v
Kappers met
de handen
in het haar
,Wasr blijft wet voor
k!p lij rampen?'
VROUWEN
VINDEN
ALLES
TE DUUR
MANNEN
KOMEN
N[EÏ
MEER
Grote zorgen om
moeizaam bestaan
DRS. J. M. M. HORNIX:
TIEN JAAR MET
,V0LK EN VERDEDIGING'
ZATERDAG 30 SEPTEMBER 1972
Ook dameskappers zijn tot sluiting gedoemd
Misschien dat wat vrouwelijk schoon in de herenkapperszaak tg wat klanten kan trekken
neemt, blijft bij velen beperkt
tot een potje haarvet, dat door
niemand meer gebruikt wordt.
De toegestane en noodzakelijke
tariefsverhogingen durft men
niet door te voeren en ook tot
aanpassing van de bedrijfsinven-
taris komt men niet.
Nu de mode echter zo wordt,
dat ook oudere mensen het haar
steeds langer gaan dragen, mis
sen de ouderwetse kappers de
boot". De heer Van der Horn
ziet de toekomst voor de meeste
herenkappers de komende jaren
nog wel verslechteren. Wat ge
beurt er met de kappers die het
tempo van de mode niet bij kun
nen houden? Als de eigent"
boven de vijftig zijn kande
zaak meestal wel gesausd
worden. Ook omscholing tot
postbode en verpleger kompel
voor", aldus kapper Var der
Horn,
De kappers die overblijv* zul
len modern en vakkundi; moe
ten zijn en met de tijd rre wil
len gaan. ,,Het Is niet wer* al
leen knippen, je moet -tunnen
föhnen, wassen, drogen en je
moet de klant kunnen aviseren
welk model het beste Jast bij
zijn soort haar. Er moe'een uit
gebreide sortering vezorgines-
artikelen voor de man aanwezig
zijn en de zaak moet een aan
trekkelijk uiterlijk heiben. Ook
reclame maken is eg belang
rijk". Het probleem ian de ta
rieven vindt kapper Van der
Horn niet zo groot, ,,/e moet er
alleen voor zorgen, dit je kwali
teit levert voor je prijs. Dan
zijn de mense:: bes! bereid vijf
gulden voor één knipbeurt neer
te tellen".
Meer onderwijs doer een goede
vakopleiding tot kr-wer is drin
gend gewenst. He! blijkt c:hter,
dat de belangstelling voor het
heren-k3o-r.-s ak sterk te.vg-
loo-t. Cok bijscbol.ngscurous-
se i oor Uapners zijn nooit goed
van tie gror.d gekomen.
"ir-a.n de Christelijke Kanncrs-
t -d bestaan plannen om een
fr,-.ds aan te leggen om het on
derwas on een beter peil te
brc-."cn. Ook de animo bij de
zal door een betere voor-
li "".trg geregeld worden. De na-
b"e toekomst blij.'t er voor de
krmers echter triest uitzien.
"c-en vm de tien kappers zul
len a ch niet aan !:unnen passen
ran do c'-c:i d e de e t'd stelt",
aldus de heer Van der Horn.
(Van één onzer verslaggevers)
Tal van dameskappers zullen de komende jaren moeten
verdwijnen omdat er voor hen geen droog brood meer te
verdienen valt. De afgelopen drie jaar hebben reeds 764
kappers de deuren gesloten. De voortdurende stijging van
loon- en huurkosten is de oorzaak van deze ernstige terug
gang bij de kappers. Bij de herenkappers is de klap het
ergst aangekomen. Zeshonderdvijfentwintig moesten het
loodje leggen. Deze gegevens zijn bekend geworden uit
een onderzoek van het Economisch Instituut voor het Mid
den- en Kleinbedrijf.
steeds duurder betaald worden.
Maar men moet wel verbouwen
om de klanten niet te verliezen.
In sommige bedrijven en niet al
leen in de kleinere, was de ont-
wikkeing van de kosten zo erg,
dat men een hogere waarde be
reikte dan de omzet!
De tarieven zijn inderdaad een
moeilijke zaak. Er is wettelijk
niks vastgesteld en er bestaat
alleen een minimumtarief. De
toegestane verhogingen, in 1971
vijftien zestien procent, dur
ven de meeste kappers uit con-
currentie-overwegingen niet door
te voeren. Sommige kappers
zien een oplossing in een plaat
selijke regeling, omdat landelijk
de verschillen te groot zijn om
het eens te worden.
De meeste kappers proberen het
hoofd boven water te houden
door de handel in bijprodukten
uit te breiden, Van 1967 tot 1970
steeg deze handel met 66 pro
cent. Dit was vooral te danken
aan de sterk groeiende verkoop
van pruiken en haarstukjes. In
1970 bestond de helft van de ver
koop van bijprodukten in de on
derzochte bedrijven uit haarwer-
ken.
Eind van dat jaar begon de
markt echter in te storten en de
afbraak zette zich dn 1971 voort.
