Joop Kerner stoomde het voor elkaar fjf. DE „STOMERIJ-KONING MET DE GELE KAART s 19) DONDERDAG 17 AUGUSTUS 1972 LEIDSE COURANT SCHOORL Joop Kerner is zijn naam. Hij maakte car rière. In Schoorl staat aan de Duinweg zijn witte land huis. In Hoorn staat aan het Breed zijn bedrijf. Met sto merij Krom is hij de groot ste in Noord-Holland. Stome rij Kerner komt voort uit de kleine Hoornse firma ..Stam Stoomt". Daar begont hij in 1954. Op het ogenblik behoort Kerner's stomerij tot de eer ste negen van Nederland. Sinds 1954 schreef hij enige opmerkelijke zaken op zijn conto. Hij begon met een uniek kaartensysteem, de gele kaart die de klanten voor de ramen moeten zet ten, zodat de ophaaldienst weet dat er iets te halen valt. Daarna zette hij vrou welijke chauffeurs op zijn bestelwagens. De nu 47-jarige Kerner groeide op in een streng hervormd gezin, dat in de Amsterdam se Van Woustraat woonde. Hij bezocht er de HBS en werd bij voortduring herin nerd aan de stelregel van zijn vader: „Niet praten, maar doen". Na de oorlog belandde 21-jarige Joop in Indonesië, waar hij bij het leger hoofd inkoop van de af deling Welfare werd. Hij leerde er met miljoenen om gaan. Na de diensttijd zette hij in Indonesië met zijn eni ge broer Cornelis een han dels- en ingenieursbureau op dat het jonge land hielp bij de opbouw. Niettemin hield hij er tonnen aan over. Ton nen, die bij zijn terugkeer naar Nederland door Soekar- no in beslag werden geno men. Zonder een rooie cent begon hij met zijn broer Cor nelis bij het bedrijf „Stam Stoomt". Het motief: ik wil de van niets iets opbouwen. Joop Kerner heeft thans zes tig man personeel in dienst. Ruim dertig meisjes bewer ken met de bekende geel zwarte auto's hun gebied. Hij wilde vroeger militair vlie ger worden. Dat idee kwam bij hem op in zijn schooltijd tijdens de oorlogsjaren. In de echte dienst baalde hij van zijn vroegere ideaal. Wel maakte hij in diezelfde dienst voortdurend plannen voor later. Voor hem stond het namelijk vast: „Ik moet in dit leven beslist iets berei ken". Joop slaagde en werd „stomerijkoning". Typerend voor het feit, dat hij nog steeds volop met zijn zaak bezig is, kan het volgende zijn. Bij Kerner thuis doet men, als er wat te stomen is, de bekende gele kaart voor de ramen. „Tja," zegt directeur Joop, „maar die kaart zó voor de ramen, is altijd weer een vorm van re clame". SCHOORL-HOORN Toen Stam stoom afblies, begon de jaartel ling van Joop Kerner. Stam zag het eerlijk gezegd niet meer zo zitten. Joop wel. Hoe hoger die berg vuile broeken, des te beter zijn luim. Joop begon met niets. Dat wél. Joop stak slechts zijn handen uit de mouwen. Of Joop veel sliep? Dat niet. In die som bere tijden van de vroege ja ren vijftig was het, dat het bed van Joop éénmaal in de twee maanden werd verschoond. Wat zou hij eigeinlijk ook met z'n 11 uur slaap in de week? Daar aan het Breed wenste Joop dat de dag 2S uur telde. Joop perste, repareerde, vouwde, streek: Joop zweette. Die verduivelde Joop toch. Verdiende hij daar tonnen in het na-oorlogse Indone sië. Werden daar z'n stuivertjes door die Soekarno ingepikt en hup daar begon Joop in het bij na gelikwideerde stomerijtje „Stam Stoomt" uit Hoorn Zoevend rijdt onder de groene wuivende bomen een donkerge kleurde Citroën ID. De auto slaat linksaf. Een groot wit landhuis duikt op vanuit het ge bladerte. Een man, in een op maat gesneden grijs pak, de grijzende haren gedistingeerd schuin zijwaarts, stapt uit en zegt: „Aangenaan, Kerner". Da's nou Joop. Die werd direc teur. Die zorgde voor een revo lutionair „kaartensysteem", waardoor dat vuile goed achter