Sprankelende sprookjes van Bomans in dubbelalbum Te weinig deskundige hulp voor mensen in psychische nood PAGINA LEIDSE COURANT ZATERDAG 21 OKTOBER 1972 De koning en zijn lakei In het sprookje „Niets". Deze tekst kan men Godfried Bomans zelf horen zeggen ter inleiding van het dubbel album, waarop Discofoon twaalf sprookjes heeft samengebracht, die eerder in boek vorm vele herdrukken beleefden. In deze uitgave ligt de Droomwereld van Godfried Bomans gevangen, hetgeen tevens de titel is. De auteur vertelt op de plaat zelf het sprookje ,.Het misverstand", dat handelt over een stokoude man, die door de dood vergeten is, maar tenslotte toch zijn be stemming vindt. De overige sprookjes wor den voorgelezen door Luc Lutz, alle be doeld zowel voor jong als oud. Volgens Mi chel v.d. Plas, die op de hoes ingaat op de instelling van Godfried Bomans als sprook jesverteller. moet het sprookje „De dood van de sprookjesverteller" de auteur het meest geliefd zijn geweest. Deze sprookjes verteller verlangde voor hij naar de hemel ging een echte kabouter te mogen zien, waar hij zijn leven lang in had geloofd. Ei genlijk is dit een tragisch sprookje, want God glimlacht als hij de wens verneemt en zegt: „Laat hem dan maar binnenkomen". Maar of de sprookjesverteller bij de vreug de om zijn uiteindelijke bestemming ook het genoegen smaakt een kabouter te mo- zijn geweest. In het ene laat hij een s de man sterven, nadat deze een levensaan vaarding heeft gevonden, in het andere gaat een verteller dood zonder de droom, die hij altijd gekoesterd heeft, werkelijk heid te hebben zien worden. Een theorie wil, dat Bomans op de vlucht voor dit dilemma bij de verwondering is te recht gekomen en dat dit hem heeft ge maakt tot een sprookjesverteller met het sprankelend vermogen om wonder en wijs heid ineen te vlechten, d.w.z. het onmoge lijke waar maken en daarin een boeiende beschouwelijkheid te leggen. Godfried Bomans heeft daar een heel ande re verklaring voor, wat eigenlijk ook geen verklaring is, nl. dat die sprookjes bij hem op de deur hebben geklopt en dat hij toen open heeft moeten doen. Je kunt ook niet opendoen, maar je kunt niet voorspellen, dat de bezoeker ook inderdaad komt. Inspi rerend op Bomans als sprookjesschrijver moet hebben gewerkt, dat hij in het tweede deel van zijn leven in een oud huis heeft gewoond met een oude, verwilderde tuin. Volgens zijn eigen bekentenis is hij toen mogelijk uit de behoefte aan posthume hul de aan de meester. Bomans zelf leest zijn sprookje heel wat schalkser en directer voor, met een intonatie soms, die een knip oog veronderstelt. Volgens Bomans ls kunst bedrog. De schrijver voert zijn lezer binnen in zaken, waarvan hij zelf de zwaarte al overwonnen heeft. Beziet men al deze sprookjes in het licht van deze uitspraak, dan zal de auteur zelf zijn lezer toestaan om ook een stuk hu mor te proeven uit de lichtvoetigheid van de vertelling. Dit kan ook menigmaal, zelfs als Luc Lutz zijn gedragen verteltrant on gestoord vervolgt. Hier moeten we evenwel onmiddellijk aan toevoegen, dat Lutz zich bedient van een zeer conciese zegging, als penseelde hij de sprookjes uit, er aan proe vend met de punt van zijn tong. Zijn arti culatie geeft aan deze sprookjes een ranke toon mee, een genoegen om naar te luiste- Dezelfde speelse luchtigheid treft in de Im provisaties op piano door Gerard Henge- veld, ragfijne muziekjes die als melodische intermissies het ene sprookje in- en het an dere uitleiden. Harry Prenen stond enkele van zijn tekeningen voor dit dubbelalbum af, tekeningen welke ook het sprookjesboek verluchten, waaraan deze sprookjes ont trokken zijn en dat als bibliofiele uitgave de trots in menige boekenkast vormt. Jammer is, dat uitgerekend het sprookje dat Bomans zelf vertelt, afkomstig is van een opname, die niet vrij is van verkeers- geruis op de achtergrond. Wij nemen aan dat dit niet anders heeft gekund. We accep teren dit als een stukje levensrealiteit, de zelfde menselijke realiteit waaraan God fried Bomans zijn stof ontleent. Een waar devol bezit, dit album. TON OLIEMULLER Van een onzer verslaggevers AMSTERDAM Het kon niet uitblijven. Na de bestseller „Wie is niet van hout"? van Foudraine zijn de slapende honden wakker geworden. Eerst is de Amerikaanse markt afgestroopt naar populaire werkjes op het gebied van de psychiatrie en vandaag is een produkt van eigen bodem op de markt gebracht in de vorm van een reeks nog wel die getiteld is „Psychiatrie van alle dag" en die onder redactie staat van dr. Herman Musaph wiens kennis al eerder per televisie is uitgezaaid. Het eerste deel heet „Psychische eerste hulp" en is geschreven door prof. dr. J. A. 3. een bijdrage van de A :hiater I. Greenberg, heet delijk. dat het hier om praktische psychia trie gaat. bestemd voor een vrij brede le zerskring. Dr. Meerlo, psychiatrisch consulent bij de heidsdienst te Amsterdam, stelt de vraag door iemand die niet deskundig is. Een be langrijke vraag, gezien het feit. dat voor de 75 procent van onze bevolking die in meer of mindere mate in psychische nood verkeert, te weinig deskundige hulp is. Veel kunnen zijn. Dr. Meerlo nu probeert bij dat hoofdstuk van de eerste hulp bij ken, zoals hij het noemt, een hand te bieden aan al diegenen, zegt dr. Meerlo, „dat ik als een psychologi sche pottenkijker wordt beschouwd. Maar het moest gebeuren; het onderwerp is ur gent". Neurose is een pijnlijke manier van leven, stelt de Amerikaan Greenberg In zijn bij drage aan „Psychiatrie van alledag". De neuroticus heeft het dan ook bijzonder moeilijk. Hij is bang voor de risico's, de onzekerheden en de gevaren van de we reld. Hij is zeer kwetsbaar, voelt zich vaak teleurgesteld en hulpeloos. Hij is bang voor pijn en ziekte. Hij vergaat van angst en daarom zoekt hij verlichting en veiligheid. Hij ontkent met grote stelligheid dat er iets met hem aan de hand is. Hij negeert bepaalde problemen door te beweren dat Doden met verlof" tenslotte van dr. Mu saph, die zijn boek als volgt verantwoordt: „als psychiater in een grote stad heb ik honderden mensen gezien met depressies. Ik heb lichte en zware depressies voor mijn ogen zien ontstaan, verergeren, ver beteren en genezen. Als psychiatrisch con sulent in een groot algemeen ziekenhuis heb ik tientallen mensen gezien en gespro ken die zo juist een mislukte poging t<?t zelfmoord hadden gedaan. Ik voel de mo rele plicht mijn ervaring, getoetst aan de moderne internationale literatuur, neer te leggen en door te geven, niet alleen aan medici maar aan allen die geïnteresseerd zijn in normale en abnormale reacties van mensen in geestelijke en soms lichamelijke nood". 11 a. h. bur. v.d.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1972 | | pagina 6