boeiende leven van prof. dr. E. Warries
Het
Hengelaars
DE RUSTIGSTE
MENSEN
DIE ER ZIJN
Vijftig jaar Centraal Nederlands Hengelaars Verbond
MAANDAG 13 NOVEMBER 1972
LEIDSE COURANT
TWAALF AMBACHTEN
ZONDER EEN ONGELUK
Dat is een koude wintermorgen
met kenbare geluiden
kerkkklokken
trams en een auto
zullen vandaag de gedachten helder zijn?
Aldus dichtte E. YVarries. En of ze helder zijn, de ge
dachten. Het bewijs kwam onlangs toen hij werd be
noemd tot hoogleraar aan de Technische Hogeschool
van Twente. Professor voor de naam van de man die
in het eerste oorlogsjaar met niet meer dan Mulo B
de wereld instapte en die twaalf ambachten heeft ge
had zonder één ongeluk.
...EN TOCH BOTERHAMMEN
MET ZWITSERSE KAAS
Mulo
Werkstudent
Ambachtsschool
Dichter
Elektricien
Assistent
Radiomonteur
Doctor psychologie
Kinderbescherming
Directeur
Boekhouder
Hoogleraar aan
Gymnasiast
T.H. in Twente
^Hamsterdam —„Mijn vader
HEMwas in Amsterdam eerst siga-
en later kantoorbe-
JBSdiende", vertelt professor dr. e.
p^iWarries in het Research Insti-
RHpiut voor Toegepaste Psycholo-
fe^SLgie waar hij zijn directeursbu-
j^'-^uea'i aan het leegruimen is ten
ggyftbate van zijn opvolger. „We wa
skaren met z'n vijven. Het was crl-
.jsis. Niet dat mijn ouders me
lljfnLen bepaalde richting wilden in-
ta^®drijven, maar er was gewoon
Rmgeen geld voor iets anders. Het
moet al heel wat voor ze ge
weest zijn om ons allemaal de
Mulo te laten doen. Ik wilde ei
genlijk de technische kant uit,
maar de MTS was gewoon niet
haalbaar. Dus werd het de am-
bachtsschool. Toen ik daar na
twee jaar van af kwam, was ik
■- electrisch instrumentmaker".
De oorlog dwong hem onder te
puiken in Groningen. Hij werkte
pr als boerenknecht ook een
tijdje na de bevrijding nog uit
dankbaarheid voor de mensen
pie hem geholpen hadden. In au
gustus 1945 echter kwam hij te
rug in Amsterdam en werd hij
an ijïlectriciën. 21 jaar oud was hij
n bitoen en tegen de karige beloning
in <Van twintig gulden ir. de week
e vedeed hij huis- tuin- en keuken-
Jfrerk. Op carrièregebied bepaald
ci ioten laatkomer, deze Warries.
r. T^Iaar inmiddels was hij begon-
aan een cursus voor radiote-
zod|egrafist één van de vele stu
ik, btlies die hij zou volgen. ,,Ik vind
ogeieren nu eenmaal leuk", zegt
jurjuj. „ik kan het niet laten. Het
j
em ei
was niet zo dat ik beslist hoger
op wilde, dat ik het maatschap
pelijk ver wilde brengen, maar
ik streefde er wel naar om leu
ker werk te krijgen". In 1948
moest hij voor drie jaar in
dienst de normale tijd in die
dagen. Hij kreeg een opleiding
van tien maanden aan de radio-
school in Deelen en was als ra
diomonteur achtereenvolgens ge
legerd op Soesterberg, Schiphol,
de luchtbasis Twente en Leeu
warden. Daarnaast was hij
jeugdleider bij de padvinderij
geworden aanleiding voor
hem om belangstelling op te
vatten voor het opvoedingswerk.
„Ik solliciteerde bij de opvoe
dingsinrichting voor zeer moei
lijk opvoedbare kinderen in Rek
ken. Ik had geen enkele kwalifi
catie voor dat werk, maar ze
namen me toch aan en gaven
me 125 gulden in de maand
een tientje meer dan ze van
plan waren. Ik ben daar een
jaar gebleven en heb ondertus
sen een cursus kinderbescher
ming gedaan. Maar ik realiseer
de me: als je dit werk op een
wat hoger niveau wilt doen, zul
je moeten gaan studeren".