de deuren van aJ die Noord- en Zuidhollandse burgers gewoon bij Kerner gestoomd moet wor den. De geel-zwarte Volkswa genbusjes karren nu door heel de Randstad. Het bewijs van een stomerij-imperium dat hoort tot de negen grootste van het land. Mag meneer Kerner dan alsje blieft een landhuisje hebben? Een meneer was vader Cornelis «w ook. Hij stamde uit een ortho dox hervormd gezin. De hoed ging af voor meneer de notaris en reeds door het optrekken van vaders wenkbrauw begrepen zijn enige zonen Joop en Corne lis dat de pet ook de hoogte in moest. „Nee, mijn vader was niet makkelijk. Hij was niet scheutig ook. Hij was groothan delaar in fietsen. Een nieuwe heb ik nooit gekregen. Wél kreeg ik als eerste van de buurt een autoped op luchtbanden. Maar dat deed-ie om er recla me mee te maken. Dan ver- kocht-ie die dingen beter. Prate- rig was hij niet, hij deed alleen maar", herinnert 47-jarige Joop zich nu nog. Geen miljonair De mensen zeggen dat Joop bin nen is. Joop vindt zelf van niet. Hij is nog geen miljonair, zegt hij. Hij zucht eens, staat op, zet zijn goudkleurige en van een dunne rand voorziene leesbril op en loopt naar de bar in zijn werkkamer. Als hij vier ijsklonten in een glas „Coke" laat vallen, zegt hij: „Moet u nu eens goed luisteren. In Indonesië zat ik vier jaar in dienst. Vlak na de oorlog. Ik zwaaide in 1950 af. Toen begon ik daar een handels- en inge nieursbureau. Dat verdiende lekker. U mag best weten, ik hield een paar ton over. Toen kwam onze vriend Soekarno en die legde beslag op de centen. Lumina, m'n vrouw, m'n eerste kind en ik, gingen terug. We be gonnen in Hoorn. „Stam Stoomt" zat daar. Een noodlij dend zakie. We hadden geen cent. Met de eigenaar maakte ik de afspraak, dat hoe langer en hoe harder ik werkte, des te de zaak mijn eigendom zou worden. Het was werken, werken. Mijn broer Cornelis, acht jaar jonger, begon gelijk met mij. Hij hielp. Tien jaar la ter was Stam Stoomt" van ons. We werkten zeven dagen in de week. Mijn broer, Cornelis liep tien jaar terug nog met handen, die zwart ingevreten waren van het stoken met vetkool in een twee-vuurgangs-Lancashireke- tel. Ik ben zelf rugpatiënt door het machineonderhoud, wat ik tien jaar terug elke zaterdag en zondagmiddag deed. Mogen wij dan alsjeblieft de rente van ons werk nu opstrijken?" Valse Ausweise maakte hij in de oorlog. Voor Joden, die van de vergassing gered moesten wor den. Verraad dreigde. Joop, hij zal toen twintig geweest zijn, moest vluchten. Met een groep je jonge knapen werd een over haaste tocht op touw gezet naar Overijssel. Hij werd gepakt. Kamp Amersfoort, het jaar '45 had toen net de eerste prilte overwonnen, was het resultaat. „Angst heb ik nooit gekend. Nu niet. Nooit. Net als ijn vader. Die berekende altijd de dingen. wist de consequenties. Ik het risico. Uit het concentratie kamp. Amersfoort ontvluchtte ik niet. Als ze je zouden pakken was het met je gebeurd. Ik was niet bang, maar vond het risico te groot. Scheerstaven Niet bang dus. Die van vader Cornelis geërfde eigenschap ma nifesteerde zich ook in de perio de Indonesië. De tijd waarin „stomen-Jopie" in wording, de j afdeling „inkoop" beheerde. Hij 1 had er tonnen kunnen verdienen aan steekpenningen. „Ik kocht bijvoorbeeld een half miljoen staven scheerzeep in. Als je dan een bepaalde firma de levering gaf, dan kon je twee cent per staaf in je zak steken. Ik heb altijd verdomd dat te doen. Waarom? Wél, dacht je dat ik de jongens, gewone soldaten uit hun smalle knip, meer zou laten betalen? Kom nou". Veel vrienden had hij. Op de HBS was hij de voorzitter van de schoolvereniging. Hij