A Op bezoek bij een keizer van 200 jaar DE AVONTUREN VAN PIET POTLOOD pi j§l Hf JUNIORHOEK ZATERDAG 19 AUGUSTUS 1972 LEIDSE COURANT PAGINA 14 I ZAT BR30-7O Er bestaat een land waar de weiden groener, de bergen blauwer, de sneeuwtoppen witter en de bloemen roder zijn dan ergens anders in de wereld. Van dat groen, blauw, wit en rood wordt een mens wel juichend van binnen, en zo komt het dat de meisjes daar zo mooi zingen en de jongens er zulke goede muzikanten zijn. Van allen die daar hun vrolijke en liefelijke klanken hebben laten horen, heeft niemand ooit zo'n wonderlijk avontuur beleefd als het „Gelukkige Klaverblad". Dat waren vier vrienden die (het is al honderd jaar geleden) samen een prachtig muziekkwartet vormden. Op een dag, laat in de zomer toen al het werk op het land was gedaan, trokken zij uit voor een voettocht en namen hun instrumenten mee. Zij zwierven over velden en wegen, keken naar onbekende dorpen en stadjes en naar nieuwe bergen en dalen. Als zij honger of dorst hadden, of als zij naar een bed verlangden, klopten zij aan bij de eerste de beste boerderij en begonnen te spelen. Nergens werden zij slecht ontvangen, want hun muziek was zo meeslepend dat zelfs de slechts gehumeurde man of vrouw op slag weer een goede bui kreeg. Wandelend door het prachtige land kwamen zij in de buurt van de Sagenberg, waarover wel honderd vreemde legenden worden ver teld. Bijna altijd komt in die verhalen een keizer voor, de keizer die al haast twee eeuwen dood is. Juist toen de vrienden midden op de dag in de schaduw uitrustten van hun wandeling, kwam de oudste met het stoutmoedige voorstel: „Zullen we de Sagenberg opgaan en vannacht om twaalf uur de kei zer een serenade brengen?" De jongste van het klaverblad, die niet zo'n durfal was, riep:„Nee. Niet doen..." Dat zette de anderen drie aan zich groot te houden. En daarom stapten zij meteen op en richtten hun schreden naar de geheimzinnige berg. De jongste volg de noodgedwongen ook Het werd al nacht, en zij liepen nog steeds. Zij waren al tamelijk hoog tegen de berghelling geklauterd toen de klokketoren in het dal middernacht sloeg. De laatste slag weerklonk in de lucht. De muzi kanten maakten halt, namen hun muziekinstrumenten en begonnen te spelen. Daar stond opeens een wondermooi meisje voor hen. Ze was gekleed als een prinses uit vroeger tijden. Met haar hand wenkte zij de jon gens mee te gaan, en met een zingende stem nodigde zij ze uit om in de bergzaal muziek te maken voor haar vader, de keizer, en zijn hof. Verbluft keken de jongens elkaar aan. Maar de een wilde niet voor de ander onderdoen. Bovendien lokte het avontuur en brand den zij van nieuwsgierigheid. Zonder nog verder een woord te zeg gen liep het meisje voorop. De vrienden volgden haar zwijgend naar het inwendige van de Sagenberg. De jongens die al zoveel bergen van hun leven hadden beklommen en onderzocht, wisten niet wat hun overkwam: alles was anders dan gewoonlijk. Opeens stonden zij in een reusachtige zaal van oogver blindende pracht. Omgeven door een stoet grappige hovelingen die niet groter waren dan kabouters, troonde daor de machtige keizer in volle schittering. Het mooie prinsesje gaf de muzikanten een teken en zij begonnen te spelen. In het begin beefden hun handen want voor zulk een voornaam ge zelschap waren zij nooit eerder opgetreden. Maar een echte muzi kant vergeet al spelend alles om zich heen en zo kwam het dat zij al gauw opgingen in hun spel, in vrolijke dansmuziek en droevige treurmuziek, in harstochtelijke liefdesliederen en blijde oogstliede ren. Ze speelden zo lang tot de keizer hen een plaats aan tafel wees. Pages brachten de heerlijkste gerechten en de vurigste dranken, waarna de vrienden opnieuw naar de instrumenten grepen en speel den dat het een lieve lust was. Maar aan alles komt een eind en zo kwam er ook een eind aan deze muziekuitvoering. De jongens bogen voor het gezelschap. Een ka bouterkleine dienaar bracht hen naar de donkere uitgang en over handigde ieder zijn beloning. De vrienden dachten wonder-wat ge kregen te hebben Oplossing vorige week Wespen zijn niet van die leuke beesten. Als er