Dierenleed in de bio-
industrie geen uitzondering
Milieuvervuilende bio-industrie
weet zich geen raad met mest
VRIJDAG 8 DECEMBER 1972
LEIDSE COURANT
PAGINA 13 .'I
DEN HAAG Televisiekij
kend Nederland zal dins
dag 12 december in de
actualiteitenrubriek Hier
en Nu voor zover het
daartoe de moed kan op
brengen visueel kennis
kunnen nemen van de
kwalijke gevolgen van de
zogenaamde bio-industrie,
een mooi woord voor de
geïndustrialiseerde en ge
mechaniseerde veeteelt.
Een verslaggever heeft het
schokkende filmpje reeds
gezien. Hij had moeite om
te voorkomen dat de in
houd van zijn maag zich
omkeerde. Toch zal het
goed zijn dat Nederland
kijkt levende beelden
zich immers meer dan
woorden omdat het uitein
delijk de consument is die
druk kan uitoefenen om
aan bepaalde ongeoorloof
de produktiemethoden en
einde te maken.
In de bio-industrie worden biggen
en varkens in kleine ruimten met
vele soortgenoten tegelijk opgeslo
ten. Bewegingsvrijheid betekent
immers gewichtsverlies. Gevolgen:
uit verveling of wegens het ontbre
ken van een zeug gaan zij oor- en
staartbijten bij de koppelgenoten.
Er ontstaan soms ernstige verwon
dingen. Omdat zij niet op stro
maar op stalen roosters staan, ont
staan vaak ernstige beengebreken.
Meer dan de helft van de mestvar-
kens zou niet kunnen staan zonder
pijn.
Den Haag Onder druk van de
keiharde economie heeft zich ook
in Nederland de afgelopen jaren
een nieuwe industrie ontwikkeld,
de zgenaamde bio-industrie, een
mooi woord voor de geïndustriali
seerde en gemechaniseerde vee
teelt. Kleine gemengde landbouw-
bedrijfies, die ten dode waren op
geschreven hebben zich er weer
bovenop gewerkt door zich te
gaan specialiseren, daarbij ge
bruik makend van de nieuwste
vondsten van „Wageningen" en
veevoederindustrie op het gebied
van fokken. De bio-industrie ont
wikkelt zich snel. Onze export
vaart er wel bij. Maar nu komt
er ineens een kink in de kabel.
Bij de ontwikkeling van de bio-in
dustrie heeft men geen rekening
gehouden met de primaire eisen
die het dier aan zijn omgeving
stelt. De kwalijke gevolgen ervan
dringen door tot de buitenwereld.
Dierenleed is geen uitzondering.
De Stichting Natuur en Milieu
heeft dezer dagen een brochure
uitgegeven over de bio-industrie,
maar daarbij de nadruk gelegd op
de gevolgen daarvan voor het mi
lieu. Zijdelings worden ook de
ethische aspecten belicht. Een
aparte brochure over dit onder
werp staat op stapel.
Zegt de Stichting: „in de bio-indu
strie levende dieren in dermate
abnormale omstandigheden dat
abnormaal gedrag, ziektever
schijnselen, lichamelijke pijn en
u DEN HAAG De omge-
i' ving van enkele dorpen op
de Veluwe, zoals Putten,
r N'unspeet en Ermelo, dreigt
zijn aantrekkelijkheid voor
zomerse vakantiegasten te
verliezen door de perma
nente stank van de mest
van zogenaamde bio-indus-
Irieën. Blo-industrieën vor
men een nieuwe tak van
veeteelt, waarbij de dieren
•n loodsen worden gehou
den, op een zo klein moge
lijke oppervlakte om zo
•nel en zo economisch mo-
telijk te komen tot het
doel: vleesproduktle. Behal
ve de stankoverlast is de
kio-industrle echter ook ver
oorzaker van andere vor
men van milieuverontreini
ging. De stichting Natuur
en Milieu heeft hierover
een rapport opgesteld en
komt tot de slotsom, dat de
overheid snel moet ingrij
pen deze snel groeiende
veeteelttak aan banden te
ieggcn.