Door een drastische opruiming,
waarbij verkoop beneden de in
koopprijs geen uitzondering was,
wist men de voorraden nog
kwijt te raken. Naar het schijnt
heeft zich onlangs weer een ken
tering in gunstige zin voorge
daan.
De heer T. v. d. Hom, hoofdbe
stuurslid van de Christelijke
Kappersbond: „Het grote pro
bleem bij de herenkappers is
vooral de steeds veranderende
mode. Vele, vaak oudere kap
pers hebben zich niet aan kun
nen passen bij het lange haar en
misten vaak de vakkennis om
dit op de juiste manier te be
handelen. Op die manier lopen
de jonge klanten weg en daalt
de omzet. Ook de detailhandel,
die bij de herenkappers een
steeds belangrijker plaats in-
Het rapport dat het EIMK heeft
uitgebracht handelt voorname
lijk over de situatie bij de da-
meskappersbedrijven. Ruim hon
derd damessalons, verspreid
over het gehele land en verdeeld
in groepen naar omzethoogte,
zijn economisch doorgelicht.
Vooral in de kleinere zaken met
een omzét tot 70.000 gulden
blijkt de situatie zorgwekkend te
zijn. Niet minder dan 44 van de
50 onderzochte bedrijven In die
klasse blijken elk jaar een nega
tief economisch resultaat te heb
ben. Bij de middelgrote bedrij
ven, 'n omzet tot ƒ100.000,- bleef
ook nog tweederde in de rode
cijfers zitten. Slechts enkele be
drijven die bij het onderzoek be
trokken waren en een omzet van
meer dan anderhalve ton haal
den, wisten een positief econo
misch resultaat te boeken.
Hoewel de lonen voor een onder
nemer de grootste oorzaak van
de stijgende kosten zijn, moeten
ook noodzakelijke vernieuwin
gen, huren en grondstoffen
Het enige waaraan sommige
kappers nog waf verdienen is
aan de verkoop van allerlei
dingen.
Lar.g haar heeft ook zijn verzorging nodig, maar veel oudere kappers weten er geen weg mee
De stichting Volk cn Verdediging In Den Hang bestaat tien
jaar. Een decennium lang is in volstrekte anonimiteit onder
zoek verricht naar de verhouding krijgsmacht/maatschappij.
Van de resultaten vap deze onderzoekingen werd ondermeer
gebruik gemaakt op conferenties cn studiebijeenkomsten, die
door do stichting werden georganiseerd, maar waarin zij geen
partij was.
fi Een motivatie-onderzoek en een opinie-trendonderzoek wer
den in respectievelijk 1963 cn van 196» tot cn mot 1989 gehou
den omtrent de houding van het volk tegenover Defensie,
In 1964 startten drie studiecommissies op het terrein van
introduktie en burgervakontwikkcllng in militaire dienst cn -
contactcommissies in garnizoensplaatsen,
fk In Vllsslngcn werd in 1965 de conferentie „Het Nederlandse
volk en zijn strljdkrnchten" georganiseerd,
in het Duitse MUnstcr werden in '967 jonge Nederlandse of
ficieren voorgeiicht over de werkwijze van hun Duitse colle
ga's.
in 1968, '69 en '70 werden In Utrecht tien discussieavonden
voor burgers en militairen gehouden over onder meer sociale
dienstplicht voor meisjes, alternatieve dienstplicht cn moge
lijkheden voor een vrijwilligersleger,
een analyse-commissie „Knelpunten volk en krijgsmacht"
werd In 1971 opgericht ter actualisering van het Motivatie-on
derzoek van 1963,
Drs. J. M. M. Hornixi directeur Stichting Volk en Verdediging
Den Haag „De Nederlandse
bevolking steekt de kop in het
zand, wanneer het gaat om de
beveiliging van ons land. Er is
gebrek aan interesse op dit ge
bied, terwijl men zich bovendien
niet bewust is van medeverant
woordelijkheid en inspraakrecht.
Er wordt te weinig nagedacht
over de functie en de kwaliteit
van de krijgsmacht. Dit Iaat
men over aan een klein groepje
mensen. De risico's van beslis
singen over veiligheid treffen
echter wel de hele bevolking.
Het vervullen van de dienstplicht
en het betalen van belasting zijn
in feite de enige bemoeienissen,
die de Nederlander zich ten aan
zien van de verdediging van zijn
eigen land gunt. Deze houding
blijft gehandhaafd, totdat er iets
gebeurt. Dan raakt men in pa
niek en is de interesse er ineens
wel".
Dit is een van de vele conclu
sies. die de stichting Volk en
Verdediging zou kunnen trekken,
na zich gedurende tien jaar let
terlijk en figuurlijk op de ach
tergrond in de Bachmanstraat
in Den Haag bezig te hebben
gehouden met de verhouding
krijgsmacht-bevolking. Voor
naamste doel hierbij was te be
vorderen, dat in alle geledingen
van het Nederlandse volk de
mede-verantwoordelijkheid voor
de beveiliging en verdediging
van een vrije samenleving wordt
gezien en aanvaard. Afgaande
op de conclusies is men hierin
nog niet geslaagd.