En dat deed Warries dus. 26
jaar oud liet hij zich inschrijven
aan het Amsterdamse avondly
ceum en 5 jaar later slaagde hij
met een puntenlijst waarop vier
negens prijkten, voor het staats
examen Gymnasium A. Zijn
brood verdiende hij in die dagen
als administrateur bij een was-
bureau en omdat hij daar diplo
ma's voor nodig had. haalde hij
en passant ook het midden
standsdiploma en het praktijkdi
ploma boekhouden. Voor het
staatsexamen overigens zakte
hij de eerste keer. Hij kon dat
niet verkroppen en ging alvast
clandestien colleges volgen. Van
1957 tot 1965 studeerde hij psy
chologie. Het was in die tijd dat
de Muze in hem wakker werd.
Hij begon gedichten te schrij
ven. ,,Ik zat in de redactie van
het studentenblad Kaas en
Brood", zegt hij. „Ze voerden
daar niet zo'n streng beleid en
ik kon lekker oefenen.
Toen ik hoorde dat „Vandaag"
een prijsvraag had uitgeschre
ven, stuurde ik ook wat in. Ik
won er de aanmoedigingsprijs
mee. Zo kwam ik in contact met
Schierbeek en Hanlo, die vonden
dat ik met mijn literaire werk
door moest gaan. Ik publiceerde
onder meer in Barbarber, Tira
de en het Tijdschrift voor Kunst,
Kritiek en Cultuur. Maar verder
is er niet veel van gekomen".
Hij zal het wel te druk hebben
gehad met andere dingen, want
naast zijn studie had hij ver
schillende baantjes. Hij was kel
ner, zette in sporthallen de doel
palen op en hielp mee bij de or
ganisatie van collectes. Hij was
inmiddels dik in de dertig, maar
armoe was nog altijd troef bij
hem. „Ik herinner me dat ik
verschrikkelijk veel boterham
men met Zwitserse kaas heb ge
geten. Dat was goedkoop en
makkelijk. Ik heb bij een recla
mebureau ook nog motivation
research gedaan. Ik kwam nogal
wat slaap tekort in die tijd. Zou
ik nu niet meer kunnen. Als ik
nu de zeven en een half uur niet
haal, word ik onvriendelijk". In
1964 echter, een jaar voor zijn
doctoraal, kwam zijn grote
kans. Hij kon als kandidaatsas
sistent gaan werken bij prof. A.
de Groot van het Research Insti
tuut voor Toegepaste Psycholo
gie „mijn eigenlijke leer
meester". De onderzoekingen
die hij daar deed, leverden hem
tevens de stof voor zijn proef
schrift zodat hij al in 1968 kon
promoveren op de dissertatie
„Externe en interne vormings
cursussen en evaluatie-onder
zoek op het gebied van vor
mingswerk met volwassenen".
Eenmaal doctor geworden volg
den in snel tempo zijn benoe
ming tot adjunct-directeur en
vervolgens directeur van het Re
search Instituut.
En nu dus professor In de alge
mene en vergelijkende onder
wijskunde, in welke hoedanig
heid hij zal gaan doceren In de
onderafdeling der wijsbegeerte
en maatschappijwetenschappen
van de Technische Hogeschool
in Twente. Betekent dit dat wat
hem betreft het leren is afgelo
pen en dat hij het voortaan aan
anderen over zal laten? „Inte
gendeel", zegt hij. „De onder
wijskunde is een totaal nieuwe
wetenschap die nog helemaal in
zijn kinderschoenen staat. Voor
al internationaal valt er voor
mij nog veel te leren. Ik slaap
wat meer dan vroeger. Ik eet
wat beter. Maar het leren houdt
niet op". Zijn verhuizing van de
Amsterdamse universiteit naar
Twente tenslotte Gaat het hem
aan het harp Ook dit blijkt niet
het geval .„Ik vind Twente erg
leuk. Er heerst een prettige, za
kelijke sfeer. Alles is er nog
nieuw. Alles kan er. Je hebt er
nog geen gevestigde toestanden
zoals in Amsterdam".