In Nederland werden vorig
jaar maar liefst 1.025.000
kalveren, 891.000 runderen
en 9.663.000 varkens ge
slacht. Het aantal slachtkui-
kens bedroeg 34.580.000.
Deze enorme hoeveelheid
dieren komt voor een be
langrijk deel voort uit de
bio-industrie, die vooral te
vinden is in het oosten,
zuid-oosten en midden van
het land, met de Veluwe als
uitschieter.
Het grootste probleem in
deze industrie is het mesto
verschot. In de traditionele
veeteelt gebruikte de boer
de mest van zijn dieren om
zijn land mee te bemesten.
De bio-industrie of „verde
lingsveeteelt" kan echter
geschieden zonder land; al
les vindt plaats in stallen of
loodsen. De mestproduktie
gaat echter onverminderd
voort. De boer weet geen
raad meer met de mest en
zoekt een uitweg vaak in
clandestiene oplossingen".
Dit is het beeld van de bio-
industrie: grote, dichte lood
sen en hoge silo's voor het
Zo wordt volgens cijfers
van het CBS zeker 10 pro
cent van de varkensmest en
20 procent van de kalver-
mest geloosd op oppervlak
tewater. Daardoor treden
ernstige verontreinigingen
op, maar de herkomst van
de mest is vaak moeilijk te
achterhalen. De lozing ge
schiedt vaak in het week
einde of 's nachts. Inciden
teel kunnen boeren hun
mest kwijt aan „mestban
ken". Dit systeem werkt
echter bij lange na niet op
timaal.
De agrarische gebieden in
Nederland krijgen steeds
meer, naast de eeuwenlan
ge bestemming als voedsel-
produktiegebied. een taak
voor de recreatie. In dit
licht is de komst van de
bio-industrie, behalve waar
het de stank betreft, geen
aanwinst. Het zijn door
gaans grote grijze hallen
van beton en asbest verge
zeld van hoge graansilo's.
Een „visueel vervuilend"
element in het landschap.
De mest kan natuurlijk op
het land, als dat er is. uit
gestrooid worden Maar als
de hoeveelheid verspreide
mest te groot wordt om
door de grond „verwerkt"
te worden is er meer spra
ke van dumpen en ontstaat
stankoverlast en gevaar
voor vervuiling van water
en bodem, vooral door fos
faten en stikstofverbindin
gen. Omdat ter bevordering
van de groei koper aan het
veevoer wordt toegevoegd,
komt er op deze manier cir
ca 500.000 kilo koper per
jaar in het milieu.
De voor de hand" liggende
oplossing van het mestpro
bleem is transport naar die
gebieden waar een tekort
aan mest is. Want Nede-
land als geheel heeft géén
mestoverschot. Dit vraagt
een uitgebreid opslag- en
vervoerssysteem.
Er zijn al enkele „mestban
ken" in Nederland, maar
die werken lang niet opti
maal. De samenstellers van
het rapport menen dat de
bio-industrie gedwongen
moet worden gebruik te
maken van mestbanken.
De stichting Natuur en Mi
lieu is van mening, dat de
bio-industrie moet worden
opgevat als een industrie en
niet als een agrarische be
drijfstak. Het is een neven-
bedrijf en zou als zodanig
niet in agrarische bestem
mingsplannen getolereerd
hoeven te worden. De stich
ting staat ook een concen
tratie van de bedrijven
voor, waardoor niet grote
delen van het land ontsierd
worden en bovendien voor
de bedrijven zelf kostenbe
sparende factoren optreden.
Ook ondermeer veterinair
toezicht en bedrijfshygiëne
kunnen dan verbeterd wor
den.
De mest zou ook biologisch
afgebroken kunnen worden
in zuiveringsinstallaties.
Daarmee is echter nog wei
nig ervaring opgedaan,
evenals met de verbranding
van de mest. Opslag van
mest op het land levert ge
varen voor het grondwater.
