Een mantel van bladeren en dauw DE AVONTUREN VAN PIET POTLOOD PAGINA 16 LEIDSE COURANT ZATERDAG 14 OKTOBER* 1972 Lang geleden zwierf eens een arme maar vrolijke familie in een woonwagen langs bergen en dalen, en bracht de zomer door in een diep bos. Daar gebeurde het dat de oudste dochter, een beeldschoon meisje, hoge koorts kreeg. Zwervende mensen hebben dik wijls veel verstand van genees krachtige kruiden en de moeder met haar wagen-vol joelende kinderen wist voor allerhande kwalen wel een middel. Zij trok thee van bloesems, schraapte plantenwortels tot poeder of kookte wilde bessen. Telkens kon zij daar kinderzieken genezen en het kostte geen geld, alleen maar het werk van haar handen. Maar nu haar lieve dochter zo ziek was, wilde geen enkel mid del helpen en in de vrolijke wagen heerste verdriet. De vrouw stuurde haar kinderen uit om dit en dat in het bos te zoe ken en om kruiken te vullen met water uit heldere bronnen. Ze maakte er poeders en drank jes van, maar niets hielp. De vader schoot vogels en plukte ze om zijn zieke kind op een bedje van veren te leggen, maar de koorts wilde niet wij ken. Het meisje gloeide als vuur. Intussen klom de zomerhitte naar een hoogtepunt. De wind ging liggen en een loodzware lucht hing drukkend in het bos. Toen herinnerde de moeder zich hoe zij ergens onbekende, dof groene bladeren had zien staan naast een bospad, ronde blade ren met dauwdruppels in hun Welk stuk van de agent kun je aan de tekening links boven plakken zodat je een hele echte, comple te agent krijgt? Zij liet de kinderen die bladeren zoeken, maar toen ze thuis kwamen, waren de drup pels eraf gerold of verdampt in de lucht. Toen zette de vrouw zich op het paard, nam haar zieke dochter in de armen en droeg haar de plek waar de bladeren bijeen stonden. Elk blad hield in zijn hart een parel van dauw vast. Daar legde zij het meisje op de grond en dekte haar met blade ren en dauw toe. Dadelijk week de koorts. Het mooie hoofdje woelde niet langer onrustig heen en weer, de ogen sloten zich in een gezonde diepe Toen zij weer wakker werd, til de de moeder haar op het paard en stak de gescheurde kleren waarin haar kind ge kleed was, vol met de dofgroene bladeren. Blad naast blad be dekte haar van hals tot voeten als een mantel, en elk blad hield zijn dauwdruppel vast als om haar koel te houden en nog meer geneeskracht te geven. Zo reed zij als een bosnimf over het droge, krakende pad. Maar het paard stapte vlugger dan de vrouw die te voet volgde en zo verloor de moeder haar dochter uit het oog. Het meisje dat op het paard voort reed voelde zich wonderlijk gestérkt. Hoe heerlijk was het weer genezen te zijn, wat een geluk in bossen te kunnen wo nen! Het paard stapte over een slingerende weg die steeg tus sen hoge dennebomen. De lucht werd er koeler en de grond vochtig. Nu eens leek het pad op een donker groene tunnel. Dan weer vielen zonneplekken tussen de bomen op haar neer. Soms kwamen zij voorbij een plek waar houthakkers aan het werk waren geweest. Dan werd de wereld opeens wijd want in een diepliggend dal zag het meisje een stad met zeven groe ne torens blinken. De weg bleef stijgen. Rechts klommen de bomen omhoog, links daalden zij. Een waterval stortte zich wit van bruisende drift over een trap van rotsen op haar af. maar hij dook on der een brug van boomstammen door, en spatte schuimend aan de andere kant naar beneden. Bij een wending van de weg klom men de bomen aan haar rech terhand omhoog en