PIET SNOEREN
„Hengelaars? Dat zijn de
rustigste mensen die er
rijn. Natuurlijk worden ze
wel levendig als ze bij
voorbeeld een- wedstrijd
gewonnen hebben, maar
nverigens zijn het de rus
tigste mensen die je jé
kunt denken. Geef ze een
hengel, geef ze aas en je
hoort ze niet. Ze maken
geen praatjes. Ze hebben
geen belangstelling voor
wat er om hen heen ge
beurt, alleen voor de
sport. Bij voetballen gaat
het tegenwoordig alleen
maar om geld. Maar de
hengelsport wordt niet ge
sponsord, dat Is puur ont
spanning. De hengelaar is
de meest gelijkmatige,
nistlge mens. Hij belééft
zijn soort."
Deze geloofsbelijdenis is
afkomstig van de heer J.
(Jan) G. Steenbergen in
Rotterdam, voorzitter van
de Rotterdamse Henge
laarsvereniging De Toe
komst, en tevens voorzit
ter van het Centraal Ne
derlands Hengelaars Ver
bond. Het Verbond is in
grootte de tweede henge
laarsvereniging van Ne
derland en bestaat deze
maand vijftig jaar. De
grootste is de Algemene
Hengelaars Bond, die
ruim zestig jaar bestaat
en heel wat meer leden
telt: 150.000 tegen het
CNHV 20.000. Nóg een be
langrijk cijfer: Nederland
telt circa 800.000 henge
laars, die daarmee de
grootste sportgroep vor
men. Daarvan is slechts
25 procent georganiseerd
in verenigingen die bij
landelijke bonden zijn
aangesloten. Voorts is 25
procent in kleine clubjes
(colleges genoemd) ver
enigd en de rest, 400.000
vissers loopt los rond.
De hengelaars hebben in
Nederland de beschikking
over 150.000 hectare zoet
viswater en 200.000 hecta
re IJsselmeerwater. Het
terrein voor de zeevissers
laat zich niet makkelijk in
cijfers vangen.
Het jubilerende Henge
laars Verbond, zo vertelt
de heer Steenbergen, is
voortgekomen uit een „co
mité van verweer" en
was vooral in het begin
een strijdbare organisatie
die fel te keer ging tegen
iedtre beknotting van de
rechten en mogelijkheden
van de sportvisser. „Te
vuur en te zwaard" herin
nert de heer Steenbergen
zich. Strijd werd ook gele
verd tegen de grote con
current, de Algemene
Hengelaars Bond. Na een
jarenlange vete heeft de
heer Steenbergen gepro
beerd daar een streep on
der te zetten toen hij der
tig jaar geleden voor
zitter van het CNHV
werd.
De twee landelijke bon
den, AHB en CNHV. wor
den bij de wet genoemd.
Zij worden altijd betrok
ken bij zaken die de hen
gelsport betreffen en in
eer. wetswijziging die deze
sport tot onderwerp heeft,
zal altijd staan ge
hoord hebbende de AHB
en het CNHVOp
deze wijze helpen de bon
den mee het overheidsbe
leid ten opzichte van de
hengelsport te bepalen.
De heer Steenbergen wil
nog wel iets kwijt over de
verhouding tussen het
CNHV en de veel grotere
AHB, een verhouding die
nog al iets te wensen
overlaat. „Bij hen geldt
alleen de macht van het
getal, en dan zijn wij ner
gens" en ,,Ze zaten te sto
ken en te infiltreren om
de macht te grijpen".
Een paar jaar geleden is
er een herstructurerings
commissie in het leven
geroepen om te komen tot
één landelijke organisatie.
„Maar wij werden steeds
huiveriger. Zij wilden het
in drie jaar rond hebben.
Er moest een kantoor ko
men in Utrecht met een
directeur (40.000 gulden)
en een voorzitter (50.000
gulden). In de commissie
znten bijna alleen AHB-
ers. Ze wilden de organi
satie gieten in de vorm
van een stichting, dus een
dictatoriale bestuursvorm.
En toen kwamen ze aan
mij, want ik wil de auto-
nomiteit van de afzonder
lijke verenigingen bewa
ren en daar niet in binnen
dringen. We hebben toen
nee gezegd."
„Kijk. ik ben vóór één
landelijke organisatie.