Er wordt zelfs gedacht aan
dumping van mest in zee.
maar daarbij zou grote
voorzichtigheid betracht
moeten worden. Tegen de
stank is ook nog weinig te
doen.
Alle oplossingen betekenen
een verhoging van de kos
ten voor de veehouder. Er
is echter geen reden, vol
gens de stichting, om deze
milieuvervuilende industrie
daarvoor de rekening niet
te presenteren. Ook hier
„de vervuiler betaalt".
De stichting vindt dat de
overheid te weinig gedaan
heeft om de bio-industrie te
beperken, terwijl men daar
toe wel de wapenen had, in
de vorm van de wet op de
ruimtelijke ordening, de
hinderwet en de wet veront
reiniging oppervlaktewate-
Niet alleen de boeren moe
ten op de uitbreiding van
de bio-industrie worden
aangekeken (voor veel van
hen is economisch gezien
deze tak van veeteelt een
redding geweest). Ook de
veevoederfabrieken hebben
een grote vinger in de pap.
Veel boeren zijn van hen
afhankelijk, doordat de fa
brieken de investeringen
van de boeren financier
den. Daarmee gaven de
boeren een deel van hun
zelfstandigheid prijs en
kunnen vaak niet zelf be
slissen hoeveel dieren ze
zullen houden.
„De georganiseerde vee
teelt". adus stichtingsdirec
teur P. Nijhoff, „is echter
bereid mee te weken aan
het zoeken van een oplos
sing".
WILLIBRORD RUIGROK
geestelijke stress (spanning) het
welzijn van het dier worden on
dergeschikt gemaakt aan een zo
gevolg zijn. De levenswijze en het
economisch mogelijke produktie.
Iedere natuurlijke neiging of be
hoefte van het dier, die de doel
matigheid van de produktie ver
mindert wordt tegengegaan".
Hoofddoel is, zo snel mogelijk
goed slachtvee opleveren. In een
zo beperkt mogelijke ruimte, want
bewegingsvrijheid betekent ener
gieverbruik, betekent gewichtsver
lies.
In de jaren vijftig Is er wettelijk
een einde gemaakt aan de kistkal-
verij. Maar wat nu in de bio-indu
strie gebeurt, mag geen andere
naam hebben.
Slechts enkele voorbeelden van de
kwalijke gevolgen van de bio-in
dustrie:
Tijdens het transport naar de
slachterijen sterven jaarlijks in
Nederland 70.000 varkens een
langzame verstikkingsdood. Voor
deze dieren, altijd opgesloten in
donkere hokken (zou bloedarmoe
de stimuleren en levert daardoor
het door de consument gewenste
witte vlees op) zonder bewegings
vrijheid, ineens blootgesteld aan
overvloedige indrukken, is dit een
zo schokkende verandering dat
een stress-toestand ontstaat, die
een verlamming van de ademha
lingsspieren tot gevolg heeft.
Biggetjes worden reeds na
twee of drie weken bij de zeug
weggehaald, in kleine hokken met
tien soortgenoten bij elkaar ge
bracht, wederom met weinig be
wegingsmogelijkheden, en voor
zien van „beter" vast voedsel om
maar zo snel mogelijk te groeien.
Maar een biggetje van drie weken
heeft nog steeds de zuigdrang. Bij
het ontbreken van de zeug zoekt
het dier een uitweg voor deze na
tuurlijke drang: oren, en staart
van zijn soortgenoten. Er ont
staan ernstige verwondingen. De
aangevallene kan niet vluchten.
Daar is geen ruimte voor.
In de kale, simpele mestvar-
kenshokken hebben varkens alleen
maar iets te doen in de 20 minu
ten per dag waarin ze eten. Dit
leidt onder andere tot staartbijten
bij soortgenoten (er zijn varkens
bij met alleen nog maar een bloe
dig stompje). De stroloosheid en
stalen of betonnea roosters leiden
tot veelvuldige en ernstige been-
De kistkalverif is verboden, maar wat vaak in de blo-Industrie voor
komt mag geen andere naam hebben. Kalveren staan vaak kreupel in
hun kleine hokken omdat ze nooit hebben kunnen lopen. Soms is er te
weinig ruimte om zelfs maar te gaan liggen.-Dierenleed.
gebreken. (Stro kost weer geld,
dan heb Je extra mankracht no
dig). Meer dan de helft van de
Nederlandse mestvarkens zou niet
kunnen staan zonder pijn.
