als vermaak uit de tijd Wie wel kip eet mag de jacht niet veroordelen...! Wie heeft het prettiger gehad: een ree in het wild of een kistkalf? ZATERDAG 13 JANUARI 1973 1 Wie heeft het prettiger gehad: het wilde konijn of rijn tamme soortgenoot in een hokje? schoten is. Een andere keer (een van mijn kinderen deed de kofferbak van de auto open) troffen we bij een jager een dooie toren valk aan. Geschoten bij een jacht op eksters. Dat afschieten van vogels is ook zo'n domme zaak. Neem nu de Vlaamse Gaaien, die in de winter hier neergeknald worden, zogenaamd omdat ze zoveel jonge vogeltjes roven. De gaaien, die wij hier 's win ters zien, komen uit Oost- Europa. Dat schieten heeft niets met het beheren van onze Nederlandse natuur te maken. Dan moet je ook nog weten, dat deze vogels bij de Russische bosbou wers goed aangeschreven staan, omdat ze de schade lijke insecten in de naald bossen onder de duim hou den". In deze tijd zie je reeën op de abnormaalste plaatsen. Dat komt, volgens de heer Struyk, omdat de jagers ze opschrikken. Hij stelt dat tegenover het verwijt van jagerszijde, dat het vooral de recreanten zouden zijn, die het wild onrustig ma ken. Er zijn nu immers vrijwel geen recreanten buiten. „Selectief afschot van edel herten en reeën? Dat is ze ker noodzakelijk, maar je moet het wel met de nodige korrels zout nemen. Op de trofeeënshows blijkt hoeveel dan ook de reden daarvan moge zijn". Ook Rlen Poortvliet wijst op de offers, die de goede jager zich getroost om het wild in stand te houden. De heer Struyk stelt daar tegenover: ,,Dat kan allemaal ook zon der te jagen". Maar dan zal de staat, wanneer de 30.000 jagers verdwijnen, wel 10.000 beroepskrachten moeten aanstellen en be talen" aldus Rien Poort vliet. ,,En de bezuinigers zullen dit niet dulden". „Akkoord", zeggen de des kundigen, „maar het sur plus wegnemen alleen via ambtenaren is een illusie". Rien Poortvliet: „Je kunt van een ambtenaar niet vergen dat hij uit passie nachten achtereen om drie uur opstaat en in regen en kou vaak voor joker zit te wachten. Als ik in mijn stukje jachtterrein een manke ree schiet, dan kan ik dat doen, omdat ik er ja renlang alles geobserveerd heb. Ethische bezwaren? „Ik vraag me af, wie het pretti ger heeft gehad: het wilde konijn, dat na een leventje in het vrije veld door een jager gedood wordt, of zijn tamme soortgenoot, die 'n hokje zit te wachten tot het Kerstmis is. Je kunt die- De fraaie tekeningen bij dit verhaal zijn welwillend beschik baar gesteld door de tekenaar Rien Poort vliet te Soest, bekend als o.m. illustrator van boeken en van de radio en de tv. Rien Poortvliet heeft vorig jaar bijzonder fraaie illustraties gemaakt voor een boek over de jacht, dat in onze krant besproken is. zelfde vergelijking maken tussen een wilde fazant en en kip in een batterij, tus sen een ree en oen kistkalf. Faunabeheerder te Lindert: „Ik zie het niet zo zitten met alleen maar ambtena ren. De goede jager is wel degelijk een natuurbeheer der. Hij heeft er geen lol aan om de natuur kapot te maken. Je moet volgens mij zoveel mogelijk mensen betrekken bij de natuurbe scherming niet allemaal in aparte hokjes, maar inte graal. Landbouw, vogelbe scherming, de recreatie. Ook de jager heeft in dit geheel een taak. De mens heeft nu eenmaal In de na tuur ingegrepen. Hij zal dat moeten blijven doen". (Van een onzer verslaggevers) „Per definitie onmogelijk". Dat zegt dierentekenaar en jager Rien Poort vliet te Soest van het idee, dat biolo- gieconsulent R. Struyk (van het Pe dagogisch Centrum te Enschede) on langs lanceerde. De heer Struyk vindt, dat de jacht als vermaak een overblijfsel is uit het feodale tijd perk, 'dat zo spoedig mogelijk moet worden afgesloten. In de huidige vorm heeft jagen volgens hem met natuurbeheer