Gevaar of niet? Inflatie!
KRACHTIGE
BESTRIJDING
INFLATIE
NIET NODIG
BLIJVEN
VECHTEN
TEGEN DE
INFLATIE
PROFESSOR VAN MUISWINKEL:
N.E.C.-DIRECTEUR L. FOKKEMA
SEPTEMBER 1972
LEIDSE COURANT
PAGINA li
Inflatie, Dag in, dag uit wordt
men ermee geconfronteerd. De
gulden van nu is nog maar de
helft waard van die van vijfen
twintig jaar geleden. Men went
eraan. De prijzen mogen dan
wel omhoog gaan, de lonen
toch ook
Een begrijpelijke gedachte. Je
leert ermee leven. Het is ook
de gedachte die tot motto heeft
gediend van de accountsdag
1972 in de Doelen in Rotter
dam: Leven met inflatie.
In de Doelen hebben hoogge
leerden heren als professor dr.
L. F. van Muiswinkel, hoogle
raar in de staathuishoudkunde
aan de Vrije Universiteit van
Amsterdam en professor dr. C.
Goedhart, hoogleraar in de
staathuishoudkunde aan
Universiteit van Amsterdam
ons duidelijk gemaakt dat,
zoals we er nu voor staan, het
best mogelijk is, ons hoofd bo
ven water te houden. Als we
maar leren leven met de infla
tie. Misschien met de achter
grondgedachte: er is toch geen
kruid tegen gewassen
Een van de inleiders vergeleek
(AMSTERDAM Professor dr. L. -F.
Tan Muiswinkel hoogleraar in de
itaathuishoudkunde aan de Vrije
Jniversiteit van Amsterdam, ziet, al
piet al, inflatie zeker niet als demon.
is ervan overtuigd dat het moge-
k, afgezien nog van wenselijk, is
om met inflatie te leven. Gewoon, op
;een zacht pitje doorsudderen, of in
(wetenschappelijke termen uitge-
odrukt:
•^[,Gestreeïd zal moeten worden naar
Sieen binnenlands inflatietempo dat zo
dat van het buitenland is afge-
itemd dat de lopende rekening van
betalingsbalans in evenwicht is of
iljvoorneeld voldoet aan de norm
Van een overschot van 1% van het
nationaal inkomen. Met deze ons
door het buitenland opgedrongen in-
latie zullen we, indien tenminste
wisselkoerswijzigingen niet worden
(verwogen, moeten leven. Eerst
wanneer de binnenlandse inflatie zo
inel voortschrijdt dat tekorten op de
opende rekening dreigen te ontstaan
tal inflatiebestrijding moeten plaats-
Tinden.
Ter beschikking staan de monetaire poli-
iek, de budgetpolitiek van de overheid, de
irijspolitiek en de loon- en inkomstenpoli-
lek.
iet voeren van monetaire politiek zal over
iet algemeen de particuliere investeringen
ifremmen. Een strenge prijspolitiek die
i/ordt ingezet tegen een loonkosteninflatie
lanctioneert 'n verfioging van de 'arbeidsin-
lomensquote en oefent een negatieve
tracht uit op bedrijfswinsten en -investerin-
;en. Daarentegen zal een strakke loonpoli-
iek die winsten en investeringen kunnen
lanmoedigen. Op het errein van de bud-
letpolitiek kan gekozen worden voor een
tfremming van de overheidsbestedingen of
'oor een verhoging van de belastingdruk
er afremming van de particuliere beste
lingen. De keuze zal sterk afhangen van de
lOlitieke overtuiging in regering en kamer
och is niet geheel vrij. De ontwikkeling op
Ie arbeidsmarkt stelt grenzen.
fanneer het tekort op de lopende rekening
an de betalingsbalans samengaat met
"Werkloosheid zal het accent vooral moeten
iggen op de loonpolitiek en de prijspolitiek,
ien beperking van de binnenlandse beste-
lingen door middel van monetaire politiek
n budgetpolitiek kan plaats vinden wan-
leer het tekort op de lopende rekening van
Ie betalingsbalans samengaat met een
•verspannen arbeidsmarkt. Een dergelijke
Ituatie stelt bij het redresseren ervan min-
ler grote problemen.