Dan gaat het CNHV weg
en de AHB gaat weg.
Bést. Maar dan moet het
op een andere basis, niet
in de vorm van een stich
ting. Dan moet het komen
van onderaf. Wij bij het
CNHV werken met federa
ties. en dat gaat donders
goed. Ik laat de deur open
hoer, maar dan gaat het
niot In de vorm van een
stichting. Dat is een spel
letje, een greep naar de
macht."
„Zij willen zoiets als de
KNVB. Maar daar kun je
niet naar kijken, die heeft
een recette van de wed
strijden. Het is geen kunst
om een organisatie te ma
ken, salarissen te bepalen
en dan te zeggèn wat de
vissers moeten betalen.
Nou, laat mij dan nog
maar m'n idealisme heb
ben."
De federatieve opzet van
het CNHV heeft tot resul
taat gehad, dat door on
derlinge uitwisseling de le
den van iedere aangeslo
ten vereniging voor een
vergunningboekje van
2,50 kan vissen in water
van Haarlem tot in Zee
land en Brabant (het
CNHV beslaat vijf provin
cies). „Dat krijgt een lan
delijke organisatie nooit
gedaan."
De 800.000 Nederlandse
hengelaars kopen tesamen
voor 100 miljoen gulden
per Jaar aan vlsartlkelen!
Dat ls 125 gulden per per
soon. De fanatieke vissers
zijn voor hun hobby ech
ter heel wat meer kwijt.
Het lidmaatschap van een
vereniging, zo'n vijftien
gulden, is daar maar een
klein deel van. De heer
Steenbergen: „Voor 7,50
gulden heb je honderd
piertjes. En een vlieglijn
kost soms 60, 70 gulden.
Op concoursen gooien hen
gelaars soms voor 70 gul
den aan wormen in het
water! Weet u wat dit
kost?" En hij haalt een
kort hengeltje tevoor
schijn, net twee meter,
van kunststof. „235 gul
den!
Ook voor de verenigingen
gaat het soms om grote
bedragen. „Onze Rotter
damse vereniging heeft 37
hectare viswater voor
niets, maar anders kostte
de huur ons 2500 gulden
per jaar. 560 hectare Ka-
gerplas kost 18.000 gulden
per Jaar." Wie pachter ls,
ls ook verantwoordelijk
voor het beheer van het
water en voor de visstand.
Leden van een vereniging
kunnen een overheidscur-
sus volgen voor waterbe-
monstcring, zodat men
zelf de kwaliteit van het
water kan opmeten. Over
de waterverontreiniging
zegt de heer Steenbergen:
„Het is werkelijk onbe
grijpelijk, dot de vis zich
zo snel aan die verontrei
niging heeft aangepast!"
Een apart hoofdstuk in de
vissport is het hengelen
door gehandicapten. „Ah,
daar komt u op een stok
paardje van me", roept
de heer Steenbergen, die
zelf gehandicapt is. De
laatste jaren is er al een
aardig aantal voorzienin
gen voor minder-vallde
hengelaars gemaakt. Aan
zet daartoe was een natio
nale viscompetitle In 1965
oij gelegenheid van het
veertigjarig bestaan van
de KRO. Grote stimulator
achter deze Kanjer Ko
ning Kompetitie en de
daaruit voortvloeiende
stichting „Vlscentra Ge
handicapten" was Frlts
van Turenhout, ook de
man van de toto-uitsla
gen. Het eerste projekt
was fort Abcoude bij Am
sterdam, waar twaalf be
veiligde steigers en een
goedkope overnachtings
mogelijkheid geschapen
weiden. Daarna kwamen,
met medewerking van
hengelaarsverenigingen,
vlhHtcigers voor gehundl-
cupten in Hendrik Ido
Ambacht. Anna Paulowna,
Kockengcn, Akkrum,
Apeldoorn, Velp en andere
plaatsen. „Het aan de wa
terkant kunnen vertoeven
Is voor minder-validen net
zo belangrijk als voor
mensen zonder handicap.
De hengelsport moet mo
gelijk zijn voor iedere Ne
derlander", zegt Frlts van
Turenhout, waar voorzit
ter Steenbergen op zijn ju-
bllcumreceptie het hart
grondig mee eens is.
w. ruigrok