(Wip Aardverschuiving in Verenigde Staten? Vraag voor dinsdag: V ;mci ZATERDAG 4 NOVEMBER 1972 (Van een onzer redacteuren) WASHINGTON Niemand vraagt zich meer af of president Nixon a.s. dinsdag, 7 november, de Amerikaanse verkiezingen zal winnen. Het gaat nu om de vraag of de verkiezing een aardverschuiving teweeg zal brengen. Maar er zijn legio andere vragen: hoe veel achterop liggende kandidaten we ten nog bij te komen, hoeveel verlie zen er terrein in de laatste weken, hoe groot is een overwinning om van een aardverschuiving te kunnen spreken, zullen de democraten de controle over het Huis van Afgevaardigden en de Se naat verliezen? Het grootste verschil tussen winnaar en verliezer werd geboekt in 1964, toen LBJ ruim 22,5 procent voor Barry Goidwater eindigde. In de laatste maanden voor die verkiezingen haalde Goldwater evenwel nog 8 punten op. Maar bij andere verkiezingen groeide dat verschil juist. Vorige week stond McGovern nog 30 punten achter op Nixon: 27 tegen 57 vier punten minder dan een maand er voor. Maar stel dat hij nog tien punten inloopt, zoals Humphrey in 1968 ook deed gedurende de laatste twee maan den, dan nog maakt Nixon kans op de grootste of een van de grootste over winningen in de Amerikaanse geschie denis. Van Nixon wordt gezegd dat zijn grootste ambitie hierin bestaat, dat hij als eerste president na Washington in alle staten een overwinning behaalt. Hieronder willen we geen antwoord ge ven op alle mogelijke vragen, maar een aantal feiten opsommen die het mogelijk maken zich een beeld van deze verkiezingen te vormen; over zichten die aangeven wat er gebeurde met achterop geraakte kandidaten, wat de gevolgen waren van aardver schuivingen op de verkiezingen voor waarom eraan getwijfeld wordt dat Nixon een „eigen" Congres zal berei ken.Maar nogmaals, zekerheid hier omtrent is er pas na de verkiezingen. Wel staat vast dat de president, als hij tenminste zijn tweede ambtstermijn wil besteden aan binnenlandse pro gramma's, tenminste een van beide Huis en Senaat, kortom wat het pa troon was van de laatste verkiezingen. En als laatste volgt een overzicht, waarin kan worden ingevuld hoe goed of slecht McGovern het er dinsdag af brengt. Overwinningen Slechts drie presidenten zijn er in de laatste honderd jaar sinds de burger oorlog in geslaagd meer dan 60 pet van de stemmen te winnen. Een presi dent die meer dan 55 pet van de stem men wint en dat waren er tien heet zijn overwinning te hebben be haald met een „aardverschuiving". Het belang van een aardverschuiving ligt in de gevolgen voor Congreskandi daten van de winnende partij. Van de tien aardverschuivingen resulteerden er zeven in een overwinning in beide huizen van het congres door de presi dentiële partij. Die aardverschuivingen kunnen ge woonlijk worden toegeschreven aan drie oorzaken. De eerste is de popula riteit van de kandidaat, zoals Eisenho wer in 1956 en Ulysses S. Grant in 1872. Maar dergelijke overwinningen behoeven niet noodzakelijkerwijs ook een overwinning in het Congres tot stand te brengen. De twee andere oor zaken, n.l. de vrees dat een kandidaat te radicaal is (Goldwater in 1964) of wel de impopulariteit van een zittende president (Hoover, wiens naam in 1932 werd verbonden met de economische depressie), geven echter gewoonlijk een stevige duw in de rug van de par tij van de winnaar. Maar er is een ontwikkeling in de laatste decennia gaande, waardoor het presidentiële sleeptouw waaraan onze kere kandidaten voor het congres zich vastklampten, aanzienlijk is ingekort. De kiezers zijn meer onderscheidings vermogen gaan tonen. Zij stemmen niet meer automatisch op dezelfde partij als het gaat om de kandidaten voor het Congres en het president schap. De Amerikanen gebruiken hier voor de term: „split ticket voting". Dit is dan een reden waarom Richard Nixon hoewel zijn overwinning dui delijk zal zijn niet in staat wordt geacht voldoende republikeinen mee te slepen om ook het