zoetigheid in de buurt is, komen ze er meteen op af. Jam, suiker, een stukje weggegooide koek, dat vinden ze heerlijk. Maar weet je dat de wesp toch een nuttig insect is? Je kunt een wesp wereldkampioen in het jagen op vliegen noemen. Dat kan geen beest beter dan de wesp. Als er geen wespen zouden zijn, zouden we dol wórden van alle vliegen die altijd om ons heen zouden zoemen. De wespen geven de vliegen, die ze bij duizenden vangen, te eten aan de wespenkinderen. Zelf doen zt wel met suiker en andere zoetigheid. Dus dat spul niet zo maar weg gooien als er wespen in de buurt zijn. BR 30-7? We gaan een hondje maken. Je moet wel stevig papier nemen en dat dubbel vouwen. Dan knip je voorzichtig de streepjes erin die je ook op de tekening ziet. Je kunt het beste eerst de hond zo groot maken als de tekening, dan kun je de streepjes overtrekken. Later, als het gelukt is, maak je dan zelf een grotere hond. Als je hebt ingeknipt, duw je voorzichtig de staart naar boven, de kop en de oren en je hond staat er fijn bij. Neem zwart papier want blauwe honden be staan niet. Buiten gekomen bleek de morgen al stralend te zijn aangebroken en in het heldere licht zagen zij de geschenken: ieder hield een klein, groen twijgje in de hand. Diep teleurgesteld en boos gooiden de oudste drie de takjes weg. „Is dat een beloning van een keizer?, riepen ze woedend, Maar de jongste borg zijn takje voorzichtig in de rugzak. Hij wilde het bewaren als aandenken aan deze merk waardige nacht. Anders zou hij nog gaan geloven dat hij gedroomd had. Toen de vier vrienden na de voettocht weer in hun dorp aankwamen, vertelden de oudste drie niets van het avontuur. Wat zouden zij ver tellen? Dat zij in de Sagenberg waren geweest en gespeeld hadden voor de oude keizer? „Waar zijn de bewijzen?" zouden ze thuis vra gen. Hadden zij dan dat groene twijgje moeten bewaren? Nou, daaraan kun je ook niet zien dat je bij een echte keizer, die twee honderd jaar dood is, op bezoek bent geweest. Maar de jongste kwam thuis bij zijn jonge vrouw en gaf haar verle gen lachend het twijgje. „Het is een aandenken aan een vreemde geschiedenis", zei hij en begon te vertellen. Terwijl hij praatte, werd het takje steeds zwaarder in de handen van zijn vrouw. Zij keek en hoorde nauwelijks meer wat haar man vertelde. Hij keek en zijn stem stokte... Het groene takje veranderde in stralend zilver en de blaadjes in glaunzend goud. Een geschenk, zo kostbaar dat hij er een prachtige bezitting van kon kopen, die vandaag nog bestaat, er is nog een landgoed dat Keizerstwijg heet. De oudste drie vrienden, zo zegt het verhaal, konden zich wel de ha ren uit de kop trekken van spijt dat zij hun takjes hadden wegge gooid. Natuurlijk gingen zij nog zoeken, niet eens keer maar vele De dirigent ziet er geen gat meer in. Hij wacht op de muzikanten en malen. Nooit vonden zij de twijgjes terug. ziet alleen de muziekinstrumenten op een hoop liggen. Hoeveel zijn En nooit speelden zij nog zo meeslepend hun muziek als voor zij die het er? De dirigent weet het niet. Jij wel? voettocht maakten en de Sagenberg bezochten. 'Wipneus en Pim' een succes d oor de tekeningen MAASTRICHT Vanuit Maas tricht hebben meer dan één mil joen „Wipneuzen en Pims" hun weg gevonden naar de Neder landse kinderschare tussen 6 en 12 jaar. Dat is natuurlijk heel wat. Maar het bijzondere van deze succesrijke kinderserie (het 23e deeltje kwam dit jaar uit) is toch wel het feit dat er een totaal Maastrichts team achter deze uitgave staat. Het begon allemaal met een beet je toeval. In 1948 kreeg de uit gever Schenk senior een aanbod van de broeders van de Beyart om het sprookje van broeder Bruno van der Made, toen nog onderwijzer in de broederschool in Wijck, nu generaal-overste van de congreatie van de Broe ders, als leesboekje uit te geven voor de tweede en derde klas van de lagere school. Een opla ge van 800 was daarmee verze kerd. Nou, daar zat natuurlijk geen dikke boterham in voor deze uitgever. Hij had echter de gelukkige gedachte van i*ch kom, voor zoveel zal ik er voor deze ene uitgave nou ook weer niet bij inschieten." Maar het bleef niet bij die ene