•tel dat de economische politiek bereikt
eeft dat het inflatietempo in het binnen-
and goed op dat van het buitenland is af-
estemd. zodat de lopende rekening de ge
wenste uitkomst oplevert. Op dit mo-
nent behoeft de arbeidsmarkt ech-
er niet in evenwicht te verkeren. Het is
ijvoorbeeld mogelijk dat een goede uit-
omst van de lopende rekening van de be-
alingsbalans samenvalt met werkloosheid,
■en dergelijke situatie tekent zich in Ne-
lerland in 1972 zo ongeveer af.
'e werkloosheid kan in een dergelijke si-
uatie niet aan een te hoog inflatietempo
'Orden geweten. De oorzaak van de werk-
>osheid moet gezocht worden in een te
iag investeringsniveau dat op zijn beurl
amenhangt met de gestegen arbeidsinko-
lensquote en de groei van de collectieve
estedingen.
j 'aar de lopende rekening reeds het gewen-
'e resultaat oplevert is een krachtige in-
0 atiebestrijding niet nodig. Bij de keus van
inflatiebestrijdingsmiddelen die noodza-
HR
Aar
ante-
n 18
aard,
irzie-
olan-
ïveer
j dat
met
r 1972.
Poel
inds
dige
iten
kelijk zijn om te voorkomen dat het infla-
tietempo in Nederland te hoog wordt in
verhouding tot dat van het buitenland zal
meer nadruk moeten vallen op die instru
menten die de particuliere investeringen
niet nadelig beïnvloeden of zelfs stimule
ren.
In een klein land als het onze met relatief
omvangrijke internationale economische
betrekkingen zijn de mogelijkheden tot in
flatiebestrijding niet onbeperkt, wanneer
althans wordt vastgehouden aan in principe
vaste wisselkoersen. Streven naar prijssta
biliteit terwijl elders in de wereld de infla
tie doorgaat behoort tot de onmogelijkhe
den. Het zou leiden tot omvangrijke over
schotten op de lopende rekening van de be
talingsbalans en een voortdurend gespan
nen arbeidsmarkt. Op den duur leidt een
dergelijke situatie onvermijdelijk tot een
uitbarsting, nog afgezien van het feit dat
de spelregels van het IMF voorschrijven
dat betalingsbalansonevenwichtigheden wor
den voorkomen.
De loonexplosie van 1963 was hier een
sprekend voorbeeld van. Wanneer in de
daaraan voorafgaande jaren een minder
strak beleid zou zijn gevoerd, waarbij het
inflatietempo in Nederland beter op dat
van het buitenland was afgestemd geweest,
zouden de grote overschotten op de lopende
rekening en de spanningen op de arbeids
markt die uiteindelijk leidden tot de explo
sie zijn voorkomen. Misschien is het nade-
ligste gevolg van het te voorzichtige beleid
van vóór 1963 wel geweest dat men door de
explosie te veel gewend raakte aan hoge
stijgingspercentages van lonen en prijzen!
Is de vrees gegrond dat inflatie de nationa
le spaarquote zal aantasten?
„Allereerst zijn er de besparingen van de
overheid. Deze vormen het saldo van lopen
de uitgaven en lopende inkomsten. De lo
pende uitgaven van de overheid stijgen in
een inflatoir klimaat. Met name de loon- en
salarispost is inflatiegevoelig. Doch aan de
anderé kant ondervinden de lopende inkom
sten, waaronder de belastingen als grootste
post, ook een verhogend effect van de
prijsstijgingen. De belastinginkomsten stij
gen als gevolg van de progressie sneller
dan het nominale nationaal inkomen. Al
met al laten de cijfers zien dat de over-
heidsbesparingen zeker niet afnemen als
percentage van het nationaal inkomen.
Vervolgens zijn er de besparingen van be
drijven. Bij een bestedingsinflatie lokt een
te grote vraag prijsstijgingen uit. De lonen
volgen daarop. Over het algemeen neemt
men aan dat de winsten daarbij op peil
blijven of in eerste instantie zelfs iets oplo
pen. Dit laatste zal zich voordoen als de lo
nen iets naijlen.
Een loonkosteninflatie zal de winstcijfers
eveneens onberoerd laten wanneer overma
tige loonstijgingen onbelemmerd kunnen
worden doorberekend. De winstcijfers en
daarmee de besparingen worden eerst ne
gatief beïnvloed als voldoende afwentelings
mogelijkheden ontbreken. Er is dan als het
ware een tekort aan inflatie. Het teruglo
pen van de bedrijfsbesparingen is het ge
volg van de door de vakbonden nagestreef
de verandering in de inkomensverdeling en
niet van inflatie.