daalden aan haar linkerhand omlaag. Daar kwam een waterval van de an dere kant op har aanstormen om ook hier onder een brugje van boomstammen weg te schieten en in de diepte voort te razen. Twaalf maal trok het paard het kolkend water terwijl de weg steeg. En het meisje kon r niet bedenken of dit nu al door dezelfde waterval was, of dat het twaalf verschillende wa ren. Boven dé laatste waterval lag een vlakke groene weide. Daar stond een ridder die op jacht was. Hij zag vol verbazing het meisje in haar groene mantel Vroeger deden de wonderlijkste verhalen de ronde over de aarde. Er waren mensen die meenden dat de aarde zo plat was als een panne, koek en men eraf zou vallen als men te dicht aan de rand zou komen. In een oud geschrift, dat van de Hindoes is, dacht men dat de aarde werd gedragen door vier reusachtige olifanten die op het schild van een nog reusachtiger schildpad stonden. Hoe die mensen zich dat voorstelden, kun je op de tekening vol glinsterende juwelen te paard aankomen en hij boog voor zulk een wonderschone edelvrouw. „Ik ben geen edelvrouw, ik ben niet gekleed in zijde en juwelen, maar in bladeren en dauw," zei het meisje lachend. „Dan ben je een bosnimf en dat is nóg wonderlijker", zei de rid der. Maar het meisje was ook geen bosnimf, alleen maar een woonwagenkind. De ridder be wonderde het meisje zó, dat hij met haar wilde trouwen, of zij nu edelvrouw, bosnimf of woon wagenkind was. Daarboven, op de vlakke weide, torenend boven het bos en de twaalf watervallen liet hij een JUNIOR-HOEK Oplossing vorige week De oplossing van de vorige week: op tekening 7 ontbreekt iets aan de helm. kasteel voor haar bouwen, zo dat zij altijd bij haar geliefde bossen kon wonen. Zolang het bouwen duurde, leerde het je in de stad met zeven torens alles wat een burchtvrouw we ten en kennen moet. Maar de kennis van kruiden en hun ge neeskracht hoefde niemand haar meer te leren, daar wist zij alles van en meer dan ande ren. Toen het kasteel klaar was, trouwden zij in het bijzijn van de vader, de moeder en alle joelende kinderen uit de woon wagen. De moeder die de gene zing van haar dochter en het geluk dat haar beschoren was, toeschreef aan het dofgroene ronde blad met de eeuwige dauwdruppel in zijn hart, gaf daaraan de naam vrouwenman tel. In het vervolg gebniikte zij het sap van de bladeren en hun moes en de dauw voor allerhan de kwalen, waarmee vrouwen geplaagd worden. Zij hadden een wonderbaarlijke uitwerking. Even wonderbaar lijk als de uitwerking was ge weest bij haar eigen dochter. Voor jou van vrouwtje Appelwang Een bundel verhalen van Ruth Ainsworth, uitgegeven door Ploegsma, ontleent de titel aan het feilloos geschreven verhaal „Vrouwtje Appelwang", het 28ste van de 36 verhalen, be stemd voor kinderen van 4 tot 8 jaar, hoewel ook ouderen er met plezier in zullen lezen, vooral de laatste verhalen. Klein bezwaar tegen een aantal verhalen kan zijn, de wat al te huiselijke, vaderlijke en moe derlijke veiligheid, die de kin deren omringt. Het kind zal daar echter geen last van heb ben, zal misschien de fijne, soms spottende humor opmer ken en onmiddellijk worden meegesleept door de weldadige fantasie van de schrijfster, voor wie alles mogelijk is. Een kind denkt daar precies zo over. Lotta uit de Kabaalstraat [en echt werkje van Astrid Lind- gren, meer bekend als de schrijfster van Pippi Langkous. Hoewel deze Lotta wat meer aan de wereld van de volwassenen kinderboekenweek 14t!m250kt72 De Marokkaan en