Directeur drs. J. M. M. Hornix:
„De oorzaak van de geringe in
teresse moeten we onder meer
zoeken bij de welvaart. De Ne
derlander is direct met materië
le dingen bezig en ziet op tegen
de mede-verantwoordelijkheid
voor het behoud van de vrede,
dié hij echter wel degelijk heeft.
Overigens wordt over die on
geïnteresseerdheid op verschil
lende manieren gedacht. Sommi
ge groeperingen, anti-establish-
ment georiënteerd, is het niet
onwelkom dat het volk inslaapt
op dit gebied. Daarentegen zijn
er ook stromingen, die het volk
wakker willen schudden. Het is
maar hoe je het bekijkt".
De mening van de stichting over
diverse problemen is volstrekt
ondergeschikt aan de taak. Deze
werd in 1962, na de oprichting
op initiatief van de overkoepe
lende organen van werkgevers,
werknemers en vrouwenorgani
saties, omschreven als een twee
ledige. Men diende een centrum
te zijn, dat informatie verza
melt, verwerkt en verbreidt
over veiligheid en verdediging in
de ruimste zin. Bovendien moes
ten contacten gelegd worden tus
sen het Nederlandse volk en de
organen van zijn defensie, als
mede tussen instanties in bin
nen- en buitenland, die mede
verantwoordelijkheid aanvaar
den voor de wereldvrede.
De vijf stafleden aan de Bach
manstraat dragen feiten aan ter
vorming van meningen en tre
den, wanneer betrokken partijen
bijeen zijn gebracht, in de ano
nimiteit terug. Zij omschrijven
hun arbeid zelf als zeer inten
sief, doordat van elk enderwerp
wèl cijfers en gegevens bekend
zijn, maar waarvan niemand het
nog op zich genomen heeft ze
bijeen te brengen. Teneinde
haar taak zo objectief mogelijk
te kunnen verrichten staat de
stichting volledig los van het mi
nisterie van Defensie. Gemid
deld worden acht bijeenkomsten
per jaar georganiseerd, waar
voor uitnodigingen verzonden
worden aan onder meer weten
schapsmensen, politici, studen
ten en militairen. Voorts wordt
veelvuldig gebruik gemaakt van
opinieonderzoeken.
Bestaansrecht
Een van de eerste grote objec
ten ra de oprichting was het
motivatieonderzoek onder het
Nederlandse volk over het hoe
en waarom van defensie. Over
dit onderzoek en over andere uit
die tijd daterende peilingen zegt
de heer Hornix nu: „Destijds
was het overheersende bezwaar
tegen de krijgsmacht, dat zij
niet genoeg aangepast was aan
de burgermaatschappij. Inmid
dels hebben we 25 jaar vrede
voor Nederland achter de rug en
nu trekt circa 15 procent van
het Nederlandse volk het be
staansrecht van 'n leger ln twij
fel. Aan het begin van de zesti
ger jaren lag dit percentage de
helft lager".
In de loop der jaren volgden,
naast enkele andere onderzoeken,
onder meer op scholen, 'n groot
aantal discussiebijeenkomsten en
studieconferenties.
In neutrale landen zoals Zwitser
land en Zweden is men al veel
langer met dergelijke zaken be
zig als gevolg van het ontbre
ken van banden met internatio
nale verdedigingsorganisaties.
De eigen beveiliging en verdedi
ging is hierdoor in deze landen
op grotere schaal doorgevoerd,
boek over de civiele verdediging
Zo heeft elke Zwitser een hand
van zijn land.
Een poging van de stichting
Volk en Verdediging om te on
derzoeken op welke manier de
hulpverlening en reddingsacties,
met het leger in een belangrijke
rol, in Nederland op gang ko
men bij een nationale ramp, zijn
tot nu toe op niets uitgelopen.
„Bij grote rampen bestaat er
volgens mij geen voldoende
coördinatie om het reddingswerk
snel op gang te doen komen, ln
1953 duurde het bij de Waters
noodramp enkele dagen voordat
alles volledig functioneerde. Je
kunt je afvragen of voor deze
materie niet een stuk wetgeving
gecreëerd zou moeten worden,
zoals in Zwitserland. Uiteraard
gebeurt er v/cl iets, maar het is
allemaal zo ondoorzichtig, dat er
moeilijk een beeld van te krij
gen is.
In dit verband gaan wij ervan
uit, dat oorlog de grootste ramp
Omtrent dit laatste onderwerp,
en feitelijk alle aspecten van
„volk en verdediging", hebben
de heer Hornix cn zijn stafleden
meer diepgaande en uitgespro
ken meringen. Zij voelen zich
echter niet geroepen deze naar
buiten Uil te dragen. De stich
ting is bij haar werkzaamheden
imme's steeds een tussenper
soon cn een discussieplatform,
dat niet geacht wordt er een
mening op na te houden,
W. HOEKSTRA.