schoonmaak
in vuil
Amsterdam
Grote
hou me mooi
Houd
een 'Oog
in het
I *v,-/
f v*.
■*'2
Met man en macht aan de schoonmaak
AMSTERDAM „Hij die de boomen
staande op de Vesten, quest, scil-
let of scoffeert wordt gevonnisd door
het verlies van de rechterhand of 20
L boete". Zo was dat vroeger in Am
sterdam, blijkens een keur van Mij
ne Heeren van de Gereghte, geda
teerd 12 april 1454. Het afhakken van
handen is inmiddels uit de mode ge
raakt. Daarom hakt het gemeentebe
stuur deze zomer op de burgerij in
met het motto „Amsterdam- hou me
mooi".
De stadsreiniging kan het niet meer bijbe
nen dat is duidelijk. Een tiental jaren
geleden speelde deze dienst nog quitte. Nu
staat hij met een uitzichtloos tekort van 35
miljoen bij de gemeentebegroting voor 1972
in het krijt. Men doet wat men kan. Hon
derd huisvuilauto's halen dagelijks 1200 ton
huisvuil op. 300 straatvegers bezemen jaar
lijks 200.000 kubieke meter afval bij elkaar.
De vuilverbrandingsinrichting verwerkt per
jaar 400.000 ton rommel genoeg om een
lap grond van 20 hectaren te bedekken met
een 10 meter dikke laag. Een vloot van
tien drijfvuilschuiten vist jaarlijks uit de
grachten 30.000 kubieke meter troep. Maar
men redt het er niet mee.
In Amsterdam die mooie stad is het een
bende. Vooral de beruchte, goedkoop in el
kaar gesmeten wijken uit de negentide
eeuw waar het verval woekert, vervuilen in
angstwekkend tempo. Maar ook in een re
latief sjieke buitenwijk als Buitenveldert
ziet men het verschijnsel hand over hand
toenemen. En een tuinstad als Geuzeveld,
waarvan kinderen zich nog herinneren met
hoeveel fanfare hij in gebruik is genomen,
maakt zo'n belabberde indruk dat hij al
wordt aangeduid als de Jordaan van de
toekomst. Wat in de veelbezongen grachten
ronddobbert, is catastrofaal voor de eetlust.
De trottoirs glibberen van de hondeuit
werpselen.
Amsterdam is altijd de meest intensief ge
bruikte stad van Nederland geweest, met
een sterke neiging tot explosie. En eerlijk
is eerlijk de gemeent. overheid heeft zich
altijd uitgesloofd om zijn benauwde veste
leefbaar te houden. Burgemeesteren en de
vroedschap hadden er alles voor over om
de burgerij te vergasten op „soete lucht,
cieraad en plaisanterie. Kenschetsend is de
aanleg van de zogenaamde Nieuwe Planta
ge in de zeventiende eeuw een groots en
gedurfd initiatief voor die tijd, want ner-
Ook hel Vondelpark heef! zijn „Anpikkerateurs" hard nodig
gens in Europa bestond nog binnen de om
muring van een stad een dergelijke grote
groenteaanleg.
Terecht kon Melchior Fokkens in 1662 dich
ten:
De stadt is deur en deur bepronkt met
groene linden.
Waar zal men zulk een Stadt nog in de We-
relt vinden?
En nu moet het gemeentebestuur in naam
van al dat stedeschoon zijn burgerij sme
ken „Amsterdam - hou me mooi". Het is
een campagne van onbeperkte duur die be
geleid wordt mot advertenties, affiches, re
clame in tram en bus, een bioscoopfilmpje,
stickers en vlaggetjes.
De aktie wil niet alleen de vervuiling be
strijden, maar ook afrekenen met het idee
dat de vervuiling van een grote stad een
onoplosbaar probleem is. Men wil iedereen
zich ervan bewust maken dat hij bijdraagt
aan de vervuiling het kleine propje pa
pier, het lege sigarettenpakje, het tram
kaartje, maar ook de niet dichtgebonden
zak huisvuil, een losse stapel kranten, hon-
devuil.