uitgave. Ieder Jaar opnieuw kwam er een afgerond verhaal bij over de belevenissen van „Prins Wipneus en kabouter Pim" en om een lang verhaal kort te maken. In 1964 was er een oplage van 32.000, in 1965 van 72.000 in 1970 van 160.000, voor 1971 is het enorme getal van 200.000 genoteerd. Ter gelegenheid van de miljoenste „Wipneus en Pim" is er een speciaal jubileumnummer uitge komen. Het is in een wat ande re vorm dan het normale „poc ketboek" van de jeugd. Iets gro ter, iets luxer en iets duurder. Op het boekje staal A.B. van Wijckmade. En dat is niet al leen het synoniem van broeder Bruno in den beginnen voor de boekjes. Nee, dit betekent „alle broeders". Want nu broeder Bruno (zijn pseudoniem was een combina tie van zijn eigen naam met dat gedeelte van Maastricht waar hij als onderwijzer werkte) zet ten de broeders Alfred, Wi- chard, Josephus en nu Gregorio zijn werk voort. Uitgever Schenk „De omslagplaten en de tekenin gen in het boekje werken zo aanstekelijk dat zowel kinderen als volwassenen er heel snel naar grijpen. Ik heb dat wel ga degeslagen als ik in boekwinkels was", vertelt uitgever Schenk sr. Het is vooral in het begin niet zo gemakkelijk geweest voor hem als uitgever uit „Ka tholiek Maastricht" om zijn boekjes aan de man te brengen. Vooral in uitgesproken protes tantse streken was altijd de eer ste vraag „er zitten toch geen godsdienstige strekkingen in het boekje?" De heer Schenk kon altijd heel oprecht vertellen dat er in „ka- bouterland" geen godsdienst be stond. Wat hij natuurlijk -niet erbij hoefde te vertellen was dat de Broeders van de Beyart de auteurs waren, en de broe ders van Maastricht zijn toch wel zo onderwijsdeskundig dat ze genoeg hadden aan die be grippen om goed leesmateriaal voor kinderen van de lagere school te kunnen schrijven. Het niet mogelijk om het hele team dat verantwoordelijk is voor dit kinderboekensucces bij elkaar te krijgen. Broeder Bruno maakt een reis door Zuid-Amerika, de andere broe ders zijn verspreid over de aardbol, op de laatste auteur, broeder Gregorio na. Hij zit in het onderwijs in Amersfoort. Hij is bezig aan het 25ste deel dat dit jaar uitkwam. En het 26ste deel zit al een beetje in zijn hoofd. Dus de nabije toekomst is al weer verzekerd. „Een ding is jammer", vinden insiders zonder uitzondering, toen de re latie van de schrijvers met Maastricht nog intensiever was. Tom en Marie Ann De vredes- spuitbus In de I Tof Broom- Hilda ,1 i/\fSw5 IK 1 (OflT Y MEfBIEfev OM 1 JWE TCWITEN MET JE DE 3EEST VAN -H/5C"» 3 HET V V' FJê-fF r ÜEBFr PIE OOK At. ECN PAN? 1 jpratis monster STADSPOST APELDOORN eerrttf? dag van uitgifte first day of ia&ue gewoon omdat ze hier leefden en werkten, was vooral voor insi ders een grappig soort van „congregatie-kritiek" in deze boeken te vinden. Iemand die gewoon door bepaalde karakter eigenschappen vaak ernaast „kleunde" kon er zeker van zijn dat hij in de volgende afleve ring van „Wipneus en Pim" wel een rol toebedeeld kreeg. Voor de eerste maal zijn Nederlandse winnaars van gouden medailles op Olympische Spelen af gebeeld op postzegels, Echter geen postzegels van de PTT, maar van de Stadspost Apeldoorn. Afgebeeld zijn Bep van Klaveren, Fanny Blan- kers-Koen en Anton Geesink. De eerste exempla ren zijn gisteren overhandigd aan de eerste twee oud-spirters en aan een vertegenwoordiger van Anton Geesink die in het buitenland is. De uitrei king vond plaats in het wassenbeeldentheater van Madame Tussaud in Amsterdam, zodat al thans Geesinks wassen evenbeelfi aanwezig was. De serie bestaat uit vijf zegels: met bals afbeeldn Spyridon Louis die goud won op de marathon 1896, (15 ctBep van Klaveren (25 ct.), Fanr Blankers-Koen (35 ct.) Aton Geesink (40 ct.) het stadion in München (60 ct.). Een andere serie is gewijd aan de oude Olymp sche Spelen van 776 vóór Chr. tot 393 na hardlopers (15 ct.), discuswerper (25 ct.), worsH laars (35 ct.), vuistvechter (45 ct.) en wagenrff nen (55 ct.). De tarieven van de Apeldoorn! stadspost liggen 30 tot 40 procent lager dan PTT-tarieven voor vergelijkbare poststukken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1972 | | pagina 14