congres „om" te krijgen. Een flink aantal democrati sche leden van het congres, zowel van Huls, als Senaat, die voor een moeilij ke herverkiezing staan, hebben zich al enige tijd afgewend van George McGo vern, in de hoop hun zetel te behou den. Daarnaast hebben een aantal republi keinse kandidaten voor het Congres kritiek geleverd op het Witte Huis we gens gebrek aan steun bij hun eigen campagnes. Dat is een tweede reden huizen moet controleren en liefst bei de, als hij zijn politiek erdoor wil krij gen. Het Congres heeft maar een be perkte controle op de buitenlandse po litiek, die Nixons eerste ambtstermijn heeft beheerst, maar het heeft een sterke greep op de binnenlandse pro gramma's. En de frustraties die een Congres een president kan bezorgen hebben Teddy Roosevelt ooit verleid tot de uitspraak: „Soms zou ik wensen dat ik president en Congres tegelijk kon zijn". Om de controle over het Huis van af gevaardigden te verkrijgen moeten de Republikeinen 40 zetels winnen. Dit is geen onmogelijke zaak: in 1966 won nen zij er 47. Maar in de senaat, waar slechts een derde van het aantal zetels beschikbaar is voor de verkiezingen, zijn de kansen van de republikeinen kleiner: het aantal republikeinse zetels dat betwist wordt bedraagt 19, tegen over 14 democratische zetels. De repu blikeinen zullen zeven zetels moeten winnen om de meerderheid te verwer ven, hoewel zes eigenlijk al zouden volstaan: de enige conservatieve sena tor stemt gewoonlijk met de republi keinen mee. De huidige stand van zaken is: $ENAAT: Democraten 55, Republikeinen 45, Verkiesbaar op 7 nov.: 33, Meerderheid: 51. HUIS VAN AFGEVAARDIGDEN: Democraten 254, Republikeinen 178, Vacant: 3, Meerderheid: 218. Verkiesbaar op 7 nov.: 435. Voor de republikeinen zijn de kansen in het Huis groter dan in veel jaren het geval is geweest. Het is in elk ge val duidelijk dat voor zestig zetels nieuwe mensen moeten worden geko zen, omdat de zittende leden niet meer terugkeren deels omdat ze met pen sioen gaan, deels omdat ze naar an dere posten solliciteren, deels ook om dat ze bij voorverkiezingen werden verslagen, of door een herverdeling van de districten niet meer in aanmer king komen. Een aantal van de mach tigste Congresleden komt niet meer te rug, onder wie zes voorzitters van commissies, 17 voorzitters van sub commissies, en ook de republikeinse senioren in 9 van de 21 congrescom missies. Van de zes vertrekkende voorzitters zijn er vier verslagen bij voorverkiezingen, en wel om hun leef tijd: zij zijn alle vier ouder dan 70, twee van hen zijn ouder dan 80. Nieu we jonge hervormers staan klaar om de plaatsen van deze „oude stieren" ln te nemen, om zo een begin te maken met de problemen die samenhangen met het senioreninstituut en de macht die door de commissievoorzitters is verzameld. Kiezers Dit jaar is eens aangekondigd als een jaar van ontgoocheling door de kiezers veroorzaakt, als was dit een nieuw verschijnsel. Dat is het niet. Bij de laatste verkiezingen kwamen slechts 73 miljoen van de 120 miljoen die oud genoeg waren om te stemmen, ook op dagen: d.w.z. slechts 61 procent. In 1964 was/dit 63 procent, in 1960 64 pet. Van de 47 min. die hun stem niet uit brachten waren er 27 min. die niet wa ren ingeschreven. Maar van deze groep zullen twee categorieën dit jaar beter voor de dag kunnen komen, dankzij een amendement op de kies wet uit 1970: de verhuisden en de analfabeten. Jaarlijks verhuist een op de vijf Amerikanen, maar tot 1970 was men in 30 staten verplicht gedurende een jaar in die staat te wonen om je als kiesgerechtigde te laten registre ren. Enkele staten als Mississippi eis ten zelfs een verblijfsduur van twee jaar. Er is een schatting gemaakt van het aantal mensen dat door deze eisen bui ten de verkiezingen viel: 5 miljoen. Daarenboven waren er nog 3 tot 5 mil joen die door allerlei omslachtige of beperkende bepalingen ten aanzien van absentie van de verkiezingen wer den uitgesloten. Het