Ten slotte wordt er door de gezinshuishou
dingen gespaard. Zal de spaarneiging in
deze sector een deuk oplopen? Een deel
van de besparingen wordt hier gevormd
binnen het kader van verplichte pensioen
voorzieningen. Over het algemeen vormen
de premies een vast percentage van het in
komen, zodat niet gevreesd behoeft te
worden dat deze besparingen terug zullen
lopen.
Met betrekking tot de overige besparingen
der gezinsihuishoudingen kan worden opge
merkt dat 't sparen in nominale bedragen
minder aantrekkelijk wordt wanneer de re-
ele koopkracht van het bespaarde bedrag
voortdurend wordt uigehold. Betekent dit
echter dat de spaarneiging afneemt? Veel
mensen hebben bij het sparen een reëel
doel voor ogen dat zij op een zeker mo
ment in de toekomst wensen te bereiken.
Men denke aan het doelsparen in verband
met de aankoop van duurzame consumptie
goederen of aan het sparen voor de oude
dag. Inflatie betekent voor deze mensen dat
zij hun spaarinspanning zullen moeten ver
groten om het gestelde reële doel op het
toekomstige tijdstip niet te missen. Een
toeneming van de spaarneiging dus.
De voorgaande opmerkingen hebben echter
alleen geldigheid voor spaarders die uitslui
tend op het sparen in nominale bedragen
zijn aangewezen. Voor andere spaarders
zal dit slechts een van de vele mogelijkhe
den zijn. Wanneer deze laatsten met inflatie
geconfronteerd worden zullen ze meer het
accent leggen op inflatievast'e spaarobjec-
ten. Niet de spaarneiging wordt aangetast
doch de wijze daarop gespaard wordt. Op
grond van het voorgaande lijkt de conc'u-
sie gewettigd dat een voortdurende inflatie
de spaarneiging intact laat. Deze uit
spraak wordt bevestigd door het feitelijk
verloop van de spaarquote in Nederland.
Van een trendmatige daling is geen spra
ke".
inflatie met malaria. Sommi
gen gaan er aan dood, anderen
passen zich aan. Nederland is
in dat opzicht een sterke mala
rialijder. Het past zich aan.
En leert ermee leven
Vraag is alleen of we langza
merhand niet de inflatie als
een afgod gaan zien. Offers
brengen om de inflatiegod gun
stig te stemmen. Al is dat of
fertje maar een EEG-akkoord-
je. Is het niet gezonder ons
met alles wat we hebben ons
teweer te stellen, te vechten
tegen inflatie De afgod te
gaan zien als demon?
In Nederland leven twee me
ningen. Leven met inflatie Is
de eerste. Daarover laten we
graag professor dr. Van Muis
winkel aan het wetenschappe
lijk woord. Vechten tegen is de
andere. Daarover geeft de
heer L. Fokkema, directeur
van het NEC, de stichting Ne
derlandse Export Combinatie,
die een flinke portie van de
Nederlandse export voor zijn
rekening neemt, zijn mening.
Wat voor de een de afgod is, is
voor de ander een demon.
SOEST Voor de heer Fokkema, di
recteur Van de Nederlandse Export
Combinatie (NEC) in Soest, de stich
ting waarin driehonderd fabrikanten
zijn verenigd, die samen een flinke
portie van de vaderlandse export in
handen hebben, is de inflatie een de
mon, een kwade geest, die kost wat
kost bestreden moet worden- Hoe?
Een pasklaar antwoord: „Zo goed
als men moet strijden tegen drank
zucht, ontucht en misdaad, zo dienst
men ook van leer te trekken tegen de
inflatie en de inflatieverwekkers.
Men gaat er teveel van uit, dat het
huidige inflatoire uithollingsproces
niet meer te stoppen is en men vindt
het kennelijk normaal dat onze sa
menleving steeds meer de trekken
krijgt van een decadente consump
tiemaatschappij. Inflatie is geen na
tuurverschijnsel. Inflatie wordt ge
maakt door potverterende verkwis
ters die naenogeg zonder onderbre
king Sinterklaas spelen zonder dat het
5 december is".