de kat van tante Da is gebonden dan Pippi, herkent het lezertje zeker de vrijheid zoekende Lotta als een dapper vriendinnetje, dat óók last heeft van kriebelkleren. Alleen: Lotta verhuist, keert nóóit meer terug uit het huisje van een begrijpen de buurvrouwTot het erg donker wordt en Lotta toch maar terugverhuist. Vader en moeder komen er wat nadruk kelijk aan te pas, maar Lotta is van haar boosheid af. Overigens uitstekend vertaald door Rita Törnqvist-Verschuur, die alle breekbare grapjes heeft heelge- houden. Kinderen uit de zesde klas lagere school, die ten behoeve van een gastarbeider een schuilplaats zoeken en bovendien pogingen in het werk stellen om voor hem een verblijfsvergunning te krijgen en zelfs werk te vinden, beschikken al vroeg over een grote maatschappelijke ge schooldheid, als men ervan uit gaat, dat gespecialiseerde krachten op arbeidsbureaus daar nog moeite mee hebben. Dit moet ons wel even van het hart, nu we Henk Barnards jon gensboek „De Marokkaan en de kat van tante Da" hebben gele zen. Dit lijkt zwaarwegende kri tiek waaraan men maar niet t zwaar moet tillen, want voo het overige kwam er een span nend boek uit de bus. Juist de opzet van dit verhaal brengt de kinderen in heel wat hachelijke situaties, die zo beschreven worden, dat geen kind tussen 10 en 14 er onberoerd bij blijft. Reintje Venema schetste uit de losse hand er rake illustraties bij. De Spelen van Olympia De jeugdige lezer neemt en pas sant nog aardig wat. mee aan wetenswaardigheden uit het oude Griekenland, al lezend in het boekje van Rosemary Sut- cliff: „De Spelen van Olympia". Een klein, irenisch boekje, zo irenisch, dat men, na wat bij de laatste Olympische Spelen is ge beurd. melancholiek zou kunnen terugdenken aan die goede oude oudheid. Maar men beseft te doen te hebben met een verhaal waarin de schrijfster gedachten van fair play en verbroedering van jonge mensen aan jonge mensen wil overbrengen. Goed vertaald door Ruth Wolf, over vloedig geïllustreerd door Victor Ambrus en verzorgd uitgegeven door Leopold Den Haag. haar zuster ontworpen en uitge voerde boekje „Het Poppen- feest" heeft de Brabantse schil deres Margriet Heymans nu een beeldverhaal getekend en ge schreven, waar de kinderen weer van kunnen smullen. Elsje en een pony trekken samen door de wijde wereld en beleven er in zesentwintig boeiende afbeeldingen, de plaatjes op de kaft meegerekend fijne avon turen, waarna ze weer behou den thuiskomen. Dichter bij huis blijft Ezra Jack Keats, die een jongetje, Peter, allerlei capriolen laat maken om te leren fluiten naar zijn hond Flippie. Alles speelt zich bij wijze van spreken op de stoep voor de deur van zijn huis af. Duidelijk maakt deze pren tenboekschrijver en -tekenaar gebruik van alledaagse dingen, zoals het feit, dat het voor een kind niet meevalt te leren flui ten. Nieuwe beeldverhalen van Margriet Heymans Ultg. Lemni Voorlezende ouders met plaatjes- kijkende peuters en kleuters hebben op de kinderboeken markt weer een nieuwe keuze: „Hollidee de circuspony", „Fluiten naar Flippie" en „De Reus en het reuzenrad". Drie volkomen verschillende, kleur rijke werkjes, die alleen ge meen hebben, dat ze prenten boek zijn. Na haar, samen met Een heel plezierig kijkboek is ten slotte dat van de reus, samen gesteld door het duo Walter Kreye en Adam Würtz (illustra ties). Het zijn vooral de echte kindertekeningen, in kakelbonte kleuren, waar kijkertjes en le- Rotterdam. zertjes veel plezier aan zullen