amendement van 1970 hield twee verbeteringen in. De eis van inwoner schap werd teruggebracht tot 30 da gen, met de bepaling dat alle staten hun verkiezingsregister tot 30 dagen, de verkiezingen moesten open houden, en het eiste van alle staten een eerlij ke procedure voor het stemrecht bij afwezigheid. Nog belangrijker hervorming, afgeme ten naar de burgerrechten, was de af schaffing van lees- en schrijfproeven, ofschoon in veel noordelijke staten de twaalf staten een clausule voor uitslui ting van analfabeten. Veel van hen zullen vermoedelijk geen gebruik ma ken van hun nieuwe kiesrecht. Bere kend is dat van de 16.000 analfabeten in New Hampshire zich tot nu toe slechts 6 lieten inschrijven, terwijl 3 van hen ook hun stem werkelijk uit brachten. In ieder geval wordt de registratie van zwarten in het zuiden door de voor standers van rassenscheiding nog be moeilijkt. De organisatie op de regi stratiebureaus is in handen van de staat, hetgeen geresulteerd heeft in al lerlei hinderpalen voor de zwarten: be perkte openingstijden, opzettelijke ver- tragingstaktieken, wanneer grote aan tallen mensen kwamen opdagen, inge wikkelde aanvraagmethoden, etc. Maar vergeleken met tien jaar gele den is er een aanzienlijke verbetering te constateren. Zelfs plaatselijke she riffs zijn meer geneigd tot meewer king, en dat moet ook wel in districten waar de zwarte kiezers thans de helft van het electoraat uitmaken. Een derde groep nieuwe stemmers zijn de 25 miljoen jonge Amerikanen, die aanvankelijk in overweldigende meerderheid voor McGovern zouden zijn. Sindsdien zijn waarnemers er an ders over gaan denken. Ongeveer de helft van hen werd ten tijde van de conventies geregistreerd, en onder hen verwierf McGovern een voorsprong van 5741 op Nixon. Maar bij de an dere helft die sindsdien is geregi streerd, zou de voorkeur naar Nixon uitgaan. Peilingen De Amerikanen hebben de voorspellin gen nogal eens beschaamd. De be roemdste ommekeer was de overwin ning van Truman in 1948 op Dewey, maar een nog grotere vergissing werd in 1936 gemaakt door de Literary Di- nieuw toegelaten kiezers niet m groten getale bij de Stembureaus worden verwacht. Maar in het zuiden was het weren van de analfabeten duidelijk ge richt tegen de zwarten. De strijd om de stemmen in het zuiden had de ne gers al voor 1970 in een veel gunstiger positie gebracht. Zo was het aantal ge registreerde zwarte kiezers in Missis sippi in vijf jaar tijd al toegenomen van 6,7 tot 59,4 pet. De grote marsen in het zuiden uit die jaren zijn nog niet vergeten. Maar ook in het meer liberale noorden hanteerden vóór 1970 gest, die een nederlaag van Roosevelt voorspelde tegen Landon. Maar ondanks hun soms gemaakte ver gissingen, blijven de voorspellingen toch een bruikbare gids, en wanneer zij mislukken dan zijn er aanwijsbare oorzaken. In 1948 werd de laatste pei ling drie weken voor de verkiezingen verricht, terwijl in 1936 teveel werd af gegaan op de stemming onder het wel varende deel van de natie. Bij het ingaan van de laatste twee maanden van de campagne had McGo vern een achterstand van 34 punten op Nixon (29 tegenover 63 procent). Sindsdien hebben de peilingen de kloof tussen beide kandidaten kleiner zien worden. Maar zoals een overzicht van Gallup van de laatste acht verkiezin gen laat zien, wordt die kloof door gaans sneller kleiner als de verkie zingsdag nadert. Dit wordt de „terug keer naar de schaapskooi" genoemd. Het doet zich voor als ontevreden kie zers tot andere gedachten komen en naar hun vertrouwde kiezersgewoonte terugdraaien. Deze factor werkt in het voordeel van de democraten, omdat een groter deel van het kiesvolk zich meer door trouw aan de democraten dan aan de republikeinen gebonden voelt. Maar deze factor treedt niet au tomatisch in werking. Stevenson bij voorbeeld heeft in 1956 op het laatste moment nog terrein verloren aan Ei senhower. Zittende president De macht van de zittende ambtsdra gers bij verkiezingen