niets te maken. Een krasse uitspraak, die wij hebben voorgelegd aan andere deskundigen. Aan Rien Poortvliet, aan dr. J. L. van Haaften van het Rijksinstituut voor Natuurbeheer (afdeling wildbio- Iogie) en aan een man uit de prak tijk, de heer J. W. te Lindert te De venter. De heer Struyk zegt: „ik zie wel in, dat in een land als het onze, zonder grote roofdieren, een zeker beheer van de wilde fauna nodig is, De heer Struyk: „Jagen Is een oerinstinct van de mens en schieten kan fascinerend zijn, een uitdaging. Alleen kijken naar de natuur mag je niet overal, een 'jager mag op veel meer plaatsen komen dan een gewoon na tuurliefhebber en ik kan me best voorstellen, dat er aan het op jacht gaan een boeiend stuk natuurbeleven verbonden zit. Mijn kinde ren gaan ook wel eens mee als drijvers en het is voor I hen inderdaad een beleve- nis. Maar ik moet er wel bij zeggen, dat mijn zoon de opgejaagde beesten dan nooal eens de verkeerde kant uitdrijft De familie Struyk woont \suiten in het Twentse land, waar de jacht geen onbe- Nhd verschijnsel is. „Ik observeer de jacht van dichtbij en ik heb de laatste jaren zoveel gezien, dat ik steeds meer ben gaan den ken, dat er veel te veel gekke dingen gebeuren. Aangeschoten dieren, die nog dagen blijven leven, omdat de jager er niet eens naar gezocht heeft. Vogels dié gedood worden, hoewel de soort beschermd is. Of een jachtexamen veel ver betering zal brengen? Ik betwijfel het. Wij hebben een weekendhuis op Duits gebied. Daar is het examen al lang verplicht. Maar op mijn kast staat een ransuil, die door Duitse jagers ge- missers er zijn en die zijn dan nog van de mensen, die er eerlijk voor uit komen. Hoeveel inzenders laten hun missers thuis, bang om voor aap gezet te worden?" In elk geval is de heer Struyk tegen de huidige vórm van jagen, waarbij je over het wild kunt beschik ken, omdat het toevallig in jouw jachtterrein loopt. „Dan wordt er over leven en dood beslist, alsof het over eigen bezit gaat en ik vind het wild toch eigenlijk een collectief bezit. Van daag loopt het hier en mor gen daar. En neem nou het afschieten van snippen en dergelijke vogels. Het is lariekoek dat dit iets met natuurbeheer te maken zou hebben. Je maakt je ook in het buiten land ongeloofwaardig als je er tegen tekeer gaat, dat ze daar lijsters vangen voor de pot. Die snippeboutjes zijn zo klein, dat je ook moeilijk vol kunt houden, dat ze een bijdrage aan de voedselvoorziening zijn". De heer Struyk fulmineert verder tegen het jagen op fazanten die daarvoor naar voederplaatsen worden ge lokt. Tegenover de moge lijkheid dat er te veel konij nen kunnen zijn, stelt hij, dat er ook veel „schade lijk" roofwild (vooral vos sen) opgeruimd wordt. Vol gens mij alleen uit concur rentie overwegingen. Ik ken Wie heeft het prettiger gehad: de wilde fazant of een kip in een batterij? zelfs voorbeelden dat jacht opzieners roofvogels scho ten om diezelfde reden". Dr. van Haaften („Ik heb zelf wel eens gejaagd") be hoort tot de ploeg biologen, die het beheer van de na tuur in ons land weten schappelijk begeleidt. Hij wijst er op, dat de mens oorspronkelijk jaagde om te oogsten. Uit een oogpunt van natuurlijk evenwicht is er volgens hem ook nu niets op tegen om dat te blijven doen met dieren als wilde eenden, die zich enorm snel voortplanten. Maar met het waterwild moet je wel oppassen. De jagers worden volgens dr. van Haaften wakker op het punt van de ecologie. De in ternationale tellingen van waterwild worden bijvoor beeld doorgespeeld naar het Conseil International de la Chasse, dat te Parijs zetelt en dat veel invloed heeft op de jagersverenigingen in Europa. In de Verenigde Staten zijn dit soort zaken volgens dr. van Haaften goed geregeld. Fazanten zijn weliswaar van oorsprong geen inheem