Allemaal kleinigheden die tesamen een ver
vuild stadsbeeld veroorzaken dat door gro
te financiële offers en dagelijkse inspan
ning van de stadsreiniging moet worden ge
corrigeerd en niet langer kan worden
gecorrigeerd. Elke extra inspanning van de
gemeentelijke overheid is gedoemd zonder
«resultaat te blijven als niet de bevolking
zelf een aktief en passief aandeel neemt in
de bestrijding van de vervuiling. Passief
door eenvoudig na te laten meer vuil op
onregelmatige wijze in het woonmilieu te
brengen en aktief door bewustwording en
eigen initiatief.
Het college van Burgemeester en Wethou
ders heeft het probleem voorgelegd aan het
overlegorgaan van wijkvoorzitters. Aanvan
kelijk schoot dit bij de burgerij in het ver
keerde keelgat. Men kreeg de indruk dat
de gemeente bezig was zijn moeilijkheden
als het ware bij de wijkbevolking uit te be-
ttSjfr«éeÊhmt Ét
amsterdam
steden. Niets was minder waar. Maar dr
praktijk toonde doodeenvoudig aan dat elkf
nieuwe inspanning van overheidswege in ij
huidige cirkelgang ook nieuwe vervuiliw
kan opleveren, afgezien nog van de onhaa'
bare en zinloze financiële offers.
Gelukkig voor Amsterdam is het niet bi
een gedachtenwisseling vol misverstand»
gebleven. De laatste tijd worden vanuit d
buurten steeds meer initiatieven genome1,
om het eigen milieu te reinigen en daarb
de bevolking te mobiliseren. Recente voort
beelden zijn de Kinkerbuurt en de Czaa
Peterbuurt volkswijken met zeer aktief
aktiecomité's, maar ook het betrekkelifl
deftige Buitenveldert, wel ,,De Zilverkust!
genoemd.
Via het gemeentelijke bureau Bestuurscot
tacten en de directie van de Stadsreiniging
komt uitgebreid overleg op gang om in gi
meenschappelijke inspanning van bevolkiq
en overheid de verontreiniging te lijf
gaan. Elke aktie, in welke wijk of buit
ook, krijgt desgevraagd gemeentelijl
steun in de vorm van groot materief
mankracht en zo nodig geld. Gehoopt won
dat het aantal lokale initiatieven zal toen
men en uiteindelijk zal resulteren in de g
dachte bij de bevolking dat het bestrijdt,
van de stadsvervuiling mede zijn zaak is.
„Amsterdam - hou me mooi" is zoals g
zegd geen tijdelijke campagne. Hij hee1
een permanente opzet totdat de burgi
bewust is gemaakt van zijn eigen verait
woordelijkheid en de beoogde mentaliteit!
verandering een feit is.
PIET SNOERE1
LAREN Driehonderd
jaar geschiedenis
pleziervaart in Nederland
staan momenteel uitge
stald in het Singermu-
seum te Laren. Een ver
kwikkend? expositie voor
hete vakantiedagen: een
itnodiging tot leerzame
tijdspassering in verregen
de uren. „Oog in 't Zeil"
heet de tentoonstelling
niet geheel onaardige
woordspeling die tevens
aangeeft welk euvel het
gebo dene aankleeft. Ple-
ziervaart anno 1972 is een
begrip. Het motor
jacht van Cornells Verol-
>alt er evenzeer onder
uls het vletje van de zon-
dagsvisscr. Kaagkruisers
horen erbij, maar ook
Achtergrachtkruisers,
zoals de zelfgebouwde mo
torbootjes heten, waar de I
geraniums bloeien voor de
patrijspoorten,
e Koninklijke familie
If heefi indertijd de I
stoot tot de gemotoriseer- j
de pleziervaart gegeven
door zich de Piet Hein ca- j
deau te laten doen. Dit
brokje geschiedenis nu j
dat steeds grotere vormen
aanneemt ontbreekt to
taal in het Larense Sin-
yermusevm. De expositie
Het doet dat voortreffelijk
het zij gezegd. De leekj
ziet in kort, maar boeiend
bestek de ontwikkeling
uitgelegd van het balsa
vlot der Zuidamerikaanse
inboorlingen die als voor
loper van het moderne i
middenzwaard een plank
rechtstandig neerlieten,
lot de Second Life van
Gerard Dijkstra met zijn
gebroken mast. Tussen
haakjes, ondanks de ge
motoriseerde Piet Hein is
de Koninklijke familie I
Roerknoppen
toch vertegenwoordigd
met „De Groene Draeck"
zijnde de prachtige Lem-
steraak waarop Beatrix.