werd ge kozen in de vierde klas. „Die Kerner moeten we hebben, want hij is de enige die wat bereikt bij de dirk", was het motief. Dat waren de jaren in de oor log. waarin Joop vrij luchtig door het leven fladderde. Op dansles moesten de meisjes niets van hem hebben. Ik moest naar dansles. Dat hoor de bij de opvoeding. Als ik na uitleg van de leraar op de meis jes afging, dan moesten ze op eens naar het toilet. Ik kon na melijk geen maat houden. Ik trapte hun schoenen stuk". Inmiddels moest rijwielhandelaar Cornelis Kerner (door de oorlog gedwongen) overschakelen op een andere branche. Rubber was er niet meer. fietsen wer den gevorderd door de bezetter. Daarom heeft directeur Joop van nu nog steeds een grenzelo ze bewondering voor vader Cor nelis van toen: „We hadden nooit honger. Goed, we kwamen niet uit 'n arm gezin. Maar hij moest toch maar even over schakelen. Nooit zal ik vergeten hoe de „ouwe" een grote partij Belgische kasseien kocht van een vent, die er lelijk mee in zijn maag zat. Je weet wel, van die kinderhoofdjes. Nou, hij stapte glashard op de Bijenkorf af en hij wist ze van de hand te doen als dekseldrukkers bij bruine Keulse potten, die toen door de Bijenkorf werden ver kocht". Die daad is altijd bij Joop blijven hangen. '-V- Elke week produceert de stomerij van Kerner 8000 schone panta lons, 4000 reine kolberts, 2000 vlekkeloze japonen en duizenden regenjassen, mantels, gordijnen en tapijten. Van dinsdag tot en met donderdag wordt er op top snelheid gewerkt. Drie dagen in de week. Waar blijven de ande re twee? Kerner: „Ons principe is steeds geweest: „Zo gehaald, zo weer terug". Dat is ons grote succes geweest. Het systeem betekent wel dat je de maandag kwijt bent. Het goed wordt op die dag door onze meisjes in de wagens opgehaald, 's Avonds komt het binnen. Dinsdag begin je er aan. Donderdags komt het laat ste goed binnen. Vrijdags moet alles weg. Dat betekent dat je op donderdagavond een leeg be drijf moet hebben". „Stam Stoomt" had steeds 33 „aanneemadressen" gehad. Daar werd het goed verzameld. De depothouders kregen daar voor een hoge vergoeding Joop stopte met hen. Nieuwe bezems vegen schoon. Wat toen. Daar was dan het dilemma. Het be slissende moment was aange broken. Werd het Joop huilt, of Joop lacht?. Het systeem Het werd Joop lacht. De in ge bruik zijnde „billenwarmers" (hoge bestelbakfietsen) werden uit de roulatie genomen. Wa- Joop Kerner voor zijn landhuis in Schoorl. gens werden aangeschaft. Wat daarmee te doen? Langs de hui zen leuren en vragen: „Heeft u misschien nog iets te stomen?" Het antwoord op die vraag moet Joop Kerner, het was inmiddels 1964 eens op een goede dag luid keels door de fabriek ge schreeuwd hebben: „Ik wil ver domme van de colportage af". Toen was daar het idee: het kaartensysteem. Kerner: „Ineens had ik het. Hoe kwam ik erbij. Dat zat zo. Die colportage vond ik denigrerend j voor onze mensen. Voor de klant was het lastig. Ik dacht 1 toen: „Joop jongen, er moet iets zijn waardoor de klant ons kan roepen. Nou, een keihard gegeven was, dat in die tijd van de mensen er nog geen 15 te lefoon had. Dus het moest ge woon een kaart worden. Die konden ze voor de ramen zet ten. Onze wagens reden dan door de straat. Men zag de kaart en stopte. Het succes was daverend. Het ging zo goed, dat ons gebied, dat toch al aan het uitbreiden was, veel en veel groter werd. Door onze concur renten werden we meteen na geaapt. Daarom heb ik ook steeds op iets nieuws gegokt. Gewoon om in the picture te blijven". Kerner dacht, Kerner deed. Hij zette jonge fleurige chauffeuses op de wagens. Diezelfde wagens liet hij in de kleuren Geel/zwart verven („die kleurencombinatie, dat is een wetenschappelijk ge geven, is het beste van veraf te zien"). Zijn omzet werd groter, zijn klantenkring ook. In 1968 kwam Kerner in 166 Noordhol landse plaatsen. 