wordt wat over dreven. Een reden waarom zij door gaans zo succesvol zijn, is dat in een aantal verkiezingen, waarin zij gevaar Kepen te worden verslagen, zij zich te voren hebben teduggetrokken. Dat gold voor Johnson in 1968, voor Truman in 1952. Maar sinds de stichting van de Ver enigde Staten hebben slechts zes zit tende presidenten hun herverkiezing verloren. En daarom is de macht van zittende presidenten traditioneel als groot ervaren. Mocht Nixon erin slagen zijn grote voorsprong te handhaven dan zijn hier de aardverschuivingen waarmee zijn overwinning kan worden vergeleken: Johnson—Goldwater (1964): 61.1—38.5 EisenhowerStevenson (1952): 55.1- 44.4 Eisenhower—Stevenson (1956): 57.4- 42.0 F. D. Roosevelt—Hoover (1932): 57.4 -39.6 F. D. Roosevelt—Landon (1936): 60.8 -36.5 Harding—Cox (1120): 603—3.41. Amerikaanse presidenten worden niet rechtstreeks gekozen, maar via een ingewikkeld systeem door kiesmannen. Elke staat benoemt een aantal kiesmannen dat gelijk is aan het aantal zetels van die staat in het congres: elk staat 2 senatoren en een aantal afgevaar digden in het Huis, dat afhankelijk is van de grootte van de staat. Zo heeft Californië met zijn 2 senatoren en 43 afgevaardigden in to taal 45 kiesmannen. De presidentiële kandidaat die in een staat de meeste stemmen haalt, krijgt alle kiesmannen van die staat achter zich. In 1960 won Kennedy de belangrijke staat Illinois met een voorsprong van nog geen 9000 stemmen op Nixon, maar hij won er alle 27 kiesmannen mee. In het overzicht wordt in de eerste kolom het aantal stemmen p/r staat gegeven, d.w.z. het aantal kiesmannen. 270 kiesmannen zijn nodig voor de overwinning. De eerste groep staten werd in 1968 door Humphrey gewonnen, en McGovern moet ze alle winnen om enige kans te maken. Daarmee bereikt hij 183 kiesmannen. De volgende groep zijn vier staten, die in 1968 door Nixon werden gewonnen, maar waarvan McGovern behalve Californië waar hij kaïïsen heeft er nog twee moet winnen om aan 270 kiesmannen te komen. De derde groep staten werd in 1968 ofwel door Nixon, ofwel door Wallace gewonnen. Van deze staten is Zuid-Dakota, McGoverns ei gen staat, het zwaarste probleem voor Nixon. Reiultaten 1968 Resultaten 1972 Humphrey Nixon Wallace Nixon McGovern centage centage centage centage Connecticut 8 49.5 44.4 6.1 Hawaii 4 59.8 38.7 1.5 Maine 4 553 43.1 1.6 Maryland 10 43.6 41.9 14.5 Massachusetts 14 63.0 32.9 3.7 Michigan 21 483 413. 10.0 Minnesota 10 54.0 413 43 New York 41 49.8 443 53 Pennsylvania 27 473 43.9 8.1 'Rhode Island 4 64.0 31.8 4.1 Texas 26 41.1 39.9 19.0 Washington 4 473 45.1 7.5 West Virginia 7 49.6 403 9.6 District of Columbia 3 813 18.2 Vier staten die Nixon In 1968 •teten moet winnen om 270 ate won, waarvan McGovern Californië en twee andere nmen achter zich te krijgen: (Zalifornia 45 44.7 47.8 63 New Jersey 17 44.0 46.1 9.1 Ohio 25 42.9 453 113 Illinois 26 443 47.1 83 De andere 28 staten Georgia, Louisiana en ie in 1968 door Nixon of door Wallace (Alabama, Arkansas, Mississippi) werden gewonnen: Alabama 9 18.6 14.1 66.0 Alaska 3 42.7 453 12.1 Arizona 6 35.0 543 9.6 Arkansas 6 303 31.0 38.7 Colorado 7 41.0 50.8 7.5 Delaware 3 413 45.1 133 Florida 17 30.9 403 28.6 Georgia 12 273 29.7 433 Idaho 4 30.7 56.8 123 Indiana 13 38.0 503 11.4 Iowa 8 40.8 53.0 5.7 Kansas 7 34.7 54.8 103 Kentucky 9 37.6 43.8 18.3 Louisiana 10 28.2 23.5 483 Mississippi 7 23.0 13.5 63.5 Missouri 12 43.7 44.9 11.4 Montana 4 41.6 50.6 73 Nebraska .5 31.8 59.8 8.4 Nevada 3 393 47.5 133 New Hampshire 4 43.9 52.1 33 New Mexico 4 39.7 51.8 7.9 North Carolina 13 29.2 39.5 313 North Dakota 3 38.2 55.9 5.7 Oklahoma 8 323 47.4 203 Oregon 6 43.8 493 6.1 South Carolina 8 29.6 38.1 32.3 South Dakota 4 42.0 533 4.7 Tennessee 10 28.1 37.8 34.1 Utah 4 37.1 563 6.4 Vermont 3 43.5 52.8 3.2 Virginia 12 323 43.4 23.6 Wisconsin 11 443 47.9 7.6 Wyoming 3 35.5 583 8J

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1972 | | pagina 16