se vogels, maar er is nu wel van een wilde populatie sprake, die je volgens dr. van Haaften binnen de per ken moet houden. „Het uit zetten van fazanten om ze te schieten is natuurlijk een heel andere zaak, maar ik geloof niet dat het waar is, dat ze op de voerplaatsen geschoten worden. Ik kan me best voorstellen, dat ie mand het schieten op die domme kleiduiven moe wordt en dat hij een spor tief element zoekt in de jacht op levend wild. Als het er om gaat, Zoveel mo gelijk fazanten te doden, dan kun je ze beter in een hok houden. Natuurlijk zijn er excessen en ik wil mij wel distariciëren van men sen, die hun gasten mee op jacht nemen met de bedoe ling hun een zo hoog moge lijk tableau, dus zoveel mo gelijk geschoten dieren, aan te bieden". Krasse uitspraak: NACHTEN ACHTEREEN AfABTENAREN OM DRIE UUR HUN BED UIT OM IN REGEN EN KOU HET WILD TE OBSERVEREN... wel degelijk nodig, maar als jager vind ik de bers- jacht veel mooier. Niet al leen hebben de dieren dan meer kans, je weet ook ze ker welke je het beste kunt schieten. Ik jaag trouwens zelf heel mondjesmaat. Ik heb zelfs nog nooit een bok geschoten. Als ik de kans kreeg, vond ik ze veel te mooi om ze neer te leg gen". Er zijn, dr. van Haaften er kent het, ethische bezwaren tegen de jacht mogelijk. Maar dr. van Haaften vindt het beslist nodig, dat de mensen voor het „uitdun nen" zorgen, wanneer er geen roofdieren zijn om het evenwicht in stand te hou den. Behalve de vos, maar die moet je zelf in toom houden, want hij heeft hier geen natuurlijke vijanden. In België is de korhoender- stand verviervoudigd sinds men daar in 1966 begon om (in verband met hondsdol heidgevaar) vossen te ver gassen. Vogels als korhoen ders en patrijzen moeten volgens dr. van Haaften wel buiten het jachtwild gaan vallen. „Ervaringen in Zwitsér- land, Schotland en Nieuw- Zeeland bewijzen dat je het wild niet aan zijn lot kunt overlaten. Ze maken dan hun eigen voedselterrein kapot en gaan bij honderd tallen dood. Ook kan erosie van de bodem het gevolg zijn". Dat het publiek herten ziet, heeft het aan de jacht te danken, meent dr. van Haaften. „Je moet niet ver geten, wat de jager als ter reinbeheerder voor de wild stand doet en hoeveel geld hij spendeert aan voerak- kers, aan winterse bijvoede- ring met brokjes, aardap pels, bieten en hooi. Wat maar laat dit dan door ambtenaren gebeuren". Korte conclusie van de drie mensen aan wie wij zijn uit spraak hebben voorgelegd: „Dat lijkt wel mooi, maar het is onuit voerbaar". Ook al omdat de staat vele miljoe nen verdient aan de jacht - pacht en nog eens een fors bedrag aan de jachtakten van 30.000 jagers, die daarvoor 150 gulden per jaar (moeten betalen. „Maar wie wel kip eet, heeft niet het recht om die te laten gelden. Blijven over de ecologische kanten. Dan moet je vaststellen, dat het uit beheersoogpunt nodig is om een surplus weg te nemén. Dat geldt speciaal de grotere dieren zoals edelhert, ree, zwijn en vos. Bij herten en reeën is dat voor iedereen te begrij pen. Als er te veel koeien in een weiland zijn, dreigt er voedselnood en krijgen parasieten te veel kans. Dat geldt ook voor herten". Er zijn op de Veluwe zo'n 700 herten in de vrije wild baan. De jaarlijkse aanwas is 200, er worden er iets minder afgeschoten. Dr. Van Haaften vindt het jam mer, dat zijn instituut, het RIN, geen trofeeënshows meer organiseert op ver zoek van faunabeheer, maar voor reeën komen er steeds meer van zulke shows. „Ik vind dat reuze, dat geeft meer kansen op een betere voorlichting". Drijfjachten? „Ik ben er niet altijd tegen, het kan soms nodig zijn. Als er veel hazenschade is, bereik je niet veel door gewoon met een geweer te gaan zitten. Ook bij zwijnen is het soms

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1973 | | pagina 17