beleven. Van dezelfde uitgever zijn de boekjes „Lupineke" van Binette Schröder, „Alles voor een pan- nekoek" van Eric Carle en „De strandjuttertjes" van Marijke Reesink en Georgette Apol in herdruk verschenen. De avonturen van Jack Holborn Jack Holborn, een vondeling, loopt weg bij zijn baas die een strenge schoenlapper is. Jack verstopt zich in het ruim van de Mooie Molly, een prachtig opge tuigd schip, en vaart als verste keling mee. Het verhaal speelt zich af in de achttiende eeuw, een periode dat de zeeën onvei lig werden gemaakt door zeero vers. Mooie Molly valt dan ook in handen van zeerovers. De be manning wordt vermoord. Als Jack te voorschijn komt, ver wacht hij geen beter lot. Maar tot zijn verbazing spaart de ge heimzinnige kaperkapitein, die hij niet te zien krijgt, zijn leven en wordt hij hulpje van de kok. De kapitein schijnt bovendien iets af te weten van de afkomst van Jack. Hiermee begint voor hem een aaneenschakeling van avonturen, die eindigen voor de Londense rechtbank. Leon Garfield weet op aanneme lijke wijze de avonturen te be schrijven. Er zit veel spanning in de verhalen maar ook een grote dosis humor. „Ik zag drie schepen" Op kerstmorgen ziet Polly drie schepen de haven binnenlopen en daaraan ontleend het boekje van Elizabeth Goudge zijn titel „Ik zag drie schepen." Het verhaal vertelt over een meisje, dat na de dood van haar ouders bij haar tantes in woont. Op de dag voor kerstmis vertelt zij haar tantes dat zij de drie Wijzen uit het Oosten de volgende morgen verwacht. Daarbij zingt ze een oud liedje, dat aanstekelijk op de tantes en een onbekende voorbijganger werkt. Midden in de nacht zet het meisje de ramen van het huis open, want vreemde bezoe kers tot gevolg heeft en een happy end. Dit boekje, dat uitgegeven werd door uitgeverij en drukkerij Hollandia in Baarn, is geschikt voor meisjes boven de tien jaar. Dik Doruske en dun Drieske: De pratende aap Dik Doruske en Dun Drieske be vrijden een aap uit de handen van de gemene man Japie. Om hun buit veilig te stellen zwer ven de twee gekke mannetjes dagen door het oerwoud. Tij dens de zwerftocht ontmoeten ze veel wilde dieren, die niet erg gesteld zijn op de indringers in het oerwoud. Gelukkig weet de aap veel moeilijkheden te voor komen. En als de problemen zich toch voordoen dan is Japie er nog om de helpende hand te bieden. Heel spannend. „Paulus cle Boskabouter" in 2 nieuwe delen De Nederlandse kinderen (en hoe veel ouderen wel niet?) die de verrukkelijke t.v.-avonturen van Paulus de Boskabouter van des tijds nog steeds missen, kunnen de laatste tijd weer wat plezie riger adem halen. Want na de eerste 2 deeltjes van Paulus avonturen, die tekenaar/vertel ler Jean Dulieu bij Unieboek N.V. te Bussum liet verschij nen, heeft hij thans twee nieuwe deeltjes geschreven en getekend voor dezelfde uitgeverij. „Wat een gemier" en „De baard van Pieter" zijn het weer hele maal in woord en lijn. „Wat een gemier" moet men letterlijk op nemen, want in dit boekje heb ben Paulus en professor Punt het telkens aan de stok met een horde zeer lastige, brutale en Hoe dit allemaal afloopt? Na- soms verschrikkelijke mieren, tuurlijk goed, evenals in deel „De baard van Pieter, „voor de veld':abouter-vriend van Pauluï.' die met Paulus, de professor en enkele angstige verschijningen de nodige angst moet doorstaan, voordat ook dat bos-avontuur weer tot een goed einde is geko men.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1972 | | pagina 16