„Toen in december van het vorig jaar ze
ven Hoge Commissarissen plus een alge
meen directeur van de EEG uit Brussel
naar een zitting moesten van het Europees
parlement in Straatsburg, charterden zij
acht vliegtuigen van de Bruselse charter
maatschappijen Abelag en Brussels Air
ways, omdat iedere functionaris zo nodig
zijn eigen vliegtuig moest hebben".
„De toestellen startten tien minuten tot een
kwartier na elkaar en over de weg suisden
acht grote dienstauto's, want toen de euro-
craten op het vliegveld van Straatsburg
aankwamen, moest daar immers hun eigen
chauffeur keurig klaarstaan om de heren
voor de ingang van het Europese parle
mentsgebouw af te leveren".
„Wanneer aan een dergelijke geldverkwis-
ting door de overheid paal en perk werd
gesteld, zouden we al een heel eind op de
goede weg zijn van de inflatiebestrijding.
Als bovendien met ingang van vandaag de
lonen en prijzen volkomen bevroren wor
den, kan over precies twee jaar de inflatie
bedwongen zijn".
„Kijk, ik ben natuurlijk een vooroorlogse
man. Ik heb de monetaire crisis meege
maakt, toen Colijn zei: „Ga nu maar rustig
slapen jongens er gaat helemaal niets ge
beuren". Maar in feite was er al iets ge
beurd. Natuurlijk is het soms beter om als
staatsman iets te ontkennen of minder erg
voor te stellen dan het is. Achteraf kun je
zeggen het was misschien maar goed dat
hij dat zo gezegd heeft, want andersom
was het op een ramp uitgedraaid. Als je
hierop doorborduurt, al is Van Muiswinkel
dan gelukkig geen staatsman, kun je
zeggen: misschien denkt professor Van
Muiswinkel laat ik de mensen maar
een beetje in slaap sussen. We moeten het
maar een beetje makkelijk stellen want an
ders denkt iedereen: jongens we gaan naar
de haaien. Dat geloof ik eigenlijk zelf
niet".
„Ik beschouw het als pure waanzin dat je
zou moeten leren leven met de inflatie.
Moeten we soms ook leren leven met on
tucht en misdaad en met allerlei boeverij?
Het is een kwaad waar je tegen moet te
keer gaan. Luister nu eens wat professor
Goedhart gezegd heeft: „Doorslaggevend
voor de werking van de inflatoire impuls
uit hoofde van de markt-democratie als zo
danig is de a-symmetrie in de reactie van
beloningsvoeten op sectorsgewijze uiteenlo
pende ontwikkelingen inzake knelpunen in
de arbeidsvoorziening en inzake het tempo
van productiviteitsgroei".
„Ach, dat is toch pure bla-bla. Als ik dat
hoor, kan ik mij voorstellen dat mensen
zeggen, jonge, jonge, dat is zo vreselijk in
gewikkeld, Iaat ik me er maar niet mee
bemoeien, 't Zal wel waar zijn wat die pro
fessor zegt maar ik geloof er niets van. Er
wordt ook uitdrukkelijk gezegd dat inflatie
pas een gevaar wordt zeker een gevaar
voor een land dat op de buitenlandse han
del is aangewezen en dat zijn wij als
de inflatie van het binnenland de inflatie
van het buitenland overtreft. Nou dar is al
zo, wij zijn al koploper. Er zijn nog drie
landen waar het nog erger is: Columbia.
Zuid-Vietnam en Argentinië, en dan komt
Nederland. Nou, onze export naar die drie
landen is niet groot. Wat daar naartoe gaat
kunt u vanmiddag nog verteren. Alle an
dere landen daar liggen wij dus sterk voor
met onze inflatie. Dat betekent dat onze
kansen per dag geringer worden. En dan
doet men wel alsof dat niet erg is. Dat is
hetzelfde wat in de jaren na de eerste we
reldoorlog in Duitsland gebeurde. Daar
kostte een potlood 's morgens duizend
marken, 's middags honderdduizend mar
ken en 's avonds een miljard marken. Nou,
het gaat nu al net zo".