54 Zuidholland se, een aantal in Utrecht en het gebied tussen de Betuwe en de Belgische grens. Kerner werd een grote in Nederland. Vanwaar die gedrevenheid? „Het is die enorme agressie die in me huist. Ik wilde wat bereiken. Daarom ging ik er in die begin tijd zo hard tegenaan. Als je dan verder komt, wordt het een uitdaging. Je wilt meer. Je wilt groter". Bereikte hij nooit het punt dat „voldoende heet? Nee, want je hebt nooit genoeg. Ik accepteer hier in dit land de hoge belas tingen niet. Die werken met lage inkomens oneerlijk. Stel, je hebt twee mensen die 188,- verdienen. De een Iaat het zo, de ander gaat in z'n vrije tijd patates verkopen. Dan gaat van die extra verdiensten een stoot extra belasting af. Daar haal je het initiatief, de lust om te wer ken mee weg. Het is wel een verschil of je 50 mille of 5 ton per jaar opmaakt. Vindt Kerner dat verschil ge rechtvaardigd? Wat zegt hij op de kreet: „Ah man, jij bent een kapitalist? ehhhh dat moet je genuan ceerd zien. Ik leef in een land huis etc. Maar daar heb ik kei- Een van de vele chauffeuses von stomerij Kerner, zoals zijn in de geel-zwart geblokte wagens door de Randstad rijden, speu rend naar de gele kaart. hard voor gewerkt. Daar heb ik risico's voor genomen en daar heb ik zorgen voor gehad. Ik praat hierover veel met mijn kinderen, twee meisjes en een jongen, want die horen deze din gen ook vaak. De sterkste Voor mij blijft steeds voorop staan: De „wet van de jungle. Gewoon het „recht van de sterkste". In de natuur heb je toch ook dat er twee vogeltjes zijn, die meer voer naar binnen krijgen dan de rest? De sterkste wint. Nu maak ik nog onder scheid tussen twee soorten rij ken. Degenen, die er hard voor gewerkt hebben en degenen die een fortuin van vader in de schoot geworpen krijgen. Spelen ze de play-boy don veroordeel ik dat. Gaan ze door met inves teren, don juich ik dat toe. Ten slotte scheppen ze dan ook nog werkgelegenheid, niet waar?" En dan nog over de junglewet: „Met eerlijke middelen zal ik al tijd proberen mijn concurrentie de das om te doen. Dan vernietigt u daar de werkge legenheid. Bovendien: is het no dig dat er zoveel in produktie gegroeid moet worden? Moet de produktie wel omhoog? Is in deze tijden van milieuvervuiling niet matiging gewenst? „Ik kom dan altijd weer terug op het recht van de sterkste. Dat is nu eenmaal één uitgangspunt. Dat heb je of dat heb je niet. Je wilt groter. Als ik 25 fabrieken kon krijgen, dan zei ik niet nee. En over die vervuiling: ik maak alleen maar schoon, dus... En het mooie is dot ik geen water ge bruik. maar blanke spiritus. Via een speciaal procédé win ik die spiritus steeds opnieuw terug. Mijn bedrijf vervuilt niet. Daar naast ben ik inderdaad voor matiging. Het is goed oppassen geblazen. Thuis hebben we één auto. Dit is voor mij een onmis baar gebruiksvoorwerp. Mijn zoon en mijn vrouw zouden best een wagen kunnen gebrui ken. Echt noodzakelijk is dat niet. Welnu, dan moet je ook maar één wagen gebruiken. Dat is genoeg". Rustig pratend steekt directeur Kerner zijn zoveelste sigoret van die middag op. Hij verhaalt van zijn voorzitterschap van de Bergense sportraad, van zijn hobby: de paardesport en van de veldenncod van de voetbal club Bergen. Joop Kerner heeft daar nu dc tijd voor gekregen. ANDRé NABER

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1972 | | pagina 11