Kalveren staan kreupel in hun
hokken omdat zo nooit fatsoenlijk
hebben kunnen lopen.
Dan laten we hier nog buiten be
schouwing de toestanden met
mestkonijnen, kalkoenen, tamme
eenden. Ook daar is de hele en
tourage er vaak opgericht de groei
te bevorderen, er wordt geen reke
ning gehouden met het lichamelijk
en geestelijk welzijn van het dier.
Gelukkig gaan er stemmen op.
om degze ontwikkeling een halt toe
te roepen, ook in het buitenland.
In Engeland rees het eerste ver
zet en werd een officiële staats
commissie ingesteld om de zaak
te onderzoeken, hetgeen resulteer
de in het Brambell-rapport. Ook
in Duitsland is de discussie op
gang gekomen. Ook menige Ne
derlandse boer heeft bedenkingen
tegen de methoden die op de be
drijven worden toegepast.
Ethologen, mensen die het gedrag
van het dier bestuderen, zijn er
van overtuigd dat in de bio-indu
strie de grens van het dierlijk
overtuigd dat in de bio-industrie
de grens van het dierlijk aanpas
singsvermogen is bereikt, zo niet
overschreden. De Dierenbescher
ming heeft onlangs een studiedag
met deskundigen over dit onder
werp gehouden. Conclusie: we zit
ten fout met de bio-industrie. De
studiedag heeft zijn doel niet ge
mist, want uit de vakbladen
blijkt, dat de discussie op gang is
gekomen. Men is ook gevoelig
voor de reacties van de consu
ment, zodra algemeen bekend
wordt wat er zich soms in de blo
industrie afspeelt.
Zegt de Dierenbescherming: „We
gaan over de scheef ais we van
dieren mensjes maken, maar an
derzijds ook als we ze als planten
behandelen. Het gaat hier om
hoog ontwikkelde dieren, die ge
weld worden aangedaan in hun
dier-zljn. We moeten geen vinger
opheffen tegen de individuele
boer, want die is opgenomen in de
economische zuigkracht en vaak
niet op de hoogte van de ethologi
sche aspecten van de bio-indu
strie. We moeten het probleem als
zodanig aan de kaak stellen en met
de wetenschapsmensen en naar op
lossingen of beheersing van het
probleem zoeken. De overheid
moet Ingrijpen om de zaak binnen
redelijke grenzen te houden. Maar
dat zal dun in EEG-verband moe
ten gebeuren. Als alleen Neder
land maatregelen treft (de vlees-
prijzen zullen dan misschien wat
on-.hoog moeten, maar dan wor
den de dieren in ieder geval hu
maner behandeld) zouden we
overstroomd worden door goedko
pere produkten uitandere EEG-
landen. En daar springt men
vaak nog minder scrupuleus om
met dieren dan in Nederland".
De zauk is al onder de aandacht
van de Europese commissie ge
bracht, die een studiecommissie
heeft ingesteld.
Wat ook veranderd zal moeten
worden is de wet op de dierenbe
scherming. Deze zal moeten wor
den aangepakt aan de ontwikke
ling van de bio-industrie. Even
scherp gesteld: de onverlaat die
het nu In zijn hoofd zou halen een
kalf kreupel te slaan zal onmid
dellijk vervolgd worden op grond
van de wet dierenbescherming.
Maar in de bio-industrie komt het
voor, dat varkens en kalveren
kreupel raken doordat zij geen
loopruimte hebben of op stalen of
betonnen roosters moeten staan.
De vergelijking gaat niet hele
maal op, omdat er in de bio-indu
strie van opzet geen sprake is en
men deze ontwikkeling niet heeft
voorzien. Het bewijst wel dat er
iets scheef zit.
HAN HEEZIUS