,,Er komt op een bepaald ogenblik een to
tale instorting als we zo doorgaan. Dat is
dan het einde. Dan zijn we weer even arm
als op dit moment 'n Balkanlandje of Span
je. Daar gaan we naar toe. Terwijl wij een
Gouden Eeuw gekend hebben. We zijn de
rijke kooplieden geweest. Maar dat ging
niet vanzelf, dat waren flinke jongens en
die hebben de welvaart gebracht".
„Wij moeten niet denken wat maakt het
uit. Wij moeten weer zuinigheid met vlijt
hebben. We moeten wer vooruit willen.
We moeten weer weten dat als je een gul
den bezit je maar negentig cent mag verte
ren en niet dat je er geld bij moet lenen
om vijf gulden te kunnen verteren. Dat is
inflatie maken, daar gaan we naar toe. En
als we dat aan de jeugd leren dan geloof ik
dat het er bijzonder slecht voor staat".
„Ons enige redmiddel is, nuchterheid, pure
nuchterheid, weten dat het niet kan. Kijk,
al deze heren professoren hebben op het
ogenblik een zeer groot Inkomen. Wie
brengt dat op? Nou, dat is toevallig hel be
drijfsleven, er komt nog een beetje uit
landbouw en visserij, uit de delfstoffen en
uit de veeteelt en de rest brengt de indu
strie op. Als die er niet was dan kon het
niet langer. En als die industrie nu denkt:
ik geef er de brul aan, dan zul je zien dat
er niets overblljtt".
Professor Van Muiswinkel zegt dat in 1972
de lopende rekening van de Nederlandse
betalingsbalans een goede uitkomst lijkt op
te leveren. Daarom is «en nog strakkere
inflatiebestrijding dan we nu doen niet
noodzakelijk.
„Hoe vaak heeft men zich niet vergist als
men over de betalingsbalans en de handels
balans sprak. Denk maar eens aan die ont
stellende fouten die ze bij het Centraal
Planbureau al enige keren in dat opzicht
gemaakt hebben. Men weet nog niet hoe
het wordt. Als het op dit moment nog
steeds zo goed loopt is dat omdat er nog
steeds een grote groep mensen bereid is
van 's morgens vroeg tot 's avonds laat al
les op alles te zetten omdat zij met alle ge
weld willen dat er nog behoorlijke inkom
sten komen. Als door de inflatie deze men
sen er geen lol meer in hebben zul je zien,
dan donderen we naar beneden'G
„Wij moeten zorgen dat we niet zo hard
voor het buitenland uithollen. We moeten
niet langer inflatoir werken. We moeten
niet kapitale panden gaan bouwen waur
nauwelijks raag naar bestvaat. We moeten
niet allerlei dingen doen die niet nodig zijn,
alleen maar voor status of omdat we het
niet kunnen laten. Wat gebeurt er als de
nieuwe Kamer gekozen Is? Eerste punt op
de agenda: verhoging salaris en pensioenen
van de kamerleden".
„Dat zeg ik: een loon Is mij nooit te hoog,
de produktiviteit is mij te gering, ik ben
niet tegen hoge lonen. Maar de produktivi
teit moet er tegenover staan. En wat Re-
beurt er nu? Waar praten we over? Jon
gens, nog een uurtje eerder naar huis, nog
een beetje rustiger werken, nog een extra
kopje koffie overdag en nog een makkelij
ker leven. Pure/ waanzin. Waarom? Men
denkt dat het allemaal kan, maar het kan
gewoon niet. Zie je, dat werkt inflatoir".
Uw remedie tegen inflatie? Regeringain-
grijpen In lonen en prijzen?
„Puur verstand. Aan de mensen te zeggen:
jongens luister eens. Het kan toch niet lan
ger zo. We stoppen er mee. We gaan niet
langer de Ionen verhogen. We gaan niet
langer de prijzen verhogen. Het is afgelo
pen.
En ja, er is geen andere macht aanwezig
In Nederland die dat kan doen. Dat moet
de regering doen. Het moet toch een keer.
Het heeft toch geen zin dat alles altijd
maar duurder wordt. We moeten gewoon
stoppen".
„Maar als er nog twijfelaars zijn als jrofes-
sor Van Muiswinkel en anderen die zeg
gen: Ach, jongens, het is niet zo erg, daar
moet je niet zo zwaar aan tillen. Dan zegt
men: de professor zegt het is helemaal niet
zo erg. Daar wordt over gepraat".
„Jonge, jonge, jonge, hoever zijn we al
gekomen!"