Claus en kroost zich nu en
I dan van Muiden naar
Muiden verplaatsen.
Spelevaren met behulp
van het zeil... Ir. J. J.
Loeff die het voorwoord
bij de fraaie catalogus
van de expositie heeft ge
schreven. weet er alles
an. Deskundiger dan hij
j echter nog is Ernst Crone
j geweest die in 1925 een
boekwerk het licht liet
zien dat getiteld is Blad
zijden uit de geschiedenis
der jachthavens en van de
zeilsport te Amsterdam.
I ..Het mag wetenswaardig
zijn dat Nederland de ta
lenschat van praktisch
alle naties ter wereld
heeft verrijkt met het
woord .jacht" (afgeleid
van jaghen, slaande op al
les wat snel is) veel
leuker is de manier waar
op deze Ernst Crone de
geboorte en kinderschoe
nen van de pleziervaart in
Nederland beschrijft.
Fraai voorbeeld van een Statejacht
den", doceert Crone, „wa
ren oorspronkelijk zeker
niet voor pleziervaren be
stemd. het waren kleine
snelle schepen die een
deel vormden van de oor
logsvloten. Men spreekt in
dit verband wel van ad
viesjachten. Ze brachten
berichten over en zullen
ook gebiuikt zijn voor het
vervoeren van personen.
Ook waren deze jachten
met feanons bewapend".
Maar langzaam ontstond
er tussen het gebruik van
jachten voor oorlogsdoel
einden en voor plezierva
ren een overgang. Deze
ontwikkeling leverde de
l ekende statenjachten op
ten nutte van stadsbe
stuurderen, bewindvoer
ders van de Oostindische
Compagnie en dergelijke
belangrijke persoonlijkhe
den of colleges. „In die
tijd", aldus nog steeds
Crone, „het begin van de
!7de eeuw, moeten ook de
speeljachten ontstaan zijn
die zoals de naam aan
duidt, echt voor het ple
ziervaren bestemd wa-
De tentoonstelling in het
Singermuseum laat aan
de hand van tekeningen
en schilderijen duidelijk
zien dat ze bestemd wa
ren voor belangrijke in
stellingen en voor welge
liefden. „Ze waren rijk
met beeldhouwwerk en
verguldsel versierd",
prijst Ir. Loeff in de cata
logus. „Het sterk ontwik-
helde gevoel voor schoon
heid, vaak uiterlijke sier,
I uit onze gouden eeuw
kwam ook hier tot uit-
drukking. Overigens zul
len er in die tijd zeker
i ook minder belangrijke
I lieden zijn geweest die
zeilen voor plezier hebben
beoefend.
Het is ondenkbaar bij
voorbeeld dat in Fries
land, dat zo voor vervoer
op het water was aange
wezen. niet ook voor ple
zier werd gevaren en in
de Zaanstreek en de om
geving van Amsterdam
:al het niet anders zijn
geweest. Dat in de loop
van de 17de eeuw ook
jachten met minder allure
in gebruik kwamen, blijkt
duidelijk op het schilderij
van Abraham Storck van
het spiegelgevecht op het
IJ ter ere van het bezoek
van Czaar Peter de Grote
op 1 september 1697. Op
de voorgrond komen enige
jachten voor die zo te
zien, weinig verschillen
van de latere boeiers en
waaraan het paviljoen
met zijn vele versierselen
ontbreekt.
Terug naar Ernst Crone
en zijn kostelijke beschrij
ving van de jachthavens
in Amsterdam die als oud
ste ter wereld op dit ge
bied moeten worden be
schouwd „Ze waren opge
zet in dc geest der gil
den", lezen we. „Ieder
voor zich vormden de zei
lers een gilde, dat zoals dit
bij die instellingen behoor-
zijn voorlieden en
knecht had. En eveneens
naar oud Gildegebruik
moest men jaarlijks een
feest vieren met optocht
en maaitijd. In dit geval
werd natuurlijk die op
tocht te water gehouden,
en het feest gevierd onder
de naam van admiraal-
se hapzeilen of zeilen on
der admiraalschap in de
vorm van een ontmoeting
der vaartuigen uit de drie
jachthavens.
Door de 17de en 18de
eeuw en nog langer is dit
gebruik volgehouden. Zo
wel Amsterdam en Rotter
dam gingen toch aan de
spits en nergens in ons
land werd het feest met
zulk een luister gevierd en
nergens ook was de be
langstelling van de zijde
van de stadsgenoten zo
groot. Meestal op een za
terdag en zondag kwam
de hele vloot van boeiers,
lachten en andere vaartui-
ten bijeen. In drie afdelin
gen werden zij verdeeld
die zich schaarden onder
leiding van een admiraal,
een vice-admiraal en een
schout bij nacht, op wier
commando gezamenlijk
elerlei manoeuvres uitge-
oerd werden. Het spreekt
dat de Amstelboorden dan
bezaaid waren met be
langstellenden die genie
ten wilden van de gezelli
ge drukte op het water en
van de vaardige manoeu
vres der zeilers, maar
meer nog van het bonte
tafereel.
De jachten waren versierd
met kleurige vlaggen en
'ange winpels. En tot ver
boging van de feestvreug-
1:1e begroette men elkaar
met trompetgeschal en
tromgeroffel en werden er
I met kanonnetjes saluut
schoten gelost. Had de
Amstelvioot lang genoeg
gemanoeuvreerd en vro-
I lijk heen en weer gezeild,
I dan richtte men zich naar
I de vermeerde herberg het
Molentjewaar men het
„bij uitnemendheid ver-
makelijk vond".
Zoals veel andere zaken
ging de luister van de
Gouden Eeuw ook bij de
i Nederlandse zeiljachten
geleidelijk verloren. Er
l kwam een toestand van
j slilstand. van achteruit
gang. Binnenlandse one-
I nigheden, tanende handel
en industrie, corruptie en
moeilijkheden met andere
I landen waren een drempel
i voor de ontwikkeling van
Masfwortels
bloeiende zeilsport.
Citaat van de historicus
dr. Jan Romein: „In 1747
klaagde het smidsgilde
van Amsterdam over een
volstrekte neringloosheid
en een gans gebrek van
werk voor sommigen, het
klein binnenvaardersgild
ver verval van negotie
waardoor velen van de
ildebroeaers sobere we
duwen komen na te la-
En nu? „Niet alleen het
wedstrijdzeilen vertoont
een sterk oplopende lijn",
constateert ir. Loeff in
zijn voorwoord bij de ca
talogus", met het varen
van tochten binnen en bui
ten de duinen en het dag-
ijsvaren is het niet an
ders. De zeilsport beleeft
ven tijd van grote popula
riteit". Zo is het.
Wie zwalkt over het wa
ter, ziet het met eigen
ogen gebeuren. Wie land
rot is, kan naar het Sin
germuseum gaan. wil hij
het zien. Zelfs moderne
kunstenaars voelen zich
geïnspireerd door tafere
len als Passeren van 't
Statenjaght voorbij Isel-
monde" dat Van Antum in
!bl7 op paneel vastlegde.
Waarlijk: een tentoonstel
ling die er mag zijn.