hoge inkomensgroepen wordt gema tigd, dan nog heeft deze catego rie mensen veel meer gelegen heid om allerlei inkomsten te verwerven in de indirecte sfeer, zoals onkostenvergoedingen, re presentatie etc. Dan zijn er binnen de vakbewe ging zelf mensen die niet onver deeld gelukkig zijn met een uit kering in centen. Vooral de Unie van Beambten, Leidinggevend en Hoger Personeel, heeft zich tegen de voorstellen dienaan gaande gekeerd. „Het is en blijft voor ons onbegrijpelijk hoe met name de beambten, georga niseerd bij de andere organisa ties, het beleid van hun bondsbe- sturen in deze kunnen onder schrijven", luidt het in een ver klaring van eind december. „We hebben geen moeite met het uit gangspunt „meer doen voor de laagstbetaalden", maar wel als men onder dit motief een grote groep werknemers binnen het cao-gebied volledig in de kou laat staan." Met deze groep worden de inko mens tussen de 20.000 en 30.000 gulden bedoeld, die volgens de unie door de verzwaring van de premies voor de sociale verzeke ring en de ziektekosten bij een uitkering in centen tussen de wal en het schip terecht komt. Een moeilijkheid bij de centen procenten-kwestie, is ook dat er verschillen tussen de bedrijfs takken zijn. De agrarische cao's bij voorbeeld kennen al ja ren uitkeringen in centen. Maar wanneer sommige bonden wel en andere niet een vast bedrag eisen, kan het gaan voorkomen, dat er verschillen ontstaan tus sen gelijkwaardige beroepen. Anderzijds zou het voor ge schoolden moeilijk te aanvaar den zijn, wanneer zij door de toegepaste nivellering praktisch op hetzelfde loonniveau zouden komen als ongeschoolden. Dan zijn er ambtenaren die het gemiddelde van de loonsverho gingen in het bedrijfsleven vol gen: het zgn. trendbeleid. Zij zullen dit zeker niet willen mis- sen ten behoeve van een vaste uitkering. Dit zijn maar enkele van de moeilijkheden die bij het streven naar nivelleringen om de hoek komen kijken, en die bijna alle maal te maken hebben met de ondoorzichtigheid van de inko mensstructuur in Nederland. De vraag naar centen in plaats van procenten lijkt op dit moment dan ook wat vroegtijdig van stal te zijn gehaald. Ook de bonden die er voorstan der van zijn, hebben er nog wei nig ervaring mee, terwijl tal van groepen werknemers, van zelfsprekend vooral in die be drijfstakken en in die inkomens groepen die, zoal* Van Haaren het noemt, „hoog in de boom zitten", er nogal wat twijfels over hebben. Niettemin verdient het streven om de laagstbetaalden een duw tje in de rug te geven, alle lof. Om de lasten daarvan echter niet op een minderheid af te wentelen, lijkt het vooralsnog beter om dit via andere manie ren te bereiken. De schijnbaar eenvoudige ingreep van centen in plaats van procenten is te on genuanceerd. Die andere middelen kunnen op allerlei terrein liggen en worden ook al toegepast. Men denke aan pensioenverbetering, aan het stellen van een minimum voor de vakantieuitkering (wat in we zen ook een uitkering in centen is). Ook kan men behalve een bo dem een plafond in deze uitke ring leggen. Eveneens is nu ter sprake gekomen om de jaarlijk se prijscompensatie aan een mi nimum en een maximum te bin den, daarbij uitgaande van de overweging dat de prijsstijgin gen voor iedereen gelijk zijn. Tenslotte wordt het dringend tijd, zeker wanneer men centen boven procenten verkiest, om eens een herziening aan te bren gen in allerlei grenzen (zieken fonds, studietoelagen etc.), waardoor bepaalde inkomens groepen duidelijk in het nadeel zijn bij andere, zelfs minder be taalde groepen. In wezen gaat het immers om wat er in de portemonnee overblijft en niet om fraai geëtaleerde brutosala rissen. DRS. AMI VAN VREE (Van een onzer verslaggevers) DEN HAAG „Kunt u een sig nalement van de overvallers ge ven?" kan een totaal overbodige vraag zijn aan personeel van een bank of postkantoor dat juist de opbrengst van de dag heeft moeten afdragen aan een stel overvallers, met de dreigen de lopen van echte of speelgoed pistooltjes op zich gericht. Met nog knikkende knieën en beven de handen komt men dan vaak niet verder dan „Eh, nou, eh, hij was niet zo erg groot en, eh, hij sprak een beetje vreemd". Tegenwoordig gaat het anders. Want de overvallers z;ijn de deur nog niet uit of na alarmering van de politie, begint ieder van de overvallenen met de invulling van een formulier. Een formu lier dat is ontworpen door poli tie, banken en posterijen en dat dient als persoonsbeschrijving van de daders en een beschrij ving van de overval. Het formulier biedt een „multi ple choise"; het is immers ook veel makkelijker als een aantal verschillende soorten neuzen, monden of hoofden worden opge somd, dan wanneer je dat zelf moet verzinnen, zeker wanneer de angst nog in de benen zit. Het formulier zoals de PTT dat al enige tijd gebruikt bijvoor beeld biedt voor wat de vorm van het hoofd betreft de volgen de mogelijkheden: bol, rond, breed, dik, pafferig, ingevallen, mager, lang, scheef, smal, breed voorhoofd. Andere voor beelden: bijzonderheden gelaat: gerimpeld, geplooid, huidvlek ken, moedervlekken, bulten, wratten, littekens, puisterig, pokdalig, sproeten, uitstekende adamsappel, zichtbare jukbeen deren. Ogen: bruin, zwart, blauw, grijs, groen; bril: dikke glazen, donkere glazen, kunst- stoog, blind diepliggend, klein, varkens-, scheef spleet, uitpuilend, flets, scheel, loens oogzakken, nerveus knipperend. Stem, spraak: binnensmonds, gearticuleerd, brauwen, kuchen, nasaal, .schor, hees, slissen, lis pelen, stotteren, stoten. Dit overvalformulier is toch wel een unieke zaak, vindt de heer Kortenhorst, voorzitter van de landelijke commissie beveiliging banken en postkantoren. Naar zijn weten wordt het elders in de wereld niet toegepast. De erva ringen er mee zijn gunstig. Bij diverse overvallen zijn de for mulieren heej bruikbaar geble ken. Het effect van deze formulieren is echter tweezijdig. De heer Kortenhorst: „Allereerst is het doel natuurlijk de politie te hel pen de daders op te sporen en te identificeren. Maar daarnaast heeft het ook een psychologisch effect op het beroofde bank- of PTT-personeel. Het helpt paniek voorkomen. Het kalmeert de mensen, omdat ze dan wat te doen hebben". De formulieren bevatten de be langrijkste gegevens om iemand te herkennen. Ze worden, een maal ingevuld, aan de politie overgedragen, De indeling is de zelfde als de formulieren die ge bruikt worden bij politiediensten die met een computer werken. Boven en naast het formulier staan codecijfers die dezelfde zijn als bij de politie, ook in West-Duitsland, gebruikt wor den. De hulp van zo'n formulier kan de politie trouwens best gebrui ken, want het aantal overvallen in 1972 mocht dan iets zijn te ruggelopen ten opzichte van 1971 (van 117 naar 108), de buit steeg vorig'jaar aanmerkelijk (van 1,3 naar 3,3 miljoen gulden). Het formulier is echter niet he lemaal waterdicht. Want als weer een rover binnen komt stappen die een scheve haviksneus, erg kleine oren, kale inhammen in zijn borstelig peper-en-zout-haar, uitpuilende grijze scheve ogen, rode bakkebaarden, dunne lip pen, paardetanden en een dub bele onderkin heeft en deze ro ver zou een masker opgezet heb ben, dan gaat het spel niet hele maal meer op. Maar dan is hij misschien nog te herkennen aan zijn tenger, gebogen postuur, zijn artistieke kleding, veerkrachtige gang, Noordnederlandse tongval, zwaarbehaarde handen en zijn binnensmonds lispelend gestot ter. Zolang dit „overvalformu lier" kan bijdragen tot het pak ken van bankrovers en postkan toor-overvallers is het niet erg. STAATSBEDRIJF DER POSTERIJEN TELEGRAFIE EN TELEFONIE PERSOONSBESCHRIJVING. (Aankruisen wat van. toepassing is) O12345A7ijO Type HEER PROVO- SCHIPPER SCHOOIER WERKMAN ZIJIG NRD. AFRIK. BR. INDIËR CHINEES JAPANNER HALFBLOED INDONESIËR NEGER OVERIGE NIET BLANKEN ZIGEUNER ZUIDELIJK RAS Kleding ARTISTIEK ELEGANT EXTREEM LEOER NONCHA- SLORDIG NOZEM- Delict O V E RVA L 0 P EEN P O S T I N R 1 C H T 1 N G Leeftijd OUDER DAN 35 JAAR 30-36 JAAR 26-30 20-25 JAAR 15-20 JAAR Lengte KLEINER DAN 1,64 1.66-1,69 1,70-1,74 1.75-1,79 1,80-1,84 1,86-1,89 1,90-1,94 1,96-1.99 2.00-2.04 2,05 OF GHOTER Postuur 3RF.EO KRACHTIG KORPULENT SLANK MAGER TENGER SLUNGEL ACHTIG VADSIG GEBOCHELD GEBOGEN SCHEEF Gang GEBREKKIG LANGZAAM SLEPEND LEVENDIG VEER KRACHTIG MANK KLEINE PASSEN PASSEN Hoofd Gelaat Vorm Teint Bijz. BOL, ROND BREEO OIK. PAFFERIG INGEVALLEN MAGER LANG SCHEEF SMAL VOORHOOFD BREED BLEEK LICHT DONKER GELIG TANIG ROOD. BLOZEND FP.IS GERIMPELD GEPLOOID HUIDVLEKKEN BULTEN LIDTEKENS PUISTERIG POKDALIG SPROETEN ADAMSAPPEL ZICHTBARE BEENDEREN Haar Kleur Bijz. WIT BLOND GRIJS PEPER-ZOUT BRUIN ZWART ROSSIG GEVERFD GUP GEGOLFD KROES KRULLEN BORSTEL BROSSE LANG EVT.KRANSI KALE INHAMMEN VOORHOOFD PRUIK Beharing BAARO/SIK BAKKE- SNOR WÉNK- 0ROUWEN DOORLOPEND ARM, HAND (Van een ortzer verslaggevers) DEN HAAG Tussen de anjers en het snijgroen op een bloe menteeltbedrijf in Maasland werkt Vincenzo Annis, 22 jaar. Hij komt uit Pimentel op Sardi nië. Feitelijk is hij een gastar beider, maar hij is naar Neder land gekomen in het kader van een project dat als een ontwik kelingshulpproject te beschou wen is. Hij kwam niet zozeer hierheen om veel geld te verdie nen alswel om de praktijk van de tuinbouw te leren. Het bevalt hem echter nu zo goed in Neder land dat hij er nog niet over denkt om terug te gaan en zelfs met het idee rondloopt samen met een vriend hier een eigen tuin te beginnen. Het ontwikkelingsproject had tot doel jongens uit Sardinië die van de lagere tuinbouwsohool kwa men met de praktijk van het Nederlandse agrarische leven kennis te laten maken, waarna zij hun kennis en ervaring daar na weer in hun eigen land zou den kunnen gebruiken. Het idee voor de uitwisseling is een jaar of tien geleden ontstaan na con tact tussen de directeur van een tuinbouwschool op Sardinië en de Nederlandse stichting „Uit wisseling en studiereizen voor het platteland". Vincenzo, die in februari 1969 hierheen kwam, vertelt: „Ik wil de graag meer weten, meer Ie ren. Mijn familie vond het wel niet leuk. Maar omdat mijn va der zo arm is, wil ik méér be reiken". De groep jongens die zodoende jaarlijks uit Sardinië naar Ne derland kwam verbleef eerst een aantal dagen op een vor mingscentrum in Bergen om wat vertrouwd te raken met Ne derland, de taal en het toekom stige werk. Daarna ging men naar het kosthuis of pension en het bedrijf dat de stichting voor de jongens gezocht had. Vinzen- zo werkte eerst een paar maan den op een groentenbedrijf in Heerhugowaard, daarna in Maas dijk en nu bij tuinder C. v. d. Hoeven aan de Westgaag in Maasland. De begeleiding van de jongens ging niet zonder problemen, ook omdat ze geen Nederlands spra ken. Vanuit de stichting zorgde mejuffrouw Rip ais een actieve „moeder" voor de jonge Italia nen. Bij aankomst kregen zij geen cursus Nederlands. Het (goede) Nederlands dat Vincen zo spreekt heeft hij „gewoon op gepikt", ondermeer van de on dertiteling op de televisie. Woor den die hij niet kende schreef hij op en zocht later de beteke nis in een woordenboek. Bij de uitwisseling van de Ita liaanse jongens ging zich even wel een verschijnsel voordoen, dat vaker te zien is bij ontwik kelingshulp: dat mensen uit ont wikkelingslanden die in het bui tenland gestudeerd hebben niet terugkeren naar hun land om daar met de opgedane kennis te gaan werken. Daarbij speelt ook mee, dat Italianen die tot hun dertigste jaar in het buitenland blijven niet meer in dienst hoe ven. Ir. P. A. van Steekelen- burg, directeur van de middel bare tuinbouwschool in De Lier: Ze deden hier alleen praktijker varing op. Omdat ze echter lang hier bleven, ontstond het idee om ze wat extra onderwijs te Vincenzo Annis uit Sardinië in een Westlandse kas. Het liefst zou hij zelf een tuin bouwbedrijf in Nederland opzetten. geven". Na de nodige voorberei ding is toen in oktober 1971 een speciaal voor hen samengestelde cursus bloementeelt gestart, waaraan veertien jongens uit Sardinië deelnamen. De cursus werd in de lagere tuinbouw school in Leidschendam gegeven door de heer A. van Leeuwen van het proefstation Naaldwijk en werd door het ministerie gesub sidieerd. De cursus ging nog wat traag, omdat voor de jon gens die het Nederlands niet voldoende machtig waren mejuf frouw Rip als tolk op moest tre den tijdens de lessen. De gehele bloemencursus duurde zes maanden, één avond per veer tien dagen. Na enige vertraging werd kort geleden echter een speciaal opgesteld tweetalig ge tuigschrift of „certificato di stu dio" uitgereikt aan de jongens die de cursus volbracht hadden. De heer Van Steekelenburg: „Dit is wel een uniek iets ge weest". Mogelijk wordt aan het eind van dit jaar een volgende cursus gegeven. Het uitwisselingsprogramma met Sardinië heeft de laatste ja ren overigens een wat andere wending genomen. Sinds de overplaatsig van de directeur van de tuinbouwschool op Sardi nië is het enthousiasme vanuit Italië blijkbaar wat geluwd. En bovendien (de heer Van Steeke lenburg): „Het was de bedoeling dat de jongens na enige tijd weer teruggingen. Maar dat ge beurt niet altijd. Om de hulp toch effect te laten hebben in het land zelf zou je een project daarheen kunnen verplaatsen. Zo is er enige tijd geleden een plan op tafel gekomen om op Sardinië een tuindersbedrijf te stichten van maximaal drie hec tare waar deze jongens zouden kunnen werken. Het grootste probleem is daarbij echter de afzet. Je moet je produkten kun nen exporteren. De grote tuin bouwbedrijven die er op Sardi nië zijn vormen een gesloten club, met een eigen afzetsys- teem. Daar kom je niet in. Verder speelt ook de volksaard mee: wie moet de baas zijn vafi zo'n bedrijf opdat hij ieders ver trouwen heeft. (En Vincenzo: „Wij zijn een volk dat gauw de moed opgeeft".) De animo is nu niet groot meer voor dit projekt. Ik weet niet of het nog van de grond komt." Vincenzo heeft niet willen meewerken aan dit plan. Hij zag het niet zitten. „Ik zie geen mogelijkheden." Toch is het klimaat op Sardinië wel gunstig voor tuinbouw. Zo heeft een Westlandse firma er !hans een chrysantenstekbedrijf. Enkele andere tuinders hebben het plan gehad om er gezamen lijk een tuinbouwbedrijf op te :ctten. Daar zouden dan mis schien de jongens na de tuin bouwschool kunnen werken. Vooral om financiële redenen is dat plan niet doorgegaan. Rijns- burgse bollenkwekers hebben op Sardinië tuinders bereid gevon den voor hen op contractbasis lelies te telen. De eerste exem plaren zijn kort geleden in Ne derland aangevoerd. Hiernaar kijkend zegt de heer Van Stee kelenburg, dat er voor de jonge Sardijnse tuinders misschien wel kansen liggen in dit soort con tractteelt voor Nederland. Bij een paar Italiaanse jongens die hier zijn leeft nu het plan te proberen in Nederland gezamen lijk een eigen bedrijf te stichten. Vincenzo en zijn vriend denken er hard over. Ze zouden daarbij wel hulp moeten hebben. De heer Van Steekelenburg wil de jongens wel de helpende hand bieden, „want het is geen klei nigheid". Over het ultwisselingsprojekt tot nu toe zegt hij: „Het is moeilijk te beoordelen wat hët effect is van dit soort ontwikkelingshulp. Veel mensen zijn werkeloos op Sardinië. Wie wat in z'n mars heeft gaat er weg. Zelfs van de jongens die hier in de tuin ge werkt hebben, zijn er die, een maal weer terug, In een fabriek gaan werken elders in Italië of het buitenland. Nee, het toeris me, dat wordt belangrijk voor Sardinië". „Ik weet niet of ik terug ga. Misschien over een jaar of tien, vijftien. Het leven is daar zo an ders", peinst Vincenzo Annis. „Ik leef nu mee met de jeugd van hier. Als ik terugga, heb ik daar nog wel vrienden cn vrien dinnen. Maar dan ben ik de rij ke man. Als ik hun consumpties niet meer betaal is de vriend schap over. Nee, ik weet het